3e etappe Van de Studentenkampweg in Uffelte naar de Bosweg in Wateren. 25 km
11-4-2023
Het is tien voor tien als Saakje en ik na de gebruikelijke kop koffie op de driesprong Holtingerweg – Studentenkampweg bij Uffelte onze rugzakken opdoen. Ik ben er ondertussen achter hoe de naam Studentenkampweg is ontstaan: Het heeft zijn naam te danken aan de studenten die hier in 1931 een verhard fietspad aanlegden. Duidelijk.
Over het bijna honderd jaar oude fietspad lopen we langs de gesloten schaapskooi en zijn al na een 250 meter op het punt waar we het Drenthepad weer oppikken. Omdat ik de vorige keer een heel stuk heb overgeslagen heb ik mijzelf als een vorm van ‘zelfkastijding’ beloofd dat stuk alsnog te lopen, al ontkom ik er niet aan dat ik iets dubbel loop. Het is niet anders.
En dus kom ik voor de tweede keer bij een brandheuvel (zie mijn verhaal bij de tweede etappe ) waar we rechtsaf moeten. Omdat ik weet waar ik de vorige keer verkeerd liep, loop ik nu vol vertrouwen naar het punt waar de handwijzer met Rolbaan staat. Hier moet ik volgens mijn boekje dus linksaf, terwijl ik de vorige keer rechtsaf gegaan ben. Nee, de rood gele pijl van het Drenthepad is daar bij die paal niet aanwezig, maar is hij waarschijnlijk al jaren terug aangebracht op een boom die twintig meter voor de afslag langs het pad staat. Ik heb het toen niet gezien en loop ook nu de pijl zonder hem op te merken voorbij. Het levert mij de nodige verwijten van Saakje op: ‘Ie bin ok niet los vertrouwd. Hi’j staot hier wel degelik op een boom.” Ik kan niet anders dan te erkennen dat ik de vorige keer en ook nu weer niet goed opgelet heb en dat het stom is dat ik toen niet naar de tekst in het boekje gekeken heb. Want daar staat heel duidelijk: ‘Bij wegwijzer Rolbaan linksaf.’
De naam Rolbaan blijkt wat met de Tweede wereldoorlog te maken te hebben: De Duitse bezetter legde in WO II een verborgen vliegveld aan met bijbehorende hangars in de heide ten noorden van het dorp Havelte. De startbaan direct ten noorden van het dorp is ook daadwerkelijk in gebruik geweest, terwijl de rolbaan in het Ooster- en Westerzand niet is afgemaakt. Het vliegveld werd in de laatste jaren van de oorlog hevig gebombardeerd.
Hoewel ik betwijfel of de rolbaan op de plaats lag die wij nu lopen (daarvoor slingert het te veel) zal hij wel ongeveer op die plek zijn aangelegd en blijft het zo een herinnering aan het vliegveld bij Havelte.
Heb ik de vorige keer de tekst niet geraadpleegd, ook bij het wel raadplegen moet je opletten: ‘Tweede weg rechtsaf, holle weg’ staat er in mijn boekje en dat is echt geen holle weg. Een holle weg of grub(be) is namelijk een weg die is uitgesleten door uitspoeling door hemelwater en/of door veelvuldig gebruik (door bijvoorbeeld vee of voertuigen), waardoor de weg tussen twee hellingen ligt. Kijk en de weg die wij moeten nemen loopt gewoon langs een zand heuvel en is absoluut niet uitgespoeld of uitgereden. Ook zijn de klaphekjes die we tegen moeten komen ondertussen verdwenen, maar dat vergeef ik de makers van het boekje. Situaties veranderen nu eenmaal.
We lopen achter het Hunehuis langs en komen op een breed pad dat behoorlijk naar beneden loopt. De voorlaatste ijstijd heeft hier heel duidelijk zijn sporen achtergelaten. De hoge stuwwal werd rond 150.000 jaar geleden gevormd door de schuivende gletschers die het land toen bedekten.
We raken in gesprek over het Hunehuis, waar Saak, tijdens haar Mulo-tijd een prachtige week heeft doorgebracht. Ik kan het dan ook niet laten om thuis nog even wat over het Hunehuis op te zoeken: Het Hunehuis is in 1930 gebouwd in Bauhausstijl op de Havelterberg. Het is een natuurvriendenhuis, soort doe-het-zelf-hotel. In 2004 is het uitgebreid en volledig vernieuwd. Sinds 2015 is het een gemeentelijk monument!
Het pand is eigendom van het Nivon dat al vanaf 1924 bestaat, eerst onder de naam IvAO en later als het Nederlands Instituut voor Volksontwikkeling en Natuurvriendenwerk. Het werd destijds opgezet voor de ontwikkeling en vereniging van arbeiders en ontmoeting in de natuur. Waarvan acte.
