1 mei 2022
Omdat we de roze auto van Saak al om 8 uur bij de garage in Heerenveen moesten afleveren staan we al ruim voor half negen op het Lijteplein in Ureterp. We mogen er drie uur parkeren en dat is geen probleem. Saak loopt een rondje van een tien kilometer en dat moet gemakkelijk binnen die drie uur kunnen. Daarna rijdt zij naar huis.
Maar laat ik beginnen eerst wat over het dorp Ureterp te vertellen. Ureterp is een streekdorp dat in de late Middeleeuwen is ontstaan op een zandrug aan de Binnenweg die van Zuider Drachten naar het oosten liep. Deze Binnenweg werd in de bebouwde buurt van Ureterp al vroeg Weibuorren genoemd. Waarschijnlijk is het zo’n duizend jaar geleden dat de eerste bewoners zich op deze zandrug vestigden. In het jaar 1315 wordt Ureterp voor het eerst genoemd als Urathorp. De naam stamt af van Utrathorp dat tegenwoordig Olterterp heet. Wat er gebeurd is bij deze namen is dat men deze heeft samengevoegd. Vanuit het Oudfries betekent het woord ura “boven” en het woord uter verwijst naar “buiten” of “lager”: Het stroomopwaarts gelegen Ureterp en het stroomafwaartse dorp Olterterp. Voor alle duidelijkheid het woordje terp in Ureterp heeft niets met een terp te maken , maar is afgeleid van het Oudfriese thorp en dat betekent gewoon dorp. Tussen 1657 en 1667 werd de vaart vanaf het Vallaat doorgegraven naar Frieschepalen: de Ureterpervaart . Toen men in 1959 begon met de ruilverkaveling, werd de vaart weer gedempt. De weg die er daarna aangelegd werd, heet dan ook De Feart. Bron Mooi Friesland.
We zijn nog nooit zo vroeg op stap geweest, maar dat is ook wel lekker. Het duurt echter maar even, of we raken een beetje in verwarring. In het boekje staat dat we op het Roggepaed de eerste weg links moeten nemen: De Skeauwen. Geen weg te bekennen, maar wel een tegelpaadje. Gelukkig geven een duidelijke pijl en een naambord aan dat we hier toch echt linksaf moeten en dus nemen we ‘die weg’. Lopen we eerst tussen de woningen en langs een school, al snel verandert het pad in een achteraf paadje en net buiten het dorp zelfs in een landelijk paadje. Zelf zou je niet snel op het idee komen om hier langs te lopen, maar ere wie ere toekomt, de bedenkers van het Friese Woudenpad hebben dit mooi bedacht. Na het landelijke paadje moeten we even schuin links een weggetje oversteken en komen dan op de Merskenreed. Het straalrecht pad heeft naast een breed zandpad een betonnen fietspad en dat loopt niet verkeerd. Dwars door de landerijen komen we uit op de weg De Mersken. Hier neem ik afscheid van Saakje. Zij loopt een rondje van een dikke tien kilometer en ik mag vandaag iets meer dan 26 km wegwerken. Al snel kom ik bij de tunnel onder de weg Opperhaudmare, die verderop bij Drachten bekend is als de Wâldwei. Het is een hele constructie zo’n tunnel, maar een prachtige en veilige oplossing voor o.a. wandelaars om zonder kleerscheuren de andere kant van de weg te bereiken. Wel valt de grote hoeveelheid borden en aanwijzingen op. Maar liefst twee borden geven aan dat je er niet mag graven i.v.m. de folielaag die hier is aangebracht, huifkarren zijn toegestaan en het is glad bij vorst plus nog een rondbord voor fietsers en een waarschuwingsbord. En dan heb ik het nog niet eens over het schrikhek dat midden op het pad staat, waardoor het voor huifkarren onmogelijk wordt om sowieso de tunnel door te komen. De indekcultuur heeft hier duidelijk toegeslagen.
