20 km volgens het boekje, 23 km in de praktijk 4 – 8 – 2023
Waarschuwing vooraf. Dit is het langste verhaal dat ik over het Drenthepad heb geschreven. Het eerste gedeelte gaat namelijk uitgebreid in op Kamp Westerbork. Ik was daar nog nooit geweest en besteed er daarom uitgebreid aandacht aan. Mensen die er geweest zijn en het verhaal kennen kunnen dat gedeelte overslaan als ze willen. Ook de fotoserie is daardoor wat langer dan normaal.
Omdat dit de laatste etappe van het Drenthepad is en we na afloop in Beilen wat willen eten, nemen we deze morgen rustig de tijd om naar de parkeerplaats van het voormalige Kamp Westerbork te rijden. Deze ligt op een paar kilometer van het voormalige kamp. Omdat ik mede door een route wijziging dit voormalige kamp tijdens de vorige etappe gemist heb en ik er toch graag nog even wil kijken, hebben we voor vandaag de elektrische vouwfietsen meegenomen. Je kunt er met de auto namelijk niet komen. En vijf kilometer heen en weer lopen, daar heb ik geen zin in. En dus fietsen we om even voor half elf, na de gebruikelijke koffie, ‘tuike, tuike’ (kalm aan) naar het kamp. Maar voor ik mijn eigen indruk weergeef, eerst even wat achtergrond informatie:
Ik citeer: Het kamp werd al voor de Duitse bezetting gebouwd, in opdracht van de Nederlandse regering. Zeker na de Kristallnacht van 9 november 1938 was een grote stroom vluchtelingen op gang gekomen. In Nederland zat men niet te wachten op die vluchtelingen. Vaak stuurden grensposten hen terug naar het land van herkomst. En in 1938 werden zeshonderd extra grenswachten aangesteld om illegale Joodse vluchtelingen bij de grens tegen te houden.
Zorg aan de vluchtelingen die het land eenmaal binnen waren gekomen, verleende de regering nauwelijks. De steun die de uitgeweken Joden kregen, kwam vooral via particuliere initiatieven. Tot het begin van de oorlog werden in totaal uiteindelijk toch zo’n 10.000 Duitse vluchtelingen toegelaten.
De regering besloot een centraal kamp te laten bouwen voor deze vluchtelingen. Het oog viel aanvankelijk op een terrein rond Elspeet op de Veluwe, maar vanwege protesten kwam dat kamp er niet. Met name het protest van koningin Wilhelmina woog zwaar. De vorstin zat niet te wachten op een kamp zo vlakbij Paleis Het Loo in Apeldoorn. Dus werd het Westerbork.
Bekend is dat het tijdens de Tweede wereldoorlog als Durchgangslager werd gebruikt door de Duitsers. Ruim 107.000 joden en 245 Roma werden vanuit dit kamp gedeporteerd naar de concentratie- en vernietigingskampen. Zo’n 300 mensen hebben weten te ontvluchten en 850 mensen werden op 12 april door de Canadezen bevrijd.
Na de oorlog gebruikte de Nederlandse regering het kamp enkele jaren om NSB‘ers en andere collaborateurs te huisvesten. Dit levert een vreemde situatie op. Als de eerste NSB´ers naar het kamp gebracht worden zitten daar nog enkele honderden Joden vast (i.v.m. de verspreiding van besmettelijke ziektes is het argument). Een aantal van hen wordt in die eerste bevrijdingsmaanden ingezet bij de bewaking van de geïnterneerden.
Begin jaren vijftig werd Westerbork een repatriëringskamp voor Indische Nederlanders en vanaf 1951 werden er gedemobiliseerde KNIL-militairen van Zuid-Molukse afkomst opgevangen. Dit duurt tot 1970. Tot zover de achtergrondinformatie.
Ja, ik schaam mij wel een beetje dat ik dit voormalige ‘Durchgansgslager’, nog nooit bezocht heb, terwijl er jaarlijks 200.000 bezoekers komen. Wel ben ik ooit in het herinneringscentrum geweest. Daar moeten we nodig ook weer eens naar toe.