Als we het Hunehuis achter ons gelaten hebben, komen we op het Holtingerveld, wat de verzamelnaam is voor een gebied van maar liefst 1782 hectare groot. ‘Een oerlandschap gekneed door ijs (de ijstijd) en oorlog. Naast de hoge stuwwal vind je in het gebied hunebedden, grafheuvels, oorlogsmonumenten en bomkraters. Het Holtingerveld is opgenomen in het Europese netwerk van belangrijke natuurgebieden, Natura 2000.
Al in de Midden-Steentijd, (van 11.000 tot 5300 voor Christus ), leefden er mensen in het Holtingerveld. Later, tussen 5000 en 3000 voor Christus, bouwde het Trechterbekervolk de twee hunebedden (komen we niet langs) aan de voet van de Havelterberg, die ze gebruikten als grafkelders. Ze verbouwden gewassen, hielden dieren en woonden in boerderijen. Pas in de Middeleeuwen veranderde het gebied door de schapenteelt van een bosrijk landschap naar een open heideveld.
Na het heidegebied lopen we het bosgebied ‘Het Westerzand ‘in. We lopen daar tussen twee vennen door, waarvan de kleinste een naam gekregen heeft: De Meeuwenkolonie’. Hier staat ook een prachtig bankje, dat ik herken van het Stellingenpad dat ik heb gelopen en ook heb mogen beschrijven. We kunnen het dan ook niet laten om hier even te gaan zitten en wat te nuttigen. Ik maak nog een foto van de plas en we vervolgen ons pad, dat al snel uitkomt op de Studentenkampweg. Hier neem ik afscheid van Saak en worstel mij, angstvallig gade geslagen door Saak, tussen een aantal Schotse Hooglanders door. Op een bordje bij het klaphek wordt aangeraden 25 meter afstand te bewaren, maar dat is in mijn geval onmogelijk. En dus loop ik op zo’n vijf meter tussen de kudde door die mij nauwelijks een blik waardig gunt. Ik zwaai nog even naar Saak en wil net de pas er in zetten als ik merk dat ik mijn wandelboekje niet in mijn binnenzak heb. Nadat ik alle zakken geïnspecteerd heb en zelfs nog even in mijn rugzak heb gekeken, moet ik wel tot de conclusie komen dat ik mijn boekje kwijt ben. Het kan haast niet anders dan dat ik hem bij het bankje heb verloren. Voor de tweede maal passeer ik de kudde Hooglanders en loop een kleine 250 meter terug. Mijn vermoeden blijkt gelukkig juist: mijn boekje ligt keurig netjes in het zand voor het bankje (zie foto).
Als ik voor de derde maal met de Hooglanders te maken heb, zijn de vervaarlijkst uitziende exemplaren al een eindje doorgelopen, zodat ik nu met een paar nieuwsgierige jonge Hooglanders te maken heb. Hoewel één van de twee een paar stappen in mijn richting doet (ik houd hem toch maar in de gaten) en even met zijn kop schudt, is hij verder niet van plan om mij dichter te benaderen, zodat ik ook de derde maal de kudde veilig achter mij laat.
Het is een mooie slinger door het bos, waarbij ik nog eenmaal langs een eenzame Hooglander moet die mij haast de weg verspert. Als ik hem vrij dicht genaderd ben (ook hier had ik die 25 meter onmogelijk in acht kunnen nemen) geeft hij of zij (heb er niet op gelet, maar de mannetjes hebben wat rechter opstaande hoorns dan de vrouwtjes) er de voorkeur aan een stap opzij te doen, zodat ik hem rustig kan passeren.
Vanaf nu is het echt de paden op en de lanen in. Soms loop ik over een breed bospad en soms over een smal bospaadje. Omdat ik ondertussen honger begin te krijgen nuttig ik zittend op een omgevallen boomstam en vlakbij (al weer) een heideveld mijn chocolademelk en een broodje. Ik zit nog maar net als er een stevige hagel en regenbui los breekt, die mij dwingt om mijn regenjas aan te doen en mijn beker met chocolademelk te beschermen tegen de in de melk plonzende hagelstenen. Gelukkig duurt deze bui maar een paar minuten en als ik na goed vijf minuten mijn rugzak weer om doe, is het al weer zo goed als droog.
Ik duik al snel weer het bos in. Ach, lopen in het bos heeft wel wat, maar als ik voor de zoveelste keer een bospad in loop dat niet eens zoveel verschild van het vorige, geloof ik het wel.
