10- mei 2022
Nadat ik mij thuis vlak voor mijn vertrek met factor 20 heb ingesmeerd, ben ik helemaal klaar voor mijn eerste tocht van het Friese Woudenpad. Even later rijden we achter elkaar aan naar Dokkum, waar ik mijn auto ruim voor negen uur parkeer bij een Bowling- en Zalencentrum aan de Tichelwei ten oosten van Dokkum. De parkeerplaats is nog volkomen leeg en ik heb het parkeervak maar voor het uitzoeken. Daarna stap ik bij Saakje in de auto en besluiten we slingerend over een klein weggetje via Oostrum naar de rotonde bij Metslawier te rijden. Ik had ergens gelezen dat er wegwerkzaamheden waren aan de Lauwersseewei en dat blijkt te kloppen. De weg is vanaf Dokkum tot Metslawier volkomen afgesloten. Ook de rotonde bij Metslawier wordt onder handen genomen en dat merken we. Men heeft het asfalt er uitgevreesd en als we hobbeldebobbelend weer op het asfalt komen, blijkt daar een enorme drempel te zitten. Met een knal klappen we beide bijna met ons hoofd tegen het dak van de auto, maar met dank aan de autogordels houden we er geen bult aan over. Er vloekt iemand naast mij: “Poverrododendronnogaantoe (ze zei iets anders) dat hadden ze ook wel even mogen aangeven. De banden kunnen je zo wel knappen.” Gelukkig houden de banden het en ook de schokdempers en tuffen we zonder mankementen verder naar Lauwersoog. Bij de veerpont naar Schiermonnikoog zet Saak mij uit de auto en rijdt naar een parkeerplaats een paar kilometer terug. Zij zal mij tegemoet lopen. Van het dorp Lauwersoog zie ik niets. Het is pas na de indijking van de Lauwerszee ontstaan en nog maar goed vijftig jaar oud. Ik maak ondertussen een paar foto’s van mijn startplaats en loop even later langs de immense R. J. Cleveringsluizen, die het waterpeil in de oude Waddenzee (nu het Lauwersmeer) en het achterland in de gaten houden. (O.a het Reitdiep, het Dokkumerdiep en de Suderie monden uit in het Lauwersmeer.) Rubertus Jacob Clevering was een Nederlands landbouwer, politicus, bestuurder en voorvechter van landschap en monumenten. Op een gedenksteen bij de sluis, die sinds 2007 zijn naam draagt, staat: Een leven in dienst van het water. Vele jaren was hij de gedreven en visionaire voorzitter van Hunsinga, electra en Ommelandszeedijk. Waterschapsman in hart en nieren. De sluis is voor mijn gevoel enorm groot en er wordt met een aantal mensen hard aan gewerkt. De sluis heeft duidelijk groot onderhoud nodig. Als ik even later de dijk op loop, kijk ik rechts uit over de Waddenzee en links over het Lauwersmeer. Deze voormalige inham is vooral in de Middeleeuwen ontstaan. Na de watersnoodramp van 1953 werd besloten de Nederlandse kust extra te beveiligen en tot drooglegging van de lauwerszee over te gaan. Zover is het niet gekomen, maar wel werd de Lauwerszee op 23 mei 1969 van de zee afgesloten. Voor de vissers in Zoutkamp was het een ramp.
Ik besluit na deze bespiegeling het taluud aan de waddenkant te volgen. Het is er voor een groot gedeelte ge-asfalteerd en ik loop er in de luwte. Het waait namelijk stevig. Ik maak wat foto’s van het droogvallende Wad met op de achtergrond het eiland Schiermonnikoog. (Je ziet er niks van op de foto’s en ik heb ze dan ook niet opgenomen in de galerij.) Het blijft fascinerend dat die hele zee tweemaal per dag volloopt en droogvalt. En als je op het Wad loopt en de stilte omhult je, zie je de kleine kreekjes die het laatste water afvoeren of weer aanvoeren. Ik heb een aantal keren mogen wadlopen en vond het elke keer weer een bijzondere ervaring. Ik app Saakje dat ik langs het water loop en krijg als antwoord: Welk water?? Zij loopt op dat moment aan de andere kant van de dijk aan de Lauwersmeerkant. Ze klimt na mijn antwoord dat ik langs het Wad loop over een afrastering en ik zie haar even later aan de goede kant van de dijk op mij af komen. Omdat ik het beeld van het Wad ondertussen wel in mij opgenomen heb, lopen we het laatste stuk over de dijk. Dat is natuurlijk wel mooi, alleen waait het er hard. We zien een aantal schoolkinderen zich klaarmaken voor een Wadlooptocht. Ze gaan even later keurig netjes op het taluud zitten om de laatste instructies van de Wadloopgids te ontvangen. Brave kinderen. Wij lopen naar de auto en nuttigen daar in de auto ons eerste kopje koffie. Het is nog niet zo aangenaam om dat buiten te doen.
