17 mei 2022
We rijden deze keer naar in Skûlenboarch (Schuilenburg) , een gehucht waar ik nog nooit van gehoord had. Het ligt bij het Prinses Margrietkanaal (men noemt het hier het Kolonelsdiep en valt onder Eestrum (Eastrum)). ik had op Google Earth gezien dat er daar bij de agrarische winkel van Ellens een paar parkeerplaatsen zijn voor aan de weg en vlakbij de brug. Ik kom er langs op mijn tocht van Dokkum naar Skûlenboarch en heb er dan volgens mijn berekeningen 26 km opzitten. Dat vind ik wel mooi genoeg voor deze dag. Maar voor ik in Skûlenborach ben, leg ik voor mijn gevoel een haast avontuurlijke route af door De Wâlden van Friesland. We rijden over weggetjes die ik zelfs op de motor nog nooit verkend heb en dat heeft wel wat. En het moet gezegd, ‘moai sûnder wjergea binne de Wâlden, smuk skaadzjend beamtegrien oeral yn ’t run. Het mag duidelijk zijn dat ik hier het begin van het Friese lied De Wâldsang citeer. Voor de liefhebbers vond ik het volgend op internet: Harmen Sytses Sytstra: Fries dichter en prozaschrijver (Midlum, 14 januari 1817 – Baard, 4 april 1862) is geboren als Harmen Zijlstra. Verloor beide ouders op jeugdige leeftijd en werd opgevoed door zijn grootmoeder te Achlum. Vijftien jaar oud schrijft hij reeds versjes in het Nederlands, Frans en Fries. Publiceerde in 1841 zijn eerste bundel poëzie en proza (Tsien tuwsen uwt de lottery). Was vanaf 1842 onderwijzer en behaalde ondertussen zijn aktes moderne talen en wiskunde. In 1844 richtte hij samen met Tiede Dijkstra het ‘Selscip foar Frysce Tael in Scriftekinnisse’ op. In 1845 kwam het tijdschrift Iduna voor het eerst uit, dat het orgaan van ‘het Selskip’ was. Het Selskip was een groep van een man of tien en bij het 25-jarig bestaan waren het er honderd-een-en-vijftig. Hij was een ijverig herschrijver van sprookjes en volksverhalen. Een van zijn liederen is ‘De Wâldsang’ op een melodie uit de opera Le nozze di Figaro van Mozart.
Hoe laat ik de auto in Skûlenboarch bij Ellens neer zet, weet ik niet meer, maar wat ik wel weet, is dat onze tocht naar Dokkum ook nog de nodige tijd in beslag neemt omdat er een weg uit ligt. Het is dan ook al kwart over negen voor Saakje en ik in Dokkum bij het bowling- en zalencentrum aan de koffie zitten. Erg comfortabel zitten we er niet (op de rand van een parkeervak) terwijl een vijftig meter verderop een zitbank staat. Ik had geen zin om die vijftig meter heen en terug te lopen, maar was achteraf een beter idee geweest. Nu heb ik al een blikkont voor ik aan de wandeling begin. Gelukkig heb ik er eenmaal aan de wandel geen last meer van en samen lopen we over de Tichelwei, onder het viaduct door de stad Dokkum in. Is er in eerste instantie niet zoveel interessants te zien, zodra je in het centrum bent, kom je ogen te kort. Prachtige oude huizen staan hier langs de Dokkumer Ee. We komen ook langs het hotel waar we tijdens het lopen van de Elfstedentocht hebben geslapen in exact dezelfde kamer waar vrienden van ons ook de nacht een keer hebben doorgebracht. Bij het prachtige stadhuis gaan we over het water en lopen langs de andere kant nog een eindje door (De Zijl, die overgaat in de Vleesmarkt). Daarna komen we op de Wortelhaven en moeten we aan het eind van dit pittoreske straatje een trap omhoog om zo op de stadswal te komen. Nadat we molen De Hoop zijn gepasseerd komen we weer bij een brug, de Woudpoortbrug die over de Zuidergracht ligt. Hier ben