De rit naar het Kamp is maar 2 kilometer, een ritje van nog geen 10 minuten. Een paar honderd meter voor het kamp wordt je geacht de fietsen te stallen en dat doen we braaf. Als we gaan lopen merken we dat bijna niemand braaf is en rustig tot aan de ingang doorfietst (wat overigens ook prima kan). Het was me op de fiets al opgevallen, maar langs de weg er naar toe staat om de 30 meter een paal met daarop een datum en het aantal mensen dat naar een van de vernietigingskampen is vertrokken. Dat zijn er met elkaar 107.000. Een opvallend monument met op elk deel (zie foto) de naam van het kamp ( Auschwitz – Birkenau, Theresienstadt, Bergen – Belsen, Mauthausen en Sobibor) het aantal gedeporteerden en het aantal slachtoffers (veel verschil in de aantallen zit er niet).
Bij de ingang valt het ingepakte huis van de kampcommandant Gemmiker op. Hij runde het kamp vanuit een verdeel en heers-politiek en gaf de mensen valse hoop door op het kamp voor orde en rust te zorgen. Ik kan niet geloven dat deze man niet heeft geweten wat er met de mensen gebeurde als zij op de plaats van bestemming aankwamen. Het is daarom ook bijna niet te geloven dat deze man maar 10 jaar gevangenisstraf heeft gekregen en daar maar 2 van heeft uitgezeten.
Nadat we om het huis zijn gelopen, komen we op het nu bijna lege kamp, waar tientallen barakken hebben gestaan om de duizenden joden, Sinti (ook wel Roma genoemd) en een aantal verzetsstrijders onderdak te bieden. Het herinnert mij eraan dat ik als kind op de kleuterschool in een van die barakken heb gezeten. Na de oorlog werden sommige namelijk afgebroken en verkocht. In 1950 kreeg Oldeberkoop zo een ‘nieuwe’ kleuterschool die op 6 januari 1951 officieel werd geopend.
In ieder geval is het kamp indrukwekkend door de twee treinwagons waar de mensen als vee mee werd vervoerd en de 102.000 stenen in de vorm van Nederland die alle slachtoffers symboliseren.. (De afbeelding hieronder is gemaakt met hulp van Google Earth. Op de grond zie je het niet.)

Maar ook het monument met de omhoog gebogen rails, de wachttoren bij het hek met twaalf lagen prikkeldraad, de vele foto’s en de verhalen, maken een diepe indruk. Ik kon het dan ook niet laten diverse foto’s van het Kamp aan de selectie toe te voegen.
Op de terugweg stop ik nog even bij een steen met daarop een J en een B en de datum 7 januari 1937. Er is op die datum een eik geplant ter ere van het huwelijk van Prins Bernard en Juliana. Het is bijna een anachronisme: Zoiets past eigenlijk niet in deze omgeving, al moet wel gezegd worden dat men in 1937 nog geen idee had van de latere geschiedenis.
Als we na anderhalf uur weer terug zijn bij ons busje besluiten we eerst wat te eten. Het is dan ook al kwart over twaalf voor ik de rugzak omdoe en op pad ga. Deze keer alleen, omdat Saak liever een wandeling over de heide maakt. Zij rijdt dan ook naar het voor ons onbekende Hijkerveld.
Na de parkeerplaats kom ik op een breed zandpad met om de dertig meter nog steeds die palen met bordjes waarop je kunt zien hoeveel mensen er op een bepaalde datum naar welk vernietigingskamp zijn vervoerd. Op eén van die palen staat ook nog een foto van een vrolijk meisje: Meta ten Brink. Zij was een van de 3006 mensen die op 1 juni 1943 naar Sobibor werden gedeporteerd en daar na een reis van 3 dagen op 4 juni werd vergast. Ik vloek even, omdat je door zo’n foto nog meer beseft hoe waanzinnig die jodenvervolging is geweest. Daarna word ik nog eenmaal door een bordje op één van die palen getriggerd. Op donderdag 9 maart 1944 gaan er namelijk 75 personen naar Vittel. En daar heb ik nog nooit van gehoord. Dus opgezocht: Vittel was een kamp in Frankrijk waar joden van buitenlandse nationaliteit heen werden gestuurd om eventueel te worden uitgewisseld tegen Duitse krijgsgevangenen. Er zaten vooral joden met Amerikaanse en Britse nationaliteit.