Daarna lopen we verder langs de zeedijk, maar nu langs de landzijde. Je hebt daar de Bantpolder, een polder die is ontstaan uit landaanwinning en een buitendijkse zandplaat. Het is een natuurgebied waar je omheen kunt lopen. Die informatie had ik nog niet toen ik bij het eerste het beste hek afscheid nam van Saak en haar boven op de dijk nog even nawuifde. Zij loopt langs de Wadkant terug naar de auto. Ik daal de dijk af en loop naar het hek om de oversteek naar de N361, de H. M. Gerbrandywei te maken. Maar helaas, het is een beschermd natuurgebied en niet toegestaan het te betreden (staat er op een bord). Ik kijk nog eens in mijn boekje en zie dat er achter hek een nummer 94 staat. Gelukkig zie ik na een paar honderd meter al een tweede hek, maar ook hier word ik ontvangen met een bord ‘niet betreden’. Pas na een 600 meter blijkt het mogelijk om over een oude zeedijk langs de Bantpolder te lopen. Ik loop over de kruin en zie dat de droogte met brede scheuren in de klei zijn sporen heeft achtergelaten. Maar wat me daar echt opvalt zijn de overstapjes. Normaal gesproken stap je dan over een draad of een hek, maar hier mag je als wandelaar over prikkeldraad heen stappen. Er is geen enkele bescherming aangebracht voor de wandelaar, zodat je echt heel voorzichtig de overstap moet maken. Door de omweg en de obstakels duurt mijn tocht naar de N361 veel langer dan ik had verwacht en ik zie het roze autootje van Saak over de parallelweg al aan komen rijden voor ik bij de oversteek ben. Zij ziet mij al van verre lopen en stopt nog even bij een krakkemikkig bankje voor een tweede bakkie. Met uitzicht op de Bantpolder smaakt de koffie prima, al is het aantal vogels dat we waarnemen op dat moment bijna op één hand te tellen. Na deze onverwachte ontmoeting neem ik voor de tweede maal afscheid van haar en vervolg mijn weg over een graspad bezaaid met schapen en keutels. Ik heb een prachtig uitzicht op het Lauwersmeer en loop recht op de jachthaven van Oostmahorn af (met bijbehorende vakantiehuisjes). Maar liefst 360 ligplaatsen hebben ze daar en dat geloof ik graag. Ik loop over de dijk om de jachthaven heen en kom over een stokoude betonnen overstap, die ik haast als een cultuurhistorisch monument zou willen betitelen. Zo nieuw als die jachthaven aandoet, zo oud is deze overstap. Ik krijg steeds meer de indruk dat het Friese Woudenpad gedateerd is en dat vermoeden blijkt in Oostmahorn terecht. Volgens mijn boekje moet ik in Oostmahorn bij een bushalte linksaf en loop ik langs paviljoen Toxopeus. De bushalte kan ik met de beste wil van de wereld niet vinden en paviljoen Toxopeus heet al sinds 2004 anders. Het is aardig om even de geschiedenis van dit paviljoen weer te geven. Het is in 1961 gebouwd door Klaas Toxopeus, de beroemde schipper van de reddingsboot De Insulinde, die tussen 1927 en 1965 dienstdeed op het reddingstation te Oostmahorn. In augustus 1986 werd dit gebouw door een windhoos op de bar na weggeblazen, waarop het werd afgebroken. In 1987 werd het huidige pand gebouwd en in 2004 kreeg het de naam Lauwersmeer Paviljoen en in 2015 werd het ‘De Gouden Stek’’. Kortom het boekje loopt met zijn informatie al bijna twintig jaar achter.
Over Oostmahorn is het aardig om te vermelden dat het ‘dorpje’( het valt net als Ezumazijl onder het dorp Anjum) dateert van 1543, toen de plaats Oes(t)mehorne werd genoemd. In 1630 stond het bekend als Schans van Oostmerhorn en in 1781 als Schans Oostmahorn. De plaatsnaam komt mogelijk van de gereconstrueerde naam Oostum. En met die uitgang um, mag je aannemen dat het dorp oorspronkelijk op een terp gebouwd is. In ieder geval was het strategisch gelegen en had de schans in de tijd van Napoleon een kruithuisje. Dit huisje is opgeknapt en nu weer toegankelijk. Overigens heb ik het niet gezien. Het bevindt zich vlakbij De Gouden Stek in de dijk en ik heb het niet opgemerkt toen ik over de kruin van de dijk er boven overheen liep. Wel zie ik even later de oude aanlegplaats voor de veerboot naar Schiermonnikoog. Voor de aanleg van de dam stonden de auto’s van de toeristen letterlijk bij de dijk omhoog. De plek oogt als een cultuurhistorisch monument en is het ondertussen ook wel.