ik eerder over gekomen. De Strobosserweg zit ook in het Elfstedenpad en we komen bij een pomp waarbij met grote letters staat dat het om de Bonifatius Fontein gaat. Omdat men op de Markt en in de Boterstraat (De Fetze Fontein uit 1712) ook bronnen ontdekt heeft was/is er veel misverstand over wat de ware bron is. En daarom citeer ik toch maar even een gedeelte uit het epistel van Warner B. Banga & Piet de Haan getiteld: De Ware Bonifatiusfontein: . Over wat nu de ware bron was, is altijd veel verwarring geweest. Volgens een oude levensbeschrijving van de martelaar werd de bron geslagen door de heilige zelf toen hij met zijn bisschopsstaf op de grond sloeg en het water opspoot. In een tweede versie zakte het paard van een opzichter bij het opwerpen van de gedachtenisterp weg in de drassige grond en ontstond een bron met helder water. Net buiten de stadswallen ligt echter de bron die al sinds mensenheugenis de Bonifatius-bron genoemd wordt. Aanvankelijk een simpele poel in de weilanden, maar later ommuurd en via een sloot kon het water zelfs afgetapt worden bij de Bonifatiuspomp (Bonifatius Fontein) aan de Zuidergracht. Dit is de ware bron waaruit de Dokkumer bierbrouwers al vóór de 17e eeuw het water voor hun vermaarde biertje haalden. Toen het katholieke geloof na de Reformatie passé was, noemden de protestantse brouwers hun bron de ‘Fonteinsbron’, ook al werd het gildebestuur ieder jaar nog steeds op Bonifatiusdag gekozen. Proost!
Een mooi verhaal dat ik jullie toch even mee wilde geven. In ieder geval komen we na de pomp langs de ‘ware bron’ met daarbij het standbeeld van Bonifatius. Daar tegenover staat de rooms-katholieke bedevaartskapel, ook wel Bonifatiuskapel genoemd. De kapel is een (half) openlucht gebouw en wordt gebruikt voor vieringen, maar ook voor culturele activiteiten en is te huur voor o.a. bruiloften. Elk jaar komen er tussen de 25.000 en 40.000 pelgrims naar de stad om de kapel te bezoeken. De kapel is van 1 juni tot 15 sept dagelijks geopend van 14.00-17.00u. Entree is gratis.
En inderdaad klonk er gezang toen we de bron en kapel passeerden, terwijl Bonifatius als versteend zijn hoofd met de bijbel bleef beschermen.
Maar misschien is Bonifatius op een heel andere plaats vermoord en is de plaats Dokkum een fantasie van Middeleeuwse schrijvers. Albert Delahaye merkt namelijk op: De heilige Bonifatius is vermoord bij Dockynchirica, op zo’n 35 km van het Franse Duinkerken. De fabel van Dokkum zou zijn ontstaan in de 13e eeuw en werd verspreid door een bisschop van Utrecht: Dockynchirica werd ingekort tot Dokkum en de moordplaats werd zo ruim 400 km verlegd naar het noordoosten. Feit is dat Dokkum (het klinkt wat gek) veel ‘plezier’ aan de moord beleefd. Al blijft het twijfelachtig of Bonifatius hier vermoord is. De stad wordt namelijk op het jaar 754 na (dat kan dus ook een vergissing zijn) pas in 1224 weer voor het eerst genoemd. Maar omdat zelfs de calvinisten Bonifatius niet meer kwijt willen, laat ik het maar zo.
Na de Bonifatius Bron lopen we via een nieuwbouwwijkje en een parkje de stad uit en komen lopend over het Damwâldsterreedtsje bij de rand van de stad. Vlak voor het tunneltje onder de Lauwersseewei (de N 361) neem ik afscheid van Saak. Zij loopt een rondje om de Kooilanden en ik loop de gemeente Dantumadeel binnen. ‘Wolkom’ staat er onder een gemeentewapen en de naam op een bord. Kortom een vriendelijke ontvangst. Na de passage