27 – 4 – 2023, 5e etappe, Van het Fochteloërveen naar Langelo 26km
We zijn mooi op tijd bij de parkeerplaats bij het Fochteloërveen. Voor negen uur hebben we de koffie al achter de kiezen en gaan Saak en ik op pad. Bij het toegangshek zal ik een foto nemen, maar word daarbij afgeleid door een paar fietsers. Kortom, de allereerste foto mislukt. Nu krijgen jullie misschien de indruk dat het daar op Koningsdag om negen uur al smoordruk is, maar dat valt reuze mee. Want nadat de fietsers ons gepasseerd zijn duiken we al snel de rust in van het enorme veengebied. En wat is het er mooi als je het fietspad de Bonghaar verlaat en het voetgangerspaadje neemt, met aansluitend het nattevoetenpad. We komen er geen mens tegen en het nattevoetenpad blijkt, ondanks de regen van de afgelopen dagen, met onze stevige wandelschoenen absoluut geen onneembare barrière. Slechts op één plaats moeten we even over een plankje dat in het water is gelegd (zie foto)
Na het nattevoetenpad zijn we al een mooi eind richting de bossen van Veenhuizen gekomen en mogen we nog even gebruik maken van de stokoude Bonghaar. (Haar is een verhoging, maar een bong is een waterpijp. Heb geen andere betekenis voor bong kunnen vinden. (Maar met een waterpijp heeft de Bonghaar met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niks te maken.)
Tijd voor een stukje geschiedenis: Fietspad de Bonghaar loopt over een in de voorlaatste ijstijd ontstane leem- en zandrug. Omdat de turfwinning hier pas in 1827 begon, bleef het gebied grotendeels gespaard. Dat had te maken met de Opsterlandse Compagnonsvaart, die rond 1820 tot Appelscha was gevorderd. Niet lang daarna werd de neergang van de turfwinning al ingezet door de opkomst van steenkool. Door die turfwinning heeft men in het Fochteloërveen wel een waar oerbos ontdekt. De bomen zijn ooit door een zuidwesterstorm omgewaaid en in de veenlaag bewaard gebleven.
Maar ook zonder de turfwinning werd het Fochteloërveen in zijn natuurlijke staat al aangetast. Boeren staken stukken heide in brand en verbouwden in de as de boekweit. Daarvoor moesten ze wel eerst greppels graven om de heide droog genoeg te krijgen. Aan de vegetatie kun je soms nog zien waar die boekweitveldjes gelegen hebben. En nu ondenkbaar, maar in de jaren zestig was er nog een plan om er een snelweg (van Amsterdam naar Groningen) doorheen te leggen. Veel mensen vonden dat toen een prima idee.
Na 1938 werd het Fochteloërveen steeds meer als natuurgebied gezien al heeft er tot 1980 nog een Turfstrooiselfabriekje gestaan. In datzelfde jaar kreeg Natuurmonumenten het hele Fochteloërveen in handen.
Verdroging van het gebied is de grootste bedreiging. Door de aanleg van compartimenten probeert men dat tegen te gaan. Groot voordeel daarvan is dat door die vernatting de kraanvogel teruggekomen is en de opslag van berken teruggedrongen. Dat laatste was nodig om het gebied open te houden. Wel valt mij op dat er vlakbij de bossen van Veenhuizen een enorm zandpad in het veen is gemaakt. Navraag leert me dat er hier zand en leemdijken aangelegd worden om het weglekken van water te voorkomen. De houten schotten die men er had geplaatst, blijken eerder dan verwacht lek te zijn, zodat er drastische maatregelen genomen moeten worden. Fraai is het niet, want het brede zand- en leempad slingert als een snelweg door het natuurgebied. En dan te bedenken dat de werkzaamheden wel zo’n zes jaar kunnen duren. Het goede nieuws is dat het gebied daarna volgens de prognoses wel honderd jaar tegen het weglekken van water gevrijwaard is. Voor de liefhebbers heb ik nog de volgende aanvullende informatie, die ik gekregen heb van Ine Kelderman van Natuurmonumenten: De komende vijf/zes jaar herstellen we meer dan 50 kilometer aan kade in het gebied. De kades worden als ze klaar zijn afgedekt met een strooisellaag, waardoor heide zich er op zal gaan vestigen. Door de werkzaamheden zullen er ook wijzigingen gaan plaatsvinden in de wandelroute (bij het Nivon wisten ze dat nog niet.) Per 1 november start de pilot van de afsluiting van de weg door het Fochteloërveen.
