1e etappe Drenthepad: Van Beilen naar Ruinen

1e etappe Drenthepad: Van Beilen naar Ruinen

Van Beilen naar Ruinen (officieel 21 km, maar 25 km gelopen)

22 – 3 – 2023

Omdat onze navigatie ons over Uffelte leidt, mogen mijn vrouw Saakje en ik weer eens ‘genieten’ van talloze drempels en verkeersremmende maatregelen. Ik blijf er bij dat we onszelf daarmee een brevet van onvermogen hebben gegeven. Ik kan er maar niet aan wennen. Het duurt dan ook wel driekwartier voor ik in Ruinen mijn auto op de Hinkenkamp neerzet en bij Saak in haar auto stap. Het is een ideale plaats, want het Drenthepad loopt op nog geen dertig meter van het parkeerplaatsje aan de Hinkenkamp. Daarna is het nog een dik kwartier rijden naar het NS-station in Beilen, waar we geconfronteerd worden met een fikse omleiding. We nemen dan ook het dorp in zijn volle lengte mee voor we bij het station zijn. Met verbazing overzie ik de enorme hoeveelheid fietsen die daar gestald zijn. Nooit geweten dat Beilen zo groot is en zo te zien een druk NS-station heeft. Als ik ben uitgestapt en mijn rugzak heb opgedaan, zwaai ik Saak uit die anderhalve kilometer verder in een buitenwijk de auto zal parkeren en waar we koffie zullen drinken. Wat dat laatste betreft moet ik dus nog even geduld hebben.

Was ik al verbaasd over de enorme hoeveelheid fietsen bij het station, die verbazing wordt nog overtroffen als ik daarna langs de Campina loop. Wat een enorm grote fabriek hebben ze hier neergezet. Maar liefst 600 mensen verdienen hier hun brood en Campina is dus voor Beilen (het dorp telt zo’n 10.000 inwoners) als bron van werkgelegenheid enorm belangrijk. Maar met die 600 medewerkers is het nog lang niet de grootste werkgever van Beilen, want dat is de GGZ Drenthe: Begin oktober 1922 werd het Gesticht Beileroord geopend, een psychiatrische inrichting voor de gezinsverpleging van krankzinnigen en zwakzinnigen uit de provincies Drenthe, Friesland en Groningen. Het is nu als GGZ Drenthe met maar liefst 3200 medewerkers ongetwijfeld de grootste werkgever in Beilen. Al zullen die niet zoals bij de Campina allemaal uit het dorp en de naaste omgeving komen.

Ik kan het niet laten om eenmaal weer thuis ook nog enige informatie over de geschiedenis van Beilen op te zoeken (met dank aan Wikipedia):

Uit onderzoek is gebleken dat ongeveer 20.000 jaar geleden rond Beilen al mensen woonden. In jaar 1139 wordt Beilen voor het eerst genoemd in een oorkonde (‘Bele’). Door ontginningen in de vorige eeuw werden geregeld resten van oude nederzettingen en begraafplaatsen gevonden.

In 1955 werd in Beilen een belangrijke archeologische vondst gedaan, een goudschat uit omstreeks 400, bestaande uit een armband, torques (hier worden waarschijnlijk alleen halsbanden bedoeld) en 22 Romeinse gouden munten, zogenaamde solidi. De vondst is in het Drents Museum in Assen te bezichtigen.

Op 8 augustus 1820 legde een brand een groot deel van Beilen in de as. Alleen de oude kerk is bewaard gebleven.

Begin december 1975 stond Beilen op z’n kop toen daar vlakbij (bij Wijster) een treinkaping plaats vond. Een gebeurtenis die in ons collectieve geheugen gegrift staat. In Beilen werd toen een beleidscentrum ingericht.

Maar dat laatste is al weer bijna vijftig jaar geleden. En om eerlijk te zijn heb ik er ook niet aan gedacht, toen ik bij het station uitstapte en met het Drenthepad begon.

Als ik de Campina achter me laat, loop ik al snel door de buitenwijken van Beilen en kom bij het Linthorst Homankanaal: Dit kanaal ligt tussen Beilen en Noordscheschut en verbindt de Beilervaart met de Hoogeveense Vaart. Het kanaal is geopend in 1926. In 1927, voeren er 1200 schepen door het kanaal. De aanleg van het kanaal vormde een belangrijke reden voor de vestiging van het vuilafvoerbedrijf, de VAM in Wijster. Jan Tijmens Linthorst Homan, Commissaris der Koningin van Drenthe van 1917-1931, speelde een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de Drentse waterhuishouding en de oprichting van de VAM. Waarvan acte.