Na nog geen 2 km kom ik bij de spoorwegovergang bij Hooghalen en maak nog steeds onder de indruk van het kamp en al die palen een foto van het spoor richting Assen. En ik besef me: daar reden ook al die 102.000 mensen langs op weg naar de dood.
Daarna loop ik door Hooghalen, een voor veel mensen vrij onbekend dorp. En toch had dat anders kunnen zijn. Want het is mij nog steeds een raadsel waarom het kamp ‘Kamp Westerbork’ werd genoemd, terwijl Hooghalen beduidend dichter bij ligt. En ook in een ander opzicht kwam Hooghalen op de tweede plaats: Want toen men hier met Motorracen begon werd het circuit het circuit Assen – Hooghalen genoemd, terwijl het circuit vooral in Hooghalen lag. Kortom Hooghalen was gewoon niet groot genoeg om bekend c.q.. berucht te worden. Al zullen ze van dat laatste geen spijt hebben. Even een stukje geschiedenis van de TT:
De motorclub Assen en Omstreken spande zich in om Nederland zijn eerste motorrace op de weg te geven. Men vond een prachtig 28,4 km lang circuit, een wegendriehoek die Rolde, Borger en Schoonloo met elkaar verbond. Er kwamen 27 renners aan de start op de Brink in Rolde. Twee in de 250cc klasse, dertien in de 350cc en elf in de 500cc. Slechts vier renners kwamen over de finish.
De wegen, zoals zandwegen en onverharde bochten, zouden aangepast moeten worden. Het gemeentebestuur van Borger wilde daar evenwel geen medewerking aan verlenen. Daarom moest er naar een ander circuit uitgekeken worden. Een oplossing werd gevonden, toen men bij Assen een nieuw circuit ontdekte. De gemeenten Beilen en Assen wilden wel hun medewerking verlenen. Dit was de start van 23 jaar TT-historie van Hooghalen. Van 1926 tot 1954 werd er op het stratencircuit bij Hooghalen geracet. (Tijdens de oorlog vonden er geen races plaats.) Daarna kreeg men het huidige circuit.
Kijken we naar de geschiedenis van Hooghalen, dan is dat altijd een beetje een ondergeschoven kindje van Assen geweest. En dat ondanks het feit dat de eerste vermelding van het esdorp Haelen (nu Hoog- en Laaghalen) al in 1210 was en die van Assen pas van 1270.
Hooghalen kreeg in 1870 een station aan de nieuw aangelegde spoorlijn Meppel-Groningen, maar deze werd in de jaren 70 weer afgebroken. Ook werd de A28 dwars door Hooghalen en Laaghalen aangelegd recht op Assen aan. Met de cultuurhistorie werd kortom geen rekening gehouden.
Als ik Hooghalen verlaat kom ik over de A28 en loop daarna Laaghalen in. Het is meer een streek dan een dorp en op een paar aardige boerderijtjes na is er niet veel te zien. Hierna loop ik dwars door de akkers, kom langs het pad met de opvallende naam Piel-Padtie, passeer een enorm grote moderne boerderij en kom daarna bij een T-splitsing waar ik de naam Laaghalerveen zie staan. Niet lang daarna kom ik langs een bord met daarop: Hykerveld. Maar van onze rode bus nog geen spoor. En dan plotseling na zo’n 500 meter langs de weg die ook Laaghalerveen heet, doemt plotseling iets roods op tussen de bomen. Saak heeft de auto bij een ruime oprit geparkeerd en zit rustig op de klapstoel een boek te lezen. Ze schrikt er haast van als ik mij meld. “Ik hadde jow nog niet verwaacht,” zegt ze en haast zich in de bus om mij een beker melk in te schenken: heerlijk koele melk uit het koelkastje. Maar veel tijd gun ik mezelf niet en als Saak haar rugtas heeft omgedaan, gaan we samen het Hykerveld op. En dat is een verrassing. Want als we tussen de bomen door zijn, zien we een gigantisch groot heideveld liggen. Bijna zo ver als het oog reikt.