En op mijn vraag of er ook maatregelen nodig zijn voor het gebied rond het Fochtelooërveen, kreeg ik als antwoord: Je zult weten dat er een gliedelaag onder het veen ligt die het regenwater zoveel mogelijk vasthoudt. ( De onderzijde van het veen bestaat uit een vette, zwarte laag, die gliedelaag wordt genoemd. Deze laag (regenwater blijft er op staan) is ontstaan uit uitgespoelde humuszuren.) We blijven bij het aanleggen van de kades 30 cm boven deze laag. Maar natuurlijk is er ook wegzijging door druk. Het veen is in compartimenten verdeeld en er zijn meer dan 100 stuwen, waardoor de druk verdeeld wordt. Verder blijven we binnen de waterpeilbesluiten. Kortom er is over nagedacht en wordt heel veel zaken rekening gehouden. Tijdens het broedseizoen wordt er bijvoorbeeld niet gewerkt.
Aan het begin van het bos neem ik afscheid van Saak die over de Bonghaar terug loopt naar haar auto en mij vanmiddag uit Langelo weer op komt halen. Kortom, ik heb nog een pittige wandeling voor de boeg.
Ik loop verder over het fietspad dwars door het Bankenbosch richting Veenhuizen. Een bos, met een interessante geschiedenis: Wanneer dat bos precies is aangelegd weet ik niet, maar bekend is dat er in 1928 een grote houtverkoping was. Je mag dus aannemen dat het er dan al minstens vijftig jaar is. In het bos is in 1948 een barakkenkamp met ook de naam Bankenbosch ingericht. Politieke delinquenten werden daar ondergebracht die na de oorlog in het Eerste Gesticht en het Tweede Gesticht gedetineerd waren tussen de ‘gewone’ gevangenen. In Bankenbosch heerste een lichter regime dan in de oude gestichten. Later werden er ook dienstweigeraars ondergebracht. In de jaren zestig maakte Bankenbosch naam als de plek waar mensen die met drank op in het verkeer brokken gemaakt hadden, hun straf moesten uitzitten. Onder hen waren opvallend veel bekende Nederlanders uit de radio- en televisiewereld die hier hun weekenden voor straf moesten doorbrengen. Mensen uit Veenhuizer noemden Bankenbosch dan ook wel eens spottend ‘Hilversum vier’.
Een gedeelte van Bankenbosch heet Florisland. In 1850 was dat nog ontgnningsgebied, maar omdat dat gebied volgens mijn wandelboekje niet rendabel was is er weer bos in geplant. Dit kan heel goed te maken hebben met de tweede Landbouwcrisis die van 1878 – 1895 duurde. Die crisis ontstond door de invoer van goedkoop graan uit Amerika. Veel bouwland werd toen weer ingeplant met bos en dat zal hier met het ontginningsland ongetwijfeld ook gebeurd. zijn.
Maar genoeg over het bos, want mijn oog valt onder het lopen over het fietspad op een brede sloot die er langs loopt en zelfs ook eentje diep het bos in. Thuis ben ik op zoek geweest naar de Tonckensvaart en vraag mij af of dat misschien deze ‘vaart’ is. Omdat ik vlakbij de Veenhuizer-/Kolonievaart een vrouw tegen kom met een hondje vraag ik haar of zij misschien weet of de ‘vaart’ langs het fietspad misschien de Tonckensvaart is. “Dat weet ik niet,” zegt de aardige vrouw, “maar misschien dat zij (er is een vrouw even verderop aan het grasmaaien) het wel weet. Zij woont hier al jaren.”
Als ik even later dezelfde vraag aan de maaiende vrouw stel (nadat ze is opgehouden met maaien, maar de motormaaier wel laat doorpruttelen), zegt ze als eerste: “Sorry hoor, maar ik kan hem niet uitzetten. Als ik dat wel doe krijg ik hem niet meer aan de praat.”Daarna vertelt ze mij dat ik de Tonckensvaart bij Westerveld moet zoeken. “Maar waar die precies ligt, weet ik ook niet.” Ik bedank haar voor de informatie en ga even verderop bij de Kolonievaart mijn tweede kop koffie drinken. Het valt op dat ik nog maar vier kilometer heb gelopen, maat toch al bijna vijf kwartier onderweg ben. Snel loopt het niet over zo’n pad dwars door het veen.