In de buurt van een grote plas, geeft een bord aan dat er linksaf een alternatieve route is die langs het Brandeveen loopt. Ik loop door, want ik heb geen zin om na mijn heen en weer geloop naar het bankje nog meer extra meters te maken. Maar als ik merk dat ik na goed tien meter ook linksaf sla en een blik op de kaart werp, zie ik dat beide routes bijna parallel lopen. En dus neem ik toch de alternatieve niet bewegwijzerde route. Maar voor ik daaraan begin, lees ik nog even het informatiebord: (beknopt) Tweehonderd jaar geleden werd het Brandeveen vergraven voor de turfwinning. Daarvoor werd eerst een vaartje gegraven om het water af te voeren (die is op Google Earth nog duidelijk herkenbaar in de onderste plas van het Brandeveen. Intypen Wapserveen en dan zie je boven Camping De Blauwe Haan in het bos de beide plassen liggen). Via dit vaartje gingen de turven naar de Drentse Hoofdvaart. Het water dat overbleef kon niet wegzakken (waarschijnlijk door een leemlaag), waardoor de veenplassen ontstonden.
Nadat ik de tekst op het bordje heb gelezen, loop ik de alternatieve route die mij naar de beide plassen brengt. Een mooie route, waarbij ik bij de bovenste plas nog even in de fout ga. Inschattend dat het paadje rechtdoor dood loopt, neem ik een pad waarbij een paal staat (zonder het Drenthepad bordje, maar wel met een blauw bord met de tekst volg het turfvaartje.) Al na honderd meter weet ik dat ik van het niet bewegwijzerde alternatieve pad ben afgeweken. Maar omdat de ‘omweg’ gering is, loop ik door en kom uit op de officiële route die mij alsnog (weer) bij de bovenste plas brengt. Kortom ik heb bijna niets gemist van de alternatieve route. Dat kan wel raarder.
Ik blijf daarna nog een kilometer door het bos lopen voor ik bij een verharde weg kom met daarbij een uitnodiging om naar links te gaan. Je kunt daar gebruik maken van een terras waarbij de koffie,thee, ijs en zelfs de wc met zelfbediening te gebruiken is (zie foto). Je moet tegenwoordig ook alles zelf doen.
Daarna loop ik min of meer om een grote akker heen, waarop op dat moment maar liefst vijf tractoren actief zijn. Het voorjaar is voor de boeren duidelijk aangebroken. Ondertussen is de verharde weg al weer in een zandpad overgegaan. Het pad ligt er blijkbaar hoog, want ondanks de regen loop ik nog door rul zand.
Als ik rechtsaf moet zie ik een fonkelnieuwe paal staan met boven de geel rode pijl een bordje met de tekst: Hier wordt gewerkt aan een wandelnetwerk. Het is mooi dat er aan de wandelnetwerken gewerkt wordt en dat ook het Drenthepad daarbij niet wordt vergeten.
Langs boom- en houtwallen, weilanden en akkers loop ik vervolgens prachtig door het Drentse landschap en passeer daarbij het oude Tolhuis van Wittelte: De plaats is oud en wordt reeds in eene oorkonde van Keizer Hendrik III van den jare 1040 als Witthelte vermeld. Op de hoek Wittelterweg en Tolhuisweg staat op de gevel van het oude tolhuis nog de tolgelden die betaald moesten worden (zie foto’s). Prachtig dat dat nog steeds is aangegeven. Daarna passeer ik ongemerkt (een 200 meter vanaf de Tolhuisweg) een relikwie uit het verleden, de Wittesheuvel: De Wittesheuvel, ook Wittelterberg genoemd, is het restant van een motte (in dit geval een kunstmatige kasteelheuvel). De heuvel is bij de ruilverkaveling in de jaren ‘60 door de eigenaar voor totale vernietiging behoed. Dat staat de toenmalige eigenaar te prijzen. Want wat zijn er door de ruilverkavelingen veel cultuurhistorische landschapselementen vernietigd. In ieder geval is dit restant van een motte geen overheersend element in het landschap, want ik heb hem gewoon niet gezien. (Maar… komt ie weer… op Google Earth kun je hem vinden en met Streetview zie je zelfs dat er een beeld op staat.). Daarna kom ik langs de Oosteresch en dat is geen wonder, want volgens mijn wandelboekje is dit gebied een mooi voorbeeld van een esdorpenlandschap.
Ik loop bij De Broeken langs een heel smal pad. Waarom het De Broeken heet weet ik niet. Wel weet ik dat broeklanden laaggelegen gebieden zijn die nat blijven door kwel (opwellend grondwater) of regelmatig overstromen.
Ik kom uit op de Holtenweg en loop via Oldendiever (De buurtschap werd eind 13e eeuw/begin 14e eeuw vermeld als Oldendene) Diever binnen.