Citaat: Het Hijkerveld behoort tot de grootste heidevelden van Drenthe en ligt bij Hijken. Grote delen waren tot in de ijzertijd in gebruik als woongebied. De ijzertijdboeren maakten gebruik van kleine omwalde raatakkers, celtic fields genaamd. Overblijfselen van deze prehistorische akkers liggen op de heide. Ook grafheuvels en oude karrensporen wijzen op vroegere bewoning. Het gebied is daarna eeuwenlang alleen maar voor beweiding gebruikt. Een traditioneel gebruik dat door Het Drentse Landschap in ere is hersteld.
Het is er mooi. De heide bloeit al en het pad waar we op lopen oogt als een eeuwenoud karrespoor. Na een kleine kilometer komen we bij een fietspad en om eerlijk te zijn loopt dat een stuk beter dan zo’n oud karrenspoor met struikelgaten en andere oneffenheden. We zetten de pas er in, maar worden al na een paar honderd meter geconfronteerd met een routewijziging. Gaat de oude route verder over het fietspad, wij worden geacht weer een van die oude karrensporen te nemen. Toegegeven, je hebt daar geen last van fietsers en je bent wat meer verbonden met de geschiedenis, maar het lopen blijft vermoeiend op zo’n pad. Toch is het er prachtig en we lopen samen nog een kilometer over de heide voor ik afscheid van Saak neem. “Ik zwaaie wel as ik bi’j de paol komme mit ‘gewijzigde route’,” zegt ze. “Ik zal er op letten,” zeg ik en sla links af.
Ik loop prachtig tussen een paar plassen door en kom daarna vlakbij een grote plas met de naam Diependal. Daar heb je ook het natuurgebied Diependal. Vrolijk kwetterend komen mij hier drie dames tegemoet, die mij vriendelijk vragen of ik wel een foto van hen wil maken. Ze hebben een zussendag en willen graag samen op de foto. Natuurlijk doe ik dat en als ze even later het resultaat zien zijn ze dik tevreden. Als ik hen vraag of ik met mijn mobieltje ook een foto van hen mag nemen en mag publiceren is dat geen probleem (zie het resultaat bij de foto’s).
Ik neem afscheid van het vrolijke groepje en merk dat ik weer richting het fietspad loop. De gewijzigde route is dus een lus over de heide, die minstens 1,5 km langer is dan de originele route. Het is niet anders en beslist mooi. Maar ik ben blij als ik weer bij het fietspad ben.
Omdat de lucht er niet mooier op wordt, zet ik de pas er in. Maar helaas. Ook hier treft mij hetzelfde lot. Alweer na een paar honderd meter wijst een paaltje mij er op dat er een gewijzigde route is, een route die op dat moment danig wordt versperd door Schotse Hooglanders. Eigenlijk zit ik niet op weer zo’n route over de heide te wachten, vooral niet omdat er regen dreigt. Na even twijfelen verman ik me en stap op de schotse Hooglander af die netjes een paar passen opzij doet. Even daarna mag ik tussen een kalf en een koe door en dat blijft altijd een beetje tricky. Het kalf vlucht voor mij weg en gelukkig kijkt moeder koe op nog om. Die barrière heb ik in ieder geval zonder kleerscheuren overleefd. En nu maar zien hoe deze gewijzigde route loopt.
Ook nu is het pad niet best en ik merk dat ik na een klein half uur lopen precies aan de andere kant van de plas sta waar ik de foto van de dames heb genomen. Het kan verkeren. Het gebied Diependal is net als het Hykerveld een gebied met veel plassen en zo te zien ( op Google Earth) meerdere pingoruïnes. De grootste plas meet hier zelfs bijna 1000 meter bij 500 meter. Ook liggen er vloeivelden van een aardappelmeelfabriek. Vloeivelden zijn door dijkjes omgeven terreinen waarop afvalwater van strokarton- en aardappelmeelfabrieken werd geloosd. Hier bezonk het organische materiaal en kon het door rotting worden afgebroken.