Na de koffie steek ik de vaart over en loop 700 meter langs de Hoofdweg voor ik bij de Esweg ben. Een heel rustig weggetje waar ik een kilometer lang niemand tegen kom. En dat vind ik helemaal niet erg.
Daarna loop ik over de Meidoornlaan en kom langs een boerderij uit 1890 van het Middenhuistype (zie foto). Na 1,5 km bereik ik de gevangenis Esserheem, waar ik in de jaren negentig met de band Sweetfeet (met o.a de bekende gitarist Doeke Dokter) gespeeld heb voor de gevangenen. Een groot succes was het niet. De gevangenen (veroordeeld voor zware delicten) waren in groepjes met elkaar aan het kaarten en wat opviel was dat de groepjes keurig verdeeld waren naar de landen van herkomst. Op een website van de Dienst Justitiële Inrichtingen lees ik over Esserheem: Esserheem is een gevangenis en Huis van Bewaring (HvB). Er verblijven reguliere gedetineerden, maar er zijn ook twee afdelingen voor bijzondere doelgroepen. Zo zijn er 24 plekken op de vadervleugel en 24 plekken op de Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA). De vadervleugel is ontstaan uit het project Gezinsbenadering (samen met PI Leeuwarden). Op deze afdeling volgen gedetineerden vaders een speciaal programma om de band met hun kinderen zo goed mogelijk te houden. Het doel is de ‘detentieschade’ bij het kind zoveel mogelijk te voorkomen. Met andere woorden: het kind staat centraal.
Op de BBA verblijven gedetineerden die in de laatste fase van hun straf zitten en die al bepaalde vrijheden hebben gekregen. Ze mogen overdag buiten de gevangenismuren aan het werk om zich zo voor te bereiden op een terugkeer in de maatschappij.
In het HvB zitten gedetineerden die in voorlopige hechtenis zijn genomen en nog in afwachting zijn van een uitspraak van de rechter in hun strafzaak.
Esserheem heeft een capaciteit van 239 cellen. Er is heel veel te zien in Veenhuizen en het is geen wonder dat het dorp op de werelderfgoedlijst is terecht gekomen. Ik ontkom er niet aan om ‘in a nutshell’ wat over het dorp te vertellen: In 1823 veranderde het aanzien van het dorp volledig toen er drie grote gestichten voor weeskinderen werden gebouwd. De Maatschappij van Weldadigheid ( in 1818 opgericht door generaal- majoor Johannes van den Bosch) wilde de armen door middel van arbeid op het land en in de vervening heropvoeden. Voor alle duidelijkheid: Nederland was totaal ontwricht na het vertrek van het Franse leger, waardoor met name in de grote steden de armoede schrijnend was. De drie grote gebouwen (Gestichten werden ze genoemd) die in Veenhuizen werden gebouwd, boden onderdak aan gemiddeld 1200 verpleegden. Ze werden ondergebracht in slaapzalen van 80 mensen, die overdag werden omgebouwd tot werk- en eetzalen. Enkele decennia later droeg Van den Bosch de koloniën van Weldadigheid over aan het Rijk en werd Veenhuizen een Rijkswerkinrichting. In de loop der jaren zijn tienduizenden verpleegden naar Veenhuizen ‘opgezonden’.
Na de Eerste Wereldoorlog kreeg Veenhuizen steeds meer het karakter van een penitentiaire inrichting en werden er misdadigers opgesloten.
Tot eind jaren tachtig was Veenhuizen afgesloten van de buitenwereld. Wie er niks te zoeken had, mocht het dorp niet in. Pas na 1989 werd Veenhuizen opengesteld voor iedereen. Naast drie gevangenissen staan er meer dan honderd Rijksmonumenten.
Van de drie gestichten is alleen het Tweede Gesticht (Esserheem) bewaard gebleven. Het Eerste Gesticht heeft plaatsgemaakt voor een gevangenisgebouw, het Derde Gesticht raakte in verval en is rond 1925 afgebroken en omgezet in landbouwgrond. De contouren van het Derde Gesticht worden door middel van bloemenstroken aangegeven. Maar ondanks al die prachtige en interessante gebouwen, vind ik daar het meest intrigerende het kleine wachthokje (zie foto). Een overblijfsel uit de tijd dat Veenhuizen nog een gesloten dorp was??