Na een bocht naar rechts moet ik bij P- 23463 linksaf, zegt mijn boekje. En hoewel ik niet op het nummer gelet heb, wijst ook een pijl die kant uit en kom ik bij een alleraardigste wijk, c.q. vaart. Er staat zelfs een bankje en ik geniet hier even in alle stilte van de omgeving. Wel vraag ik mij af hoe die vaart heet. Zelfs eenmaal thuis kom ik er niet achter: is het de Nieuwe Vaart of hoort dit ook nog bij het Koningsdiep?? In ieder geval staat het wel met het Koningsdiep in verbinding. Door de rechte structuur houd ik het maar op de Nieuwe Vaart. Het pad waar ik even later langs loop, slingert na een mooi bruggetje prachtig door het bos. Ik merk op dat een beuk te lang is blootgesteld aan de zon, waardoor de schors loslaat: zonnebrand noemen ze dat. De oorzaak laat zich raden: men heeft de boompjes naast het pad gekapt, waardoor de boom pal in de zon kwam te staan. Nu zijn ze al weer een aantal meters hoog en beschermen ze de beuk, maar dat is duidelijk te laat. Ik schaar dat maar onder de noemer ‘ondoordacht kapbeleid’. Op het pad ontdek ik nog een mooie spreuk die ik ook fotografeer: Geef elkaar de ruimte, ook onderweg.
Nadat ik het pad verlaten heb, kom ik door het gebied Heideburen (een boerderij en een modern herenhuis, meer is het niet) om even later weer de bossen in te duiken. De aanwijzingen zijn summier op een boom gekalkt en ik loop dan ook prompt verkeerd. Ik kom terecht op een mountainbikeroute en haal mijn mobieltje er bij om te kijken waar ik me precies bevind. Het blauwe stipje geeft aan dat ik nog wel de goede kant op loop (je moet dan natuurlijk wel eerst een honderd meter lopen om te zien welke kant het stipje opgaat) en dat is richting Het Witte Huis aan de Van Harinxmaweg. Met behulp van Google Maps kom ik keurig bij het Witte Huis uit. Hier raak ik kort in gesprek met een wat oudere fietser. Als ik hem vertel dat ik in het bos verdwaald was, antwoordt hij: ‘Dat kin net. Gewoon de paaden folgje dan kin je nooit ferdwale’. Daar kon ik het mee doen en eigenlijk heeft hij ook wel gelijk. Zo groot was het daar nu ook weer niet en ik was ook zonder Google Maps vast wel het bos weer uit gekomen.
Ik steek de weg over en loop even later in de buurt van Beetsterzwaag door bossen in het eindstadium: de bomen zijn groot en er is totaal geen ondergroei. Maar het blijft mooi om zo via de bosgebieden ten noordoosten van Beetsterzwaag het dorp binnen te komen. Ik passeer een prachtig gelegen kerkje, de Sint Hippolytuskerk en herinner mij dat ik er jaren geleden ooit heb mogen spelen.
Aan de rand van Beetsterzwaag kom ik langs een groot gebouw met daarop de woorden ‘van Teyens Fundatie’ In de oude statuten staat vermeld: “In Beetsterzwaag zal een gebouw worden opgericht met de naam Van Teyens Fundatie, waar zes vrouwen mogen wonen, die zelf niet in hun onderhoud kunnen voorzien (dus arme vrouwen). Elke vrouw, een weduwe of ongetrouwd, waaraan een kamer is gegeven, mag gebruik maken van de waskamer, de droog- en bergzolder. Elke week ontvangt ze één gulden en vijfenzeventig cent (dat is nu € 0,79). Elk jaar krijgt ze 4500 korte turven (om de kachel mee te stoken), 10 manden woud- of zandaardappelen en 5 pond rundvet.
Als ze ziek mocht worden kreeg ze 10 gulden om de dokter te kunnen betalen. En als ze stierf hoefde ze de kosten van de begrafenis en het graf ook niet te betalen. De Fundatie zorgde voor dit alles.