Als ik langs het Linthorst Homankanaal loop, moet ik over een prachtige houten fiets-loopbrug (zie foto) die gemaakt is van meerdere lagen azobé. Hij is hier voor de ontsluiting van de nieuwste nieuwbouwwijk ‘de Nachtegael’’ en natuurlijk ook voor de verkeersveiligheid aangelegd over de drukke Domoweg (de Campina was vroeger de Domo).

Aardig is nog om te vermelden dat de nieuwe wijk is aangelegd ‘in de stijl van de dertiger jaren van de vorige eeuw’. Wat wel weer opvalt bij deze wijk is dat men weer (het is me al diverse malen opgevallen) een creatieveling de straatnamen heeft laten uitzoeken. Men namen als Kamperfoeliestraat, Bereklauwlaan en Distelbrink viert de originaliteit en vindingrijkheid weer hoogtij. Een naam als Kamperfoeliestraat vind je bijvoorbeeld in wel 100 dorpen en steden en de Bereklauw heeft zelfs helemaal geen historische context. De bereklauw werd pas in de 19e eeuw ingevoerd vanuit Azië en kwam hier vroeger echt niet op de Drentse heide voor. Een cultuurhistoricus had hier met een beetje studie naar oude veldnamen vast wat beters en origineler voor bedacht. Jullie moeten het mij maar niet kwalijk nemen, maar ik blijf zoiets raar vinden en excusez le mot ook een beetje onnozel. Maar goed ik loop hier niet om Beilen de les te lezen voor wat de straatnamen betreft, maar om te genieten van het Drenthepad.

Saak heeft haar auto geparkeerd in de Wilgenroosjelaan, vlakbij het Drenthepad. Ik zit dan ook binnen een minuut aan de koffie als ik haar auto zie. Daarna loopt ze een aantal kilometers met mij mee.

Vanaf de Wilgenroosjeslaan is het maar een paar honderd meter voor we lopend op een wandelpad de landerijen buiten Beilen induiken. Het is een pad dat door de plaatselijke bevolking druk gebruikt wordt om de hond uit te laten, te wandelen en om te ‘hardlopen’. Maar dat laatste is echt een pluri-interpretabel begrip ( voor meerdere uitleg vatbaar) merk ik daar. We komen namelijk een al wat oudere mevrouw tegen die het woord hardlopen echt een nieuwe dimensie geeft. Zij is duidelijk aan het ‘hard’-schuifelen. Maar als ik er iets over wil zeggen, word ik door Saak direct van repliek gediend: “Maar ze doet het wel.” En daar heb ik niet van terug.

We lopen over het Nachtegaalpad (tsjilp, tsjilp, ik word wat melig van die namen) en zien een informatiebordje over een dorpsommetje. Hierop wordt uitleg gegeven over de namen Terhorst en Smalbroek. In ieder geval is Terhorst een met kreupelhout begroeide hoogte en Smalbroek was een gehucht aan de straatweg van Beilen naar Ruinerwold. We lopen hier over de vroegere Marke: De marke, ook markegenootschap of boermarke genaamd, is een organisatievorm uit de middeleeuwen van een aantal “vrije boeren” die zich aaneensloten om op voet van gezamenlijkheid de gronden te benutten waarover ze van de grondeigenaar gebruiksrechten en onderhoudsplichten hadden gekregen, het markerecht of de markekeur. In 1859 werd de Marke verdeeld onder de markegenoten en werd het gezamenlijke gebruik opgeheven. Het zullen toen voor het grootste gedeelte woeste gronden zijn geweest, die allemaal in cultuur gebracht zijn. Nu heeft het gebied de namen Horstermaden en Ter Horsteresch.

Daarna komen we in een bosgebied, het Ter Horsterzand, dat overgaat in een prachtig heidegebied. Het is opvallend hoe prachtig de heide er hier nog bij staat (zie foto), met nauwelijks tot geen pijpenstrootje. Ook liggen hier diverse plassen, die door de overvloedige regen van de laatste tijd tot aan de rand gevuld zijn.

Vlak voor we bij de A28 zijn, krijgt Saak een telefoontje van een medewerker van natuurmonumenten. Ze heeft namelijk een boekje met wandelingen aangevraagd en dan word je een keer door Natuurmonumenten gebeld. Het wordt een lang gesprek, waarbij ik nauwelijks nog de kans krijg om afscheid te nemen. Met de telefoon aan het oor daalt Saak al pratend van het viaduct over de A28 af naar het weggetje Smalbroek dat daar parallel loopt met de snelweg. Ze heeft nauwelijks tijd om nog even te zwaaien. In ieder geval is het resultaat van het gesprek dat ze lid geworden is van Natuurmonumenten (we mogen het op elk moment opzeggen), zodat het gratis wandelboekje alsnog een duur boekje wordt.