Nadat ik het dorp heb verlaten, kom ik langs het Vierde Gesticht. Zo wordt de begraafplaats buiten het dorp genoemd waar maar liefst 10.000 kolonisten anoniem zijn begraven. Er staat welgeteld één houten grafzerk (een stèle) van Johanes Beugeling als symbool voor al die 10.000 mensen die hier begraven liggen (zie foto).
Als ik er ben ga ik op een bankje zitten om te proberen mij in te leven in het leven van al die kolonisten die hier op de begraafplaats liggen. Maar ondanks het feit dat daar ook verre familieleden van mij ligt, lukt me dat niet. Misschien ligt dat wel aan het feit dat ik op het bankje uitkijk op een gewone begraafplaats, met moderne zerken. En met alle respect voor de doden, maar daar heb ik niets mee.
Nadat ik wat gedronken heb, maak ik nog een paar foto’s van een groot aantal witte kruisen achter op de begraafplaats, waar niets op staat. Die maken in ieder geval op mij meer indruk dan de moderne stenen die er naast staan.
Na de begraafplaats loop ik door een bos die De Esch heet en volgens het kaartje in mijn wandelboekje een Sterrenbos-structuur heeft. Ik merk daar (op de grond) overigens weinig van en vind ook geen informatie over het bos. Het is niet anders.
Daarna is het de paden op en de lanen (letterlijk) in.
Op de Norgerweg krijg ik te maken met een verandering van route. Het staat keurig op een paaltje aangegeven. Maar eenmaal in het bos kom ik op een driesprong en staat er niks meer. Wel staat er een hoogzit, waar ik nog een eindje in opklim om de omgeving beter te kunnen overzien. Veel wijzer word ik er niet van, dus besluit ik de heuvel voor mij te beklimmen. Tot mijn verrassing kom ik voor een vrij brede vaart te staan en vraag mij af of dit misschien de Tonckensvaart is. (Ik weet het nog steeds niet.) Daarna loop ik slingerend tussen de bomen door langs de vaart naar een klinkerweggetje, de Broekdijk.
ik steek de Broekdijk de Hoofdweg over en kom ik langs de ijsbaan van Westervelde met een opvallend gebouw (zie foto). Dit gebouw is in 1996 aangeboden door Natuurmonumenten die ook de eigenaar is van het stuk grasland. Het is een enorm grote ijsbaan en ik vraag mij af hoe ze dat in de winter onder water krijgen. Er staat zelfs na al die regen zo te zien geen plasje op. De ijsbaan ligt tegen het Tonckensbosch aan, waarin maar liefst veertig grafheuvels (brandheuvels) allemaal aan de westzijde van een licht gebogen aardenwal liggen. Ze dateren allemaal uit de IJzertijd (in Nederland ruwweg tussen zeshonderd jaar voor Christus en het jaar nul. Ze zijn nooit wetenschappelijk onderzocht.) Het Drenthepad loopt echter om het bos heen, zodat ik de grafheuvels niet te zien krijg.
Wel kom ik langs de natuurbegraafplaats Westervelde, maar daar is afgezien van een groot informatiebord met gratis informatieboekjes niet veel te zien.
Ik loop Westervelde in en kom langs Tonckensborg met zijn 18e eeuwse theekoepel. Westervelde zelf is een piepklein dorp (ongeveer 160 inwoners, maar was wel een tijdlang de hoofdplaats van de gemeente Norg met diverse leden van de familie Tonckens als burgemeester. Later kwam het gemeentehuis in Norg en door de gemeentelijke herindelingen in 1998 in Roden (gemeente Noordenveld).
het dorp Westervelde dateert van de late Middeleeuwen, maar kende daarvoor al eeuwenlang een vorm van bewoning. Vlakbij het dorp vind je namelijk hunebed D2, een portaalgraf dat gebouwd is tussen 3400 en 3100 v.Chr. tijdens de trechterbekercultuur. (Een portaalgraf heeft een ingang in het midden van de lange zuidzijde. Deze ingang (het portaal) is hier gemaakt met twee poortzijstenen met daarop (vroeger) een poortdeksteen. Het hunebed is niet meer compleet. (zie foto)
Na Westervelde loop ik langs het natuurreservaat Norgerhout, waarvan men vermoedt dat het bos al uit de 9e eeuw dateert. Daarmee is het een van de oudste bossen van Nederland.
