9 – 6 – 2023
9e etappe van Anloo naar Borger 26 km
Omdat de camping een paar kilometer van Anloo ligt, gaan we mooi op tijd in ons busje richting dat prachtige dorp. In het dorp staat een aantal monumentale boerderijen, en een aanzienlijk deel van het dorp maakt deel uit van het beschermd dorpsgezicht.
Tot en met 1997 was Anloo een zelfstandige gemeente, maar valt nu onder de gemeente Aa en Hunze. Het was vroeger ook de hoofdplaats van Oostermoer, één van de zes dingspelen van Drenthe. Hoewel de agrarische sfeer bewaard gebleven is, is het aantal actieve boeren in Anloo sterk verminderd. Ook zijn bijna alle winkels verdwenen. In het dorp zijn naast een hotel en een café een aantal kleinschalige bedrijfjes te vinden en heeft het dorp nog een basisschool.
Uniek voor Anloo en zelfs voor Drenthe is dat men hier het oudste stenen gebouw van Drenthe vindt: de Romaanse Magnuskerk (zie foto). De toren is aan het eind van de elfde eeuw gebouwd. (Al in de 9e eeuw stond op die plaats een houten voorganger.) Tot de hervorming, die in Drenthe in 1598 werd doorgevoerd, was de kerk van Anloo een katholieke kerk. Nu is het de ontmoetingsplaats van de hervormde gemeente van Anloo en Zuidlaren. Omdat het kerkgebouw van steen was en ruimte bood aan grotere gezelschappen, zetelde er in de middeleeuwen ook de rechtbank (tot 1632). Dit heette vroeger de Etstoel. Deze kwam drie keer per jaar bijeen: twee keer in Rolde, en op de dag van Sint Magnus (19 augustus) in de kerk van Anloo. Eens per jaar, op de derde zaterdag in augustus (dit jaar toevallig op 19 augustus), wordt er zo’n rechtszitting van de Etstoel nagespeeld. Het spel is gebaseerd op waar gebeurde feiten. Samen met het buitengebeuren rond de kerk (jaarmarkt) trekt dit spektakel jaarlijks duizenden bezoekers.
Nadat we het dorp Anloo verlaten hebben komen we langs de Zuidesch. Deze was vroeger omgeven door aarden eswallen die met struikgewas begroeid waren. Daarna komen we bij Landgoed Terborgh: Het Landgoed Terborgh staat ook bekend als het Evertsbos. De familie Everts plantte in 1914 het eerste dennenbos en ging over tot kleinschalige ontginning van de heide. Deze ontginning werd voortgezet tot 1930. De boswachterij is tegenwoordig eigendom van Staatsbosbeheer.
Het blijkt dat men hier de route heeft aangepast (maar het kaartje in mijn boekje niet). We lopen nu eerst langs hunebed Terborgh en daarna richting het pinetum. Omdat de route verlegd is en Saak niet te ver wil lopen, gaat zij terug. Niet veel later kom ik langs het pinetum uit 1953. Dat is een gespecialiseerd arboretum (bomentuin) waarin vooral coniferen zijn aangeplant. Hier staan meer dan 400 verschillende soorten naaldbomen met keurig bij elke boom een naamplaatje. Niet dat die namen mij wat zeggen, maar misschien wel voor de coniferenliefhebbers.
Na nog een paar kilometer door het landgoed kom ik op de Oude Groningerweg, die pal over de Hondsrug loopt. Deze weg (tussen Coevorden en Groningen) werd al in de Middeleeuwen als handelsroute gebruikt. Het is goed te zien dat de Hondsrug meters hoger ligt dan de landerijen aan de oostkant. Het blijft fascinerend dat deze wal 150.000 jaar geleden in de voorlaatste ijstijd door enorme ijsbergen is gevormd en nu nog steeds zo duidelijk in het landschap aanwezig is. Ik maak vlak voor Gieten een ommetje door het Zwanenmeergebied met uiteraard het Zwanenmeer. Ook heb je daar een zwembad met dezelfde naam. Maar een zwaan heb ik alleen maar als afbeelding op een steen gezien.
Als ik weer op de Oude Groningerweg uitkom, ben ik vlakbij het tunneltje onder de Rijksweg N33.