Na het viaduct loop ik even door een bos, voor ik bij het Witte Veen kom. Ik bevind mij dan al in het Nationaal Park Dwingelderveld. Thuisgekomen wil ik wat informatie over het Witte Veen opzoeken, maar vind alleen maar dit: Het Witte Veen is een natuurgebied van circa 100 hectare in het grensgebied van de Nederlandse provincie Overijssel en Duitsland. Het is gelegen ten zuiden van Enschede in het oosten van de gemeente Haaksbergen. Kortom het Witte Veen van het Dwingelderveld is duidelijk ondergeschikt aan het smokkelgebied het Witte Veen bij Hoksebargen (Haaksbergen). Neemt niet weg dat het er mooi is, maar op 22 maart ook erg nat. Op het pad zie ik een auto van de firma Netjes uit Kampen, die met een ronkende reclametekst op hun website hier het bosonderhoud doet. Vanuit onze thuisbasis in Kampen alweer 40 jaar uw betrouwbare, duidelijke en oerdegelijke partner bij groen-, grond- en waterwerken. Bestaande klanten en opdrachtgevers definiëren ons als: jong en energiek, innovatief, positieve instelling en klaar voor de toekomst. Daar konden ze natuurlijk bij Natuurmonumenten (die bezitten het Dwingelderveld) niet omheen.

Om kwart voor elf begint het te regenen en om eerlijk te zijn had ik de regen pas ’s middags verwacht. Het een beetje een miezerig buitje: te weinig om kletsnat te worden en te veel om het helemaal droog te houden. Ik slalom ondertussen verder over een pad dat soms ‘versperd’ wordt door een stevige plas. Volgens mijn boekje moet ik ’steeds het hoofdpad volgen tot aan slagboom/driesprong’. M.a.w. (denk ik), zoek het maar uit. Als het ‘hoofdpad’ afbuigt en op een fietspad uitkomt, kan ik eindelijk weer eens stevig doorwandelen. En dat heb ik geweten. Stom natuurlijk, maar ik had toen even mijn boekje moeten raadplegen. Want daar staat keurig netjes omschreven: ‘Linksaf naar fietspad . Meteen na Zandveen (=ven) rechtsaf. Brede zandweg volgen tot asfaltweg’. Omdat ik in mijn enthousiasme al een kilometer over het fietspad heb gelopen, begin ik toch argwaan te krijgen. Ik had ergens rechtsaf gemoeten en dat doe ik dan maar alsnog. Het is een wandelpad met vlonders dat mij echter niet naar de asfaltweg brengt. Omdat ik nu totaal de weg kwijt ben, raadpleeg ik Google Maps, die mij vertelt dat ik mij steeds verder verwijder van Ruinen, het eindpunt van mijn wandeling vandaag. Na een alleraardigste tocht over een vlonderpad kom ik uit bij een Boslounche (staat op de gevel),die gesloten is. Zelfs met Google Maps kom ik er niet uit en dus vraag ik een echtpaar dat daar aan een wandeling begint of zij weten waar ik mij bevind. Na een lange bestudering van het kaartje in mijn wandelboekje weet het uitermate vriendelijke Duitse echtpaar (wir sind hier nicht so bekannt) mij in ieder geval te vertellen dat ik vlakbij Spier ben. Ik ben dus echt totaal de verkeerde kant op gelopen: in plaats van naar het westen naar het oosten. Hoewel mijn gevoel mij zegt dat ik daarna weer de verkeerde kant op loop, zegt mijn verstand dat het zo goed moet komen en dus loop ik een anderhalve kilometer langs een vrij drukke weg, de Spieregerweg. Regelmatig moet ik de berm in als mij een dikke vrachtauto tegemoet komt en er van achteren auto’s aan komen. Nee echt plezierig verloopt dit stukje wandeling niet en de opluchting is dan ook groot als ik bij het punt kom waar het Drenthepad deze drukke weg kruist. Hè, hè ik zie eindelijk weer een geel-rood bordje en zit weer op de route. Het heeft mij bijna een uur gekost, maar ik ben er weer. Als ik niet lang daarna een bankje op een heuvel zie staan, permiteer ik mij mijn warme chocolademelk en neem ik een broodje. Gelukkig is de bewijzering hier verder prima en zo kom ik zonder verdere omwegen langs de schaapskooi in het gebied Achter ’t Zand. Hier houdt men Drentse heideschapen, die het heidegebied begrazen waardoor het geen bos wordt. Ook worden daar runderen voor ingezet. Wat opvalt is dat ook de ooien hoorns hebben al zijn die niet zo groot als die van de rammen. Later geeft een bordje op de heide aan dat men ook mechanisch de heide in stand probeert te houden, met maaien chopperen of plaggen. (Even opgezocht: Chopperen is het verwijderen van de vegetatie en een deel van de bovenste humuslaag. Het kan worden toegepast tot een humuslaag van 4 cm. Het is een maatregel tussen maaien en plaggen. De humuslaag wordt bij chopperen niet volledig verwijderd.)