En verder hadden ze met een regelement te maken waarin ik er één regel uithaal: De regenten bepalen het model van de gordijnen voor de ramen. Daarin moest eenheid zijn.Kortom, je had je te gedragen.
Beetsterzwaag is een dorp met cachet. Het dorp heeft maar liefst 49 Rijksmonumenten en staat heel kort omschreven als een streekdorp, ontstaan op een zandrug die van Oud Beets over Beetsterzwaag richting Drachten loopt. Het is vanuit het westen, vanuit Beets uitgegroeid tot een nederzetting waar adel en patriciaat hun buitens stichtten.
Ik beperk mij hier tot een paar opvallende overtuinen en het meest markante gebouw. Ik kom na het gebouw van de van Teyens Fundatie al snel in de Overtuin van het Lyclamahûs. Daar vind je naast een paar beelden een tropische kas die al meer dan 80 jaar oud is. (Vanaf 1869 had men hier al een tropische kas). Hij is te bezichtigen. In de tuin wordt op het moment dat ik er door loop ruim aandacht besteed aan de kunstenares Jeanne Bieruma – Oosting. Jeanne was de kleindochter van Reinhard baron van Harinxma thoe Slooten, die tot aan zijn dood in 1928 op landgoed Lauswolt woonde. De jonge Jeanne kwam er regelmatig. De omgeving inspireerde haar tot het maken van tekeningen, etsen en aquarellen. Deze tentoonstelling zal te zien zijn vanaf 14 mei tot 30 september 2022 in de Overtuin van het Lycklamahûs, hoofdingang tegenover Hoofdstraat 80. Waarvan akte.
Lyndensteyn is het uit 1821 stammende zomerverblijf van de familie Van Lynden. Het is later door de familie ondergebracht in de Corneliastichting. Deze stichting, genoemd naar de jong overleden Cornelia van Lynden, moest een gratis ziekenhuis voor Friese kinderen in stand houden. Nu dient het oude herenhuis als revalidatiecentrum’ .
De tuin in de Engelse landschapsstijl is in 1832 ontworpen door de beroemde tuinarchitect Roodbaard. Daarvoor lag er een veel strakkere tuin. In de tuin staat het beeld van de zeegod Neptunis en die dateert al van 1720. Het is mij niet duidelijk waarom er voor het beeld Neptunis gekozen is. Met de zee heeft Beetsterzwaag bij mijn weten echt heel weinig te maken. Maar mooi is het er wel.
Na de Overtuin van Lyndenstein loop ik langs een paar nieuwbouwwijkjes en langs Borneroord, een tehuis voor geestelijk gehandicapten. Ik zie dat het een enorm complex is geworden, terwijl ze pas in 1972 hier zijn begonnen. Het ziet er in ieder geval prachtig uit. Daarna loop ik al snel naast en midden door het golfbaancomplex van Lauswold. Grijsaards van ongetwijfeld mijn leeftijd proberen daar hun stramme spieren nog enigszins in conditie te houden door met een bijna parmantige houding een balletje weg te slaan, waarna ze weer snel plaats nemen in een elektrisch golfkarretje. Ieder zijn ‘manier van sportbeleving’ denk ik en stap nog redelijk fit van lijf en leden over het zandpad richting de Lippenhuisterheide.
Bij de overgang bij het Koningsdiep zal ik nog een foto maken van het beroemde huis ‘Feroaring van Lucht’ dat enorm bekend geworden is door de schelmenroman (met Durk Snoad) van Rink van der Velde. Maar het huis is bijna in zijn geheel verdwenen achter het groen van de struiken.