Als ik de Rijksweg ben ‘onder’gestoken, passeer even later een kerkhof. Het valt op dat het Drenthepad meer met kerkhoven heeft dan met de dorpen, want ook hier laat men het dorp gewoon rechts liggen. Ik vind dat jammer omdat deze oude dorpen vanuit cultuurhistorisch oogpunt juist interessant zijn om te bezoeken. Enfin, Gieten ken ik redelijk goed, omdat Saakje daar 15 jaar gewerkt heeft en daar een eigen onderkomen had. Hoewel ik er omheen loop geef ik u toch even wat wetenswaardigheden over Gieten mee:
In 1224 wordt Gieten voor het eerst genoemd in een belastingoorkonde van de bisschop van Utrecht. Bonnen (ligt er tegen aan) wordt in 1309 voor het eerst vermeld in een oorkonde die handelt over een geschil over de loop van de rivier de Hunze. Dat er echter al veel langer mensen bij het huidige Gieten woonden, blijkt wel uit de talrijke grafheuvels in het gebied het Zwanenmeer en uit de contouren van een boerderij uit de ijzertijd, die bij de aanleg van het busstation (in 2010) bij de rotonde in Gieten werd gevonden. Archeologen vermoeden dat de boerderij tussen 800 voor Christus en het begin van de jaartelling werd gebouwd.
Gieten ligt aan de kruising van de rijkswegen N33 en N34, die over belangrijke middeleeuwse routes zijn aangelegd. Ze behoorden tot de eerste wegen in Drenthe die in de 19e eeuw werden verhard.
In 1905 kreeg Gieten een spoorwegstation. Dit station lag aan de spoorlijn Assen – Stadskanaal, die aangelegd was door de NOLS (De Noordoosterlocaalspoorweg-Maatschappij). In 1947 werd het station gesloten. Het personenvervoer werd toen gestopt. Het goederen- en dierenvervoer bleef echter tot 1972 doorgaan, vooral met varkens. In 1904 begon een Groninger timmerman genaamd Waldrik Udema een slachterij in Gieten. Op de top werden in Gieten per dag zo’n tweeduizend varkens verwerkt en bood de vleesverwerkende fabriek werk aan zes- tot zevenhonderd mensen. Op de Zuid-es, niet ver van de fabriek, verrees een complete arbeiderswijk waar gezinnen van Udema-medewerkers hun intrek namen. In 1961 nam Unilever de fabriek over. In de jaren 80 deed Unilever al weer afstand van Udema. Het werd overgenomen door het Gelderse NVC Holdings en twee jaar later door Covec. Maar in 1995 sloot de fabriek de poort definitief.
Dat het er vroeger anders aan toeging dan tegenwoordig mag blijken uit de verhalen van de bekende Drent Henk Nijkeuter: Mijn opa was zoals ze het noemden ‘de beul’: hij stak de varkens in het moordhok. De varkens werden vaak niet goed verdoofd en spartelden tegen. Daardoor vloog de dolk nog wel eens door de ruimte. Mijn opa zat hierdoor onder de littekens. Als je weet dat er op het hoogtepunt maar liefst 2000 varkens per dag werden geslacht dan had ‘de beul’ het smoordruk.
In ieder geval hoeven de varkens zich over Gieten geen zorgen meer te maken, want de slachterij is opgeheven. Dat was voor Gieten een enorme aderlating want op de top werkten hier maar liefst tussen de 6 en 700 mensen.
Via Bonnen, dat bovenop de Hondsrug ligt en nu een deel van Gieten is, loop ik naar Gasselte. Dat is een interessante route omdat die ook langs en over het voormalige traject loopt van de oude trein. Om die niet te sterk te laten stijgen heeft men hier rond 1900 over een kilometer een diepe gleuf (bijgenaamd het Ravijn) in de Hondsrug gegraven, waarover nog steeds een ongeveer 120 jaar oude, maar wel vernieuwde spoorbrug ligt (zie foto). Het is echt bewonderenswaardig hoe men met de beperkte middelen die men toen had, zo’n diepe en brede gleuf heeft kunnen graven. Honderdduizenden varkens zijn hier over vervoerd, om in de varkensslagerij in Gieten te eindigen in speklapjes en varkenshaasjes. Dat leerde ik al op de lagere school en het is aardig dat zulke kennis nog steeds aanwezig is. Toen Udema aangaf niet meer van de spoorwegen gebruik te maken, werd de lijn opgeheven.