Hoewel ik ook door deze wijziging wat verder loop dan via de oude route is het er absoluut mooi en is de omweg te overzien. Het enige vervelende is dat ik hier met een bui te maken krijg. Ik schat in dat deze niet al te lang duurt en ik houd mijn regenjas daarom maar in mijn rugtas. Een verkeerde keuze, want uiteindelijk loop ik meer dan 10 minuten in de regen en is mijn T-shirt doordrenkt. Gelukkig is het niet koud.
Als ik het Oranjekanaal passeer is het weer droog. Ach het Oranjekanaal. We lopen tegenwoordig wel eens te mopperen over verkeerde investeringen, maar voeger kon men er ook wat van. Het kanaal is namelijk een voorbeeld van een mislukking. Het 48 km lange kanaal werd tussen 1853 en 1861 aangelegd ter ontsluiting van het veengebied ten westen van Odoorn en de Bargervenen, ten oosten van Emmen. Daarnaast was het de bedoeling om de bij het graven gevonden zwerfkeien te verhandelen.
Aanvankelijk zou het kanaal het Middenkanaal genoemd worden, maar ter ere van koning Willem III werd de naam van het kanaal, met instemming van het hof, gewijzigd in Oranjekanaal. Helaas zijn de plannen van de oprichters niet of nauwelijks gerealiseerd. Met de keien kon weinig verdiend worden en ook de turfwinning werd geen succes vanwege afwateringsproblemen van het veen op het kanaal. Hoewel het kanaal in 1923 in het kader van de werkverschaffing nog werd verbreed en uitgediept, bleef het aantal schepen tegenvallen. In 1976 is het zelfs helemaal onttrokken aan het scheepvaartverkeer. Plannen om het weer bevaarbaar te maken voor de pleziervaart zijn tot nu toe stuk gelopen op de hoge kosten voor renovatie van bruggen en sluizen. Het doet me wat denken aan de Noordwoldervaart. Daar is ook geen geld voor, ‘terwijl er wel miljoenen worden uitgegeven voor een renovatie van Wolvega’ hoor ik sommige mensen fluisteren. Maar dat terzijde.
Daarna kom ik bij Het Zuid Hijkerzand. Ik lees op internet: Het Zuid Hijkerzand (een voormalig stuifzandgebied) is te beschouwen als belangrijke stapsteen in een omvangrijke keten van onderling samenhangende natuurgebieden. Er liggen geen vennen of plassen. Modern gezegd zou je nu spreken over een belangrijk onderdeel van een ecologische verbindingszone.
Nadat ik het Zuid Hykerzand achter me gelaten heb, kom ik na 1,5 km bij het viaduct Vorrelveen in de N381. Ook een minicamping heet zo, maar helaas heb ik niet kunnen achterhalen waarom het gebied zo genoemd wordt. Wel weet ik dat een vorrel in het Stellingwarfs een vierde deel is en dat we in Weststellingwerf de Oost- en Westvierdeparten hebben.
Het valt direct op: zag ik in het Zuid Hijkerzand geen plassen, des te meer zie ik er in het gebied met de naam Brunstingerplassen aan de andere kant van de N381. Boswachter Tjeerd schrijft daarover: Het is een gebied met oude stuifduinen en schrale heidegronden. Ook liggen er enkele prachtige vennetjes. We spreken vaak van het noordelijke en zuidelijke deel, een asfalt weg snijd dwars door het gebied. Over het noordelijke deel loopt een geasfalteerd fietspad, vanaf dit fietspad kun je volop genieten van dit mooie stukje Drenthe. Het zuidelijke deel is alleen toegankelijk als wandelaar. Je loopt een stukje oud Drenthe binnen. Staatsbosbeheer heeft grond aan de Noordzijde in eigendom gekregen en als de plannen doorgaan kan er zo een natuurlijke verbinding gemaakt worden met het iets verderop gelegen Tienveen. Waarvan acte. In ieder geval lopen er schapen, die mij als een levende barrière de weg versperren (zie foto). Maar het is me gelukt om er langs te komen.
Voor ik het weet loop ik al in Brunsting. Hier ligt nog een grote plas met de naam Brunstingerplas, maar dit is een zandafgraving. Het gehucht (ongeveer 100 inwoners) is waarschijnlijk vernoemd naar de familie van ‘Brunt’ of ‘Bruntêt’ en dateert waarschijnlijk uit de late middeleeuwen.
En ach dan is het na Bruntinge maar een ‘kippenscheetje’ naar Beilen. Van pure enthousiasme, schiet ik na het viaduct over de A28 nog een 100 meter door, omdat ik het bord Beilen in het vizier krijg. Maar deze keer is de schade te overzien. Op mijn kaartje staat namelijk dat ik direct na het viaduct rechtsaf moet. Hoewel ik geen enkele aanwijzing heb gezien, keer ik op mijn schreden terug en vervolg mijn pad over het taluud van de A28 (een graspad). Deze gaat over in een sintelpad. Daarna moet ik mij voor ik bij het station ben (het eindpunt van het Drenthepad) nog door een gedeelte van de nieuwbouw van Beilen ‘worstelen’ en kom ik zelfs nog door de winkelstraat. Er is markt en ik moet slalommen om er doorheen te komen. Daarna kom ik langs de monumentale gotische Stefanuskerk uit de 14e en 15e eeuw. Het was in zijn oorspronkelijke Rooms-Katholieke status seend- en dingspelkerk en speelde een belangrijke rol in de kerkelijke en wereldlijke rechtspraak. De Stefanuskerk is één van de zes Dingspilkerken in Drenthe, de oudste kerkelijke stichtingen in de provincie.
In ieder geval is Beilen groter en heeft het meer voorzieningen dan ik had verwacht. Toch staat het maar op plaats 10 van grootste plaatsen in Drenthe met zo’n 10.000 inwoners. De associatie Drenthe met kleine pittoreske dorpjes gaat dus niet helemaal op. Voor ik er erg in heb kom ik bij de Rooie Kater (een Pizzeria en Eetcafé), waar ik Saak en ons busje zie staan. Daar gaan we straks eten, maar eerst moet ik nog de 400 meter naar het station overbruggen. Pas dan heb ik het Drenthepad voltooid. Dat is me gelukt.
Resumerend moet ik zeggen dat het Drenthepad langs en door prachtige natuurgebieden loopt, maar (maar dat is persoonlijk) soms wat te veel dwars door de bossen. Je moet oppassen dat je door al die bossen de bomen nog wel blijft zien (om een bekende uitspraak maar eens om te keren). En wat ik erg jammer vind is dat het Drenthepad sommige wonderschone dorpen en cultuurhistorische plaatsen links laat liggen. Waarschijnlijk heeft men gedacht dat het dan allemaal wat te veel van het goede zou worden en daar is wat voor te zeggen. In ieder geval wordt het 329 km lange pad het best omschreven in het volgende citaat: Ontdek oer Drenthe, wandelend door Drenthe’s Nationaal parken en het Geopark op het oudste naoorlogse langeafstandswandelpad van Nederland. Geniet van Drenthe, over paden en wegen, langs akkers en weide, door bossen en over heide. Over het zand en door het veen en maak kennis met de prehistorie in het geopark de Hondsrug. Dus laat ik positief afsluiten: Ik heb mij verbaasd over het grote aantal heidevelden dat er in Drenthe nog te vinden is. Van de meeste heb ik genoten met als hoogtepunt het Dwingelderveld. Ik waande mij daar even ‘alleen op de wereld’. En wat heb ik genoten van de Hondsrug, de tocht langs het Leekstermeer en sommige dorpen waar het Drenthepad wel doorheen loopt. En dan heb ik het nog niet eens over het Aeckingerzand (de Kale Duinen), het Fochtelooërveen en Veenhuizen. Op naar het Naoberpad.





































