Dat er bij Diever al heel lang mensen gewoond hebben, blijkt wel uit het hunebed dat hier ligt. In 1918 zei professor Van Giffen hierover: “Het hunebed is nauwelijks herkenbaar en het geheel is dan ook zonder meer niet reconstrueerbaar”. Ik weet niet of er daarom geen onderzoek heeft plaats gevonden, maar feit is dat de oud-bakker van Nijeberkoop, Jelle van der Muur, daar als kind (hij was van 1918) rond 1930 diverse potscherven heeft opgegraven. Die heb ik van hem gekregen en heb ik aan het Hunbedmuseum in Borger geschonken. Ze waren er erg blij mee, omdat zulke vondsten bijna niet meer voorkomen. Er is zelfs een compleet rapport over verschenen van A. Ufkes (ARC-rapporten 2007-20) waarin alle stukjes zo’n beetje zijn beschreven. Met dank aan Jelle. Opmerkelijk is verder dat Van Giffen in 1953/54 het hunebed alsnog gerestaureerd heeft. Hij ligt in Diever begraven.
Het dorp zelf is waarschijnlijk gesticht in de Karolingische tijd: een periode die tijdens de regering van Karel de Grote (768-814) werd ingezet. Grofweg van het midden van de achtste eeuw tot en met het begin van de tiende eeuw van onze jaartelling.
Over de naam Diever wordt gezegd: Het is een esdorp waarvan de naam misschien samenhangt met het werkwoord dieven, of het Middelnederlands beduven (bedekt zijn), bijvoorbeeld met water’, verwant met dobbe ‘kuil’ en diep. (bron: Plaatsengids gemeente Westerveld)
Als ik bij de kerk van Diever, de Pancratiuskerk, kom zie ik een informatiebordje. De (ingekorte) tekst luidt: De protestantse Pancratiuskerk behoort tot de oudste dorpskerken van Drenthe en was voor de reformatie gewijd aan Sint Pancratius, één van de ijsheiligen. Zij vindt haar oorsprong in de 9e eeuw. De oorspronkelijke houten kerk werd later vervangen door een tufstenen romaanse kerk met een vrijstaande toren. In 1759 werd de kerk door blikseminslag verwoest (en dat staat er niet op, door de brand ook het halve dorp).
Ach er is over Diever natuurlijk nog veel meer te vertellen: Zo heeft het een Schultehuis en daar moet ik toch het een en ander over citeren (bron www.schultehuus.nl):
Aan de Brink in Diever vindt men het Schultehuis, de vroegere ambtswoning van de Schultes van Diever. Het werd in 1604 gebouwd door Berend Ketel van Hackfort. Nadien is het nog door zes generaties van de familie Ketel bewoond geweest, die allemaal het Schulteambt in Diever hebben uitgeoefend. (Schulte is een ander woord voor schout en was als ambtenaar belast met bestuurlijke en gerechtelijke taken en het handhaven van de openbare orde.)
Het familiewapen van de Ketels zit in de steen boven de voordeur en de glas-in-lood ramen bevatten gebrandschilderde ruiten met kijkjes op Diever naar oude gravures van plm. 1600. Het Schultehuis is tegenwoordig ingericht als plaatselijke oudheidkamer.
En verder is Diever natuurlijk bekent van het Shakespearetheater, waar men al meer dan 75 jaar werken van Shakespeare voor het voetlicht brengt.
Maar genoeg over het mooie en actieve dorp Diever.
Ik loop het dorp uit en kom al snel langs het hunebed, waar Jelle zijn opgravingen gedaan heeft. Ik was er nog nooit geweest. En daarna duik ik de bossen in van het Dieverzand. (Rond 1900 zijn hier de stuifzanden ingeplant met bomen). Weer moet ik meer dan drie kilometer door het bos lopen en het is dan ook bijna een verademing als ik bij het heidegebied De Hoekenbrink kom. Hoewel een verademing. Na goed twintig kilometer begint mijn linker enkel enorm op te spelen en bijna strompelend volbreng ik het driekwart rondje Hoekenbrink. Het is er prachtig, maar ik tel de meters omdat mijn enkel wel heel erg pijnlijk wordt. Gelukkig staat mijn auto vlakbij en het is echt een opluchting als ik eenmaal achter het stuur zit.
Thuisgekomen smeer ik de pijnlijke enkel in met symphosan. We gebruiken dat wondermiddel al tientallen jaren en ook nu is het resultaat verbluffend. Want de volgende dag is de pijn zo goed als verdwenen en als ik dit schrijf (twee dagen later) helemaal. De volgende keer op naar het Fochteloërveen.
En voor wie de andere etappes en routes nog even rustig wil nalezen, zie www.metkarstopstap.nl