Als ik het oude traject van de spoorlijn achter me gelaten heb, loop ik al snel Gasselte in. Het valt op dat het Drenthepad Gassselte wel meeneemt in de route. En dat is commercieel gezien ook beter voor de middenstand. Want als ik langs de bakker kom en een enorme afbeelding van een ijsco buiten zie staan, kan ik de verleiding niet weerstaan en permitteer ik mij een heerlijke ijshoorn. Het is vandaag niet warm, maar gewoon heet en dan gaat zo’n ijsje er wel in. Ik moet zelfs haast maken om hem op te eten, want door de hitte smelt het ijsje haast sneller dan ik hem op kan eten. Na Gasselte loop ik zo het Drouwenerzand op. In het begin van de vorige eeuw werd het Drouwenerzand beschouwd als één grote ramp. Jaren van overbegrazing door schapen, het steken van heideplaggen en het delven van keien hielden de ‘malende zandzee’ van het Drouwenerzand in beweging. Dit vormde een bedreiging voor de landbouwgronden en wegen.
De warmte van de zon weerkaatst op het zandpad en omdat er nauwelijks wind is, valt de hitte als een bijna verstikkend deken over me heen. Hoewel de slinger door het heide- en zandveld maar twee kilometer lang is, ben ik ontzettend blij dat er hier en daar toch nog wat boompjes groeien die voor enige verkoeling zorgen.
Ik passeer een echtpaar dat op een bankje in de schaduw duidelijk zit bij te komen. Ik geloof dat ik nog wat gezegd heb, maar ben dat (door de hitte??) vergeten. Als ik eindelijk de bosrand bereik, ga ik op een boomstronk zitten om ook even bij te komen. De lol is er wel een beetje af, maar zie dat het nog maar vijf kilometer is naar Borger. Dat moet nog wel lukken.
Tsja en dan gaat het mis. Of ik nu zand in de ogen heb of een zonnestgeek heb opgelopen of gewoon de kop er niet meer bij heb, feit is dat ik daarna een afslag mis. Op zeker moment merk dat ik naar het noorden loop in plaats van naar het zuiden en dat is ook volgens de kaart in het boekje niet de bedoeling. Ik probeer op mijn manier de route weer te vinden. Dat mislukt en als ik eindelijk in de bewoonde wereld ben, heb ik geen idee waar ik mij in Drouwen bevind. Ik ga zitten op een kruising en bel tweemaal met Saak om te vragen of ze mij ophaalt, want ik ben behoorlijk op. Maar helaas ‘geen gehoor’. Dan toch maar weer in de benen. Ik vraag een paar oudere mannen die voor een grote loods rustig in de schaduw zitten te praten of zij mij op de kaart kunnen aanwijzen waar ik mij precies bevind. Ze wijzen mij de plek aan en als ik zeg dat ik het Drenthepad loop, geven ze aan waar ik die kan vinden. “Maar,” zegt één van die mannen in het Drents: ”Oe kunt beter hier even terogge lopen en dan bi’j de garage rechts anholen. Dat lopt een stok beter as over dat zaandpad.” Omdat ik mijn zandpaden voor vandaag wel gehad heb, doe ik wat hij zegt. Zijn inschatting dat het nog wel vijf kilometer is blijkt gelukkig aan de ruime kant, want al na een 2,5 kilometer zie ik het rode busje in de verte staan. Onderweg passeer ik ook nog een kunstwerk van zwerfstenen met als titel ‘De Gewichtheffer’. Een bordje met daarop de uitleg zal ik u besparen, maar ik spaar niet het Drentse Landschap dat dit bordje geplaatst heeft. Het is namelijk niet te hopen dat de mensen die daar werken allemaal zo slecht omgaan met het Nederlands. In één zin vind ik maar liefst 2 fouten. Dat is niet alleen slordig maar gewoon stom en arrogant dat men de tekst niet door iemand heeft laten controleren voordat deze op een bord langs de weg verscheen en daar waarschijnlijk jaren blijft staan. Ik citeer: Het beeld is las markerings-verbindingsbeeld op de kam van de Hondsrug geplaatst, tusen de hunebedden te Bronneger en het hunebed in de boswachterij Gieten-Borger. Ik geef mijzelf een plusje dat ik ondanks de hitte dit toch nog opmerk.
Op naar Saak en mijn verkoelende versnapering. Ze ziet me pas op het laatste moment en zegt: “Ik had je van de aandere kaant verwaacht.” Ik mopper nog even dat dat ook de bedoeling was, maar omdat ik prompt daarna een koud pilsje in handen gedrukt krijg, klaag ik maar niet meer over de niet beantwoorde telefoontjes. Volgende keer toch maar bij Drouwen beginnen, want ik heb nu een gedeelte van de route over Bronneger gemist.