Niet lang daarna kom ik langs een groot kanon (staat er sinds 2017 en geeft aan dat Oostmahorn vroeger een versterking was) en Ezonstad: (Citaat van Wikipedia) Volgens een oude legende is de stad omstreeks 341 gebouwd zijn door Odilbald, de zesde hertog van de Friezen. In 808 werd Ezonstad door de Noormannen bijna geheel geplunderd en afgebrand. Met hulp van het rijke Stavoren werd de stad spoedig herbouwd. In 985 werd Ezonstad nog een machtige stad genoemd; waardoor de stad in verval is geraakt is niet bekend. Ter plaatse bevond zich een kasteel dat in 1422 door de Vetkopers (een groep Monniken) is gesloopt. Maar volgens Wiebe Jannes Formsma (een historicus uit Groningen) is dit verhaal ontsproten aan de hoofden van 16e-eeuwse Friese geschiedschrijvers. Enfin, het verhaal is mooi. En hoewel het huidige Ezonstad met zijn nieuwe oude gebouwen zo kitscherig is als de pest, vind ik het toch mooi en met mij veel meer mensen, zo blijkt uit de belangstelling. Want het aantal van 1200 slaapplaatsen in de ‘stad’ wordt nog uitgebreid naar 1800. En inderdaad ik zie dat men daar nog druk aan het werk is.
Ik loop verder over de dijk naar Ezumazijl, maar omdat ik mijn bekomst krijg van de schapenkeutels besluit in na een ‘monumentje??’ verder te lopen over een fietspad. Na 10 minuten bereik ik Ezumazijl. De naam zegt het al, hier is een zijl, een sluis. Reeds in 1672 heeft Ezumazijl een sluis. Oorspronkelijk een uitwateringssluis, nu een schutsluis. In 1931 werd de sluis vernieuwd. Het is me niet duidelijk geworden of de sluis toen het predikaat schutsluis heeft gekregen. In ieder geval is de afsluitende deur aan de (oorspronkelijk) zeezijde indrukwekkend hoog en heeft de sluis een monumentale status.
Na een afdaling loop ik over de brug uit 1901 (het staat er met grote letters op) en klim aan de andere kant de trappen weer op. Na de volgende afdaling, het is een heel geklauter, begin ik het behoorlijk warm te krijgen en ik trek mijn trui uit en prop die in mijn rugzak. Nog geen 50 meter verder kom ik plotseling tot de ontdekking dat ik geen telefoon meer bij me heb. Ik kijk eerst even koortsachtig in mijn rugzak om te kijken of ik hem niet met de wandeltrui er ingestopt heb. Maar nee, geen telefoon. Omdat ik bijna zeker weet dat ik hem op de sluis nog bij me had, ik heb immers foto’s gemaakt, loop ik terug naar de plaats waar ik mijn trui uitgedaan heb. En jawel, daar ligt hij als een paarse rechthoekige boterbloem tussen het gras van het graspad. Ik slaak een zucht van verlichting, want zonder telefoon voel ik mij zo langzamerhand behoorlijk onthand. “Gelukkig maar,” zegt een vrouw met een groot fototoestel die ik vertel dat ik mijn gsm’etje kwijt was, maar weer gevonden heb. Dat vind ik ook en vriendelijk groetend gaan wij allebei een kant op.
Het blijkt dat ik in een vogeleldorado terecht gekomen ben, want niet lang daarna kom ik al weer iemand met een grote telelens op zijn camera tegen. En als ik even later het uitkijkpunt Ezumakeeg Noord passeer zie ok ook daar mensen met camera’s in de weer. Het moet niet gekker worden, denk ik, maar het kan nog wel gekker. Want niet lang daarna kom ik een hele groep mensen tegen die met verrekijkers en camera’s over het water van de Ezumakeeg naar de vogels, c.q een vogeltje zitten te kijken. Ze hebben niet in de gaten dat ik ze op de foto zet en ook niet als ik wat later de auto fotografeer. Daar staat met grote letters op: Birdingholland.nl en daaronder Kleinschalige vogelexcursies. Ik kan mij er niets bij voorstellen om met een groep met z’n allen door een verrekijker of camera naar een paar vogeltjes te kijken. Als iemand dat alleen en in alle rust doet, heb ik er alle begrip voor, maar om nu met z’n allen op een kluitje de vogels te bestuderen is aan mij niet besteed. Maar gelukkig zijn we niet allemaal gelijk en ik gun het ze van harte. Niet lang daarna kom ik over een dijk (de weg is hier een voet-fietspad geworden) en zie een groot houten huis op palen over de dijk kijken. Ik vind het niet lelijk, wat ongetwijfeld te maken heeft met het feit dat de buitenkant met hout betimmerd is.