Eenmaal op de Lippenhuisterheide word ik overvallen door een pittige regenbui met onweer er in. Dat is nooit prettig als je zo als ik over een pad loopt waar je niet fatsoenlijk kan schuilen. Natuurlijk had ik onder een boompje kunnen gaan staan, maar met onweer is dat niet de beste optie. Gelukkig heb ik wel een regenjas bij me, maar omdat het pijpenstelen regent geeft zo’n jas maar zeer beperkt bescherming tegen het overvloedige regenwater. Gelukkig val het met het onweer mee. Na een paar keer wat gedonder houdt die zich stil en hoef ik Saakje niet op te roepen om mij met de auto uit een benarde situatie weg te halen. Ze bood aan om dat te doen (ik had nog even telefonisch contact met haar), maar al had ze nog zo haar best gedaan, je rijdt van de Lippenhuisterkant door een stevig hek niet de heide op. Helaas hield de bui deze keer niet op bij een bui (dacht ik) maar als ik thuis de betekenis van bui op zoek dan geeft die aan: Een bui is een cumulus congestus- of cumulonimbuswolk die in korte tijd veel neerslag produceert; in het algemeen korter dan een uur. De omschrijving van veel neerslag en korter dan een uur klopte in mijn geval. Moet dus in het vervolg bij een korte bui spreken over een buitje.
Na de Lippenhuisterheide duurt het niet lang of ik duik letterlijk de blubber in. Het is een pad dat een onderdeel is van het Koningspad als ik mij niet vergis en ik kan het ook niet helpen maar ik kreeg even de volgende gedachte: de koning gaat zo nu en dan door het stof, maar wij gewone burgers mogen door de blubber. Het kan verkeren.
Gelukkig wordt de regen eindelijk minder hevig, maar het heeft z’n sporen nagelaten. Niet alleen in de plassen op het pad, maar ook in mijn boekje. De bladzijden plakken door al dat vocht aan elkaar en het kost me moeite om de juiste pagina weer tevoorschijn te toveren. Maar het lukt en al prutsende aan mijn boekje ben ik bij de Opsterlandse Compagnonsvaart aangekomen. Langs de vaart loop ik naar het Hemrikerverlaat, waarna ik aan de andere kant van de vaart weer terug loop.
Na 400 meter kom ik op een volkomen onbekend schelpenpad terecht en loop ik prachtig door de ‘achtertuin’ van Jubbega. Het was mij al eens eerder opgevallen, maar het dorp heeft een prachtige omgeving. Weet niet of het door de omgeving komt of door de vermoeidheid, maar op de Bij de Leijweg gaat het fout. Ik moet bij de huisnummer 55 rechtsaf en loop dan langs de 10e wijk. En die mis ik. Dom natuurlijk dat ik niet op de huisnummers gelet heb, want voor ik er erg in heb zit ik al bij huisnummer 73. Ik besluit door te lopen en bij de Ds. Ten Catewei (daar staat een Lawei, waar ze de werk en rusttijden mee aangeven) rechtsaf te slaan. Dan moet ik weer op de route komen. Dat klopt. Bij een bocht in de weg moet ik een smal bospad in en die heb ik eerder gelopen. Ik bel Saak dat ik nog een dik kwartier moet lopen en dat ze me op kan halen bij de Schoterlandseweg in Hoornsterzwaag. Maar voordat ik daar ben maak ik op het Tsjerkepaad nog weer een foto van de kilometersteen die daar geplaatst is. 27 km staat er op en dat intrigeert mij. Het is mij nog steeds niet duidelijk wat er precies met die 27 km bedoeld wordt. Bovendien moet de steen oud zijn en omdat hij ook beschadigd is, maak ik mij zorgen om dit cultuurhistorische monumentje. Ik hoop werkelijk dat de historische vereniging van Jubbega zich hier eens over ontfermd.
Eenmaal bij de Schoterlandseweg blijkt de timing perfect. Als ik het pad uitkom zie ik mijn auto in de verte al aankomen. En zelfs met een omweg over Heerenveen (we moeten de auto van Saak ophalen bij de garage) ben ik ruim voor drie uur weer thuis. Met 26, 5 km op de teller is dat geen slecht resultaat.