Na Norgerhout loop ik prachtig richting Norg. Molen Noordenveld is al van verre zichtbaar. Mooi dat men zulke molens in stand houdt.
En dan kom ik in Norg. Van het Koningsdag-gebeuren in deze plaats krijg ik alleen maar mee dat er een groepje op straat staat met wat oranje aankleding en een paar kratten bier. Ze hebben het in ieder geval gezellig met elkaar.
Voor hotel Karstens zit het terras zo goed als vol, maar verder is het in het dorp beslist niet smoordruk. Maar het kan zijn dat de Koningsdag-activiteiten ergens anders zijn.
En ja dan loop ik vier kilometer lang dezelfde route als bij het groot Frieslandpad. Ik heb in mijn verslag van die etappe al ruimschoots aandacht aan Norg en aan de kerk besteed, maar voor mensen die het interesseert hier nogmaals dezelfde informatie: Hoewel Norg voor het eerst vermeld wordt in een oorkonde van het bisdom Utrecht uit 1139, blijkt uit archeologische vondsten dat er al vanaf 700 na Christus een vaste woonkern is en er al in de prehistorie mensen in het gebied verbleven. (Met dank aan Historisch Norg) De kerk van Norg, ooit gewijd aan de Heilige Margaretha, stamt uit de dertiende eeuw. De restauratie van 1969-1971 bracht aan het licht dat deze kerk twee houten voorgangers heeft gehad. Toren en schip zijn gebouwd in de romaanse stijl, het koor vertoont romanogotische stijlkenmerken.
Norg is een duidelijk voorbeeld van een esdorp: dat is een dorp met de boerderijen rondom een brink (open ruimte of watertje) en opgebouwd uit 3 onderdelen: esgronden = met mest opgehoogde oude akkerbouwgronden, groengronden = veeteeltgebied rondom de riviertjes en het veld = woeste grond voor de schapen, bijen en de plaggen. Het ligt niet ver van het riviertje De Slokkert. Daar heeft men de oudste (takken)weg van Nederland gevonden, een bewijs dat er zich hier al heel vroeg mensen hebben gesetteld. Als ik het dorp uitloop zie ik de tweede molen van Norg, molen De Hoop. De oorspronkelijke graanmolen is van 1856 en sinds 2016 in handen van Het Drents landschap.
Ik kom na de camping Norgerberg door de Langeloërduinen. De stuifduinen zijn hier ontstaan door een te intensieve vorm van schapenteelt. Na het passeren van een oude Etsstoel (waarop recht gesproken werd) kom ik bij het Schilleveen. Ik citeer even het wandelboekje: Vroeger legden de eiken-schillers (eekschillers) het hakhout in dit ven. Zij schilden het hout. De bast, die vol zit met looizuur, werd gedroogd, vermalen en tussen te looien huiden gestrooid. (Men noemde dit de ‘run’) . Na enige tijd kon het leer worden bewerkt. Hoewel ik dat laatste natuurlijk al lang wist, heb ik nooit geweten dat eekschillers het hakhout in het water legden. Waarschijnlijk deden ze dat omdat de schillers de hakkers niet bij konden houden. Zo hield men de schil soepel zodat die er ook na een aantal dagen nog gemakkelijk af wilde. (Theorie Karst).
In ieder geval is er in het Schilleveen nu nog maar weinig water te zien. Het is bijna volkomen dicht gegroeid. Vanaf het Schilleveen is het nog twee kilometer naar Langelo. Een prachtig slingerend pad dwars door de weiden en langs bosjes brengt mij naar de Oosterweg. Wel kom ik langs geel gespoten landerijen en die geven mij sinds een paar jaar een ongemakkelijk gevoel. Makkelijk voor de boer, maar funest natuurlijk voor de insecten. Ik hoop werkelijk dat daar nog eens een andere oplossing voor gevonden wordt.
Op de Oosterweg krijg ik een appje van Saak: ‘Ik ben er al’. Ik app haar terug: ‘Ik bijna’. En dat klopt want ik hoef nog maar vierhonderd meter te lopen voor ik bij de auto ben. Kortom voor beide een perfecte timing. Volgende keer op naar Leek.