Daarna maak ik een slingertje door een gebied met twee grafheuvels (opgebouwd uit plaggen), die hier tussen 1400 en 1200 voor Christus in de Bronstijd zijn aangelegd. Vroeger waren ze omringd met houten palen. Ook liggen er nog drie hogere heuvels. Die zijn daar in 1944 en ’45 door het Duitse leger aangelegd en waren manschappenverblijven. (Opmerking Karst: zijn me niet opgevallen.) Ook de twee grafheuvels zijn voor dat doel gebruikt, maar later weer zo goed mogelijk hersteld.

Ik loop verder om het Smitsveen, een pingoruïne die hier in de laatste ijstijd is ontstaan. ( Door een wel kwam er water omhoog. Dat bevroor. Omdat ijs een groter volume heeft dan water drukte het ijs de grond aan de kant. Zo ontstond er een ringvormige plas toen het ijs weer ontdooid was.)

Na nog even over een fietspad gelopen te hebben, kom ik op een zand c.q. modderpad. Aan het begin van het pad maak ik een foto waarop je goed kunt zien hoe hoog het water in de plas er naast staat. Hij stroomt bijna over. Het pad is maar liefst 5 kilometer straalrecht en loopt hier meer dan 3 kilometer door het heidegebied. In een omschrijving op internet staat het gebied als volgt omschreven: ‘Het Nationaal Park is het grootste aaneengesloten natte heidegebied van West-Europa. Er zijn maar liefst 2 schaapskudden met herder die de heide in conditie houden. In dit Nationaal Park kun je nog van een eindeloze, ongestoorde horizon genieten… ‘ En aan dat laatste is geen woord gelogen. Als je aan het begin van het pad staat, heb je echt het idee dat je op weg gaat naar de einder. Het is dan ook een indrukwekkend groot heidegebied, waar ik door het druilerige weer geen mens tegen kom. Ik waan mij even ‘alleen op de wereld’.

Na twee kilometer kom ik door een klein bosje dat wel heel erg overdreven de Benderse Berg genoemd wordt. (Ik schat in dat het hooguit een tweetal meters boven de rest uitsteekt, maar volgens de geleerden is dat wel 12 meter. Ik kan het er niet aan af zien.) In ieder geval stond hier tot voor kort een woning die door de schrijver Anne de Vries (bekend van het boek Bartje) tijdenlang als vakantiehuisje en jachthut werd gebruikt. Hier heeft hij waarschijnlijk inspiratie opgedaan voor zijn boek ‘De man in de jachthut’. Helaas is de woning in 2018 door brand verwoest.

Daarna is het nog een paar kilometer rechtdoor.

In het gehucht Benderse maak ik een foto van een wel heel luxe boomhut. Daar hebben ze werk aan gehad. En even later kom ik langs het informatiecentrum van Natuurmonumenten. Er is nu geen mens, maar het moet er zomers behoorlijk druk zijn.

Na een uur lopen over het rechte pad mag ik eindelijk linksaf en loop even later langs Landclub Ruinen, waar men langs het pad een aantal splinternieuwe vakantiehuizen heeft gebouwd, die zo te zien niet voor Jan met de Pet zijn gemaakt.

Daarna loop ik met een halve slag om molen de Zaandplatte. De molen is oorspronkelijk van 1625 en stond eerst in het naburige Echten (in Drenthe dus). In 1964 verhuisde de stokoude molen naar deze plaats. In de nabijheid hiervan stond vroeger ook een molen die het tot 1878 heeft volgehouden. De huidige molen dankt zijn naam aan het oorspronkelijke stuk woeste grond waarop hij is geplaatst en dat de Zaandplatte heet. Kijk, zo mag ik het wat de naamgeving betreft graag zien. Hier is tenminste over nagedacht.

Daarna duurt het nog wel even voor ik het dorp Ruinen in loop. Hoewel het niet in de route ligt, maak ik nog even een ommetje op de Brink. Zodoende kom ik ook langs het beeld van Lammechien (de zuster van Bartje) en het beeld Bram de Ram. Aardig is nog om te vertellen dat Ruinen al in de 12e eeuw is ontstaan nadat er een benedictijnenklooster en een Mariakapel (de kerk) werden gebouwd. Later werd dit klooster verplaats, maar de kerk en Ruinen bleven op hun huidige plaats bestaan.

Na mijn rondje om de Brink is het nog 1 kilometer lopen voor ik bij de auto op de Hinkenkamp ben. Daar valt het me op dat ondanks die miezerregen mijn broek nauwelijks nat aanvoelt. En dat is ook wel zo prettig. Op naar Oldeberkoop en de volgende keer richting Holtingerveld.

Geef gerust je reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Back to Top