Ik kom weer op een asfaltweg en na 500 meter op een viersprong met lantaarnpaal 4222. Dat klopt volgens mijn boekje. Hier moet ik rechtsaf, maar ik mag mijn hond niet meenemen. Hoewel ik geen hond heb, snap ik deze verbodsbepaling met de beste wil van de wereld niet. Ik loop gewoon langs een paar huizen en kom daarna op een driesprong. Ook hier moet ik rechtsaf. Ik word daar getriggerd door een opschrift op een oude boerderij. In het latijn staat er ‘Opus rusticum’ op de achtergevel. Ik weet niet wat dat betekent en zoek het later thuis op achter de computer. De vertaling is bijna teleurstellend. Google translate zegt me dat dat ‘boerderij werk’ betekend. Maar toegegeven, Opus Rusticum klinkt in ieder geval wel zo interessant.
Daarna duik ik bij de laatste boerderij aan het doodlopende weggetje weer de landerijen in. Het is een graspad dat zo te zien niet al te vaak betreden wordt. Vooral na de passage van de Sylsterwei slingert het graspad met de fraaie naam Nijlânswei prachtig in al zijn schoonheid door de landerijen. Ik loop letterlijk dwars door de paardenbloemen en hoewel het er wel mede door het hoge gras zwaar loopt is het een lust om zo door het Friese land te banjeren. Bij de Ald Terp, een oude terp met (nog) twee huizen kom ik op de Tibmawei die mij naar het dorp Ee brengt. En wat is het dan aardig dat ik lopend op de vrij gewone Uniastrjitte tegenover het niet onaardige café Woudstra plots een pittoresk straatje de Haven in moet. Het oude straatje komt uit op de Omgong een wandelpaadje rondom de kerk, met op de hoek nog een stokoude waterpomp die zondermeer dateert van voor de aanleg van de waterleiding. Wat is zo’n dorp in het centrum dan knus gelegen rondom de kerk. Het geeft je een gevoel van geborgenheid. Hoewel de kerk dateert van omstreeks 1250 volgens de website van het dorp zelf, is de toren veel jonger. Daar prijkt namelijk boven de deur 1869. En inderdaad is aan de buitenkant duidelijk te zien dat daar een totaal andere steen voor gebruikt is dan voor het schip. Als ik verder loop passeer ik ongemerkt het Vlasmuseum. Ik kom er pas achter als ik het dorp uitloop en in mijn boekje lees dat ik er langs gelopen ben. Ik zoek het later op op internet en het is inderdaad een uniek museum. Het is het enige vlasmuseum en laat zien hoe er van vlas linnen gemaakt wordt. Het museum is dagelijks open van 10.00 uur tot 17.00 uur lees ik en misschien wel het meest unieke, het is gratis toegankelijk. Ik maak er hier dan ook graag enige reclame voor.
Daarna moet ik 1,5 kilometer een landweggetje volgen voor ik linksaf naar het Grootdiep loop. Ik loop nog maar net langs het water als ik telefoon krijg en persoonlijk van de wethouder van Weststellingwerf, Roelof Theun Hoen, te horen krijg dat ons subsidieverzoek voor de organisatie van een tentoonstelling van werken van de kunstschilder Rinny Siemonsma, in het kasteel Old Stoutenburgh in Blesdieke, gehonoreerd is. Op een toevallig aanwezige keurige stenen zitplaats laat ik dit heugelijke nieuws even op mij inwerken: de werkgroep Bekiek et maar’ die zich hier mee bezig houdt, kan eindelijk verder.
Met een voor mijn gevoel wat lichtere tred loop ik verder langs het Grootdiep en kom bij de oude Steenfabriek die daar in al zijn aftandsheid zijn laatste adem lijkt uit te blazen: wat een enorme bende. Alleen de oude pijp staat nog in al zijn schoonheid fier over alle rotzooi uit te kijken. Zonde, zonde, zonde denk ik en loop hoofdschuddend naar het bowling- en zalencentrum bij Dokkum. Daar staat mijn auto nog altijd eenzaam op de grote parkeerplaats op mij te wachten. Ik heb er bijna 26,5 kilometer opzitten en om eerlijk te zijn valt me dat een paar kilometer mee (ik had de route door Dokkum van zo’n 2 kilometer al meegerekend). Het kan verkeren. Hoewel ik op dit stuk Friese Woudenpad nauwelijks een boom ben tegengekomen was het toch een prachtige tocht. Ik verheug me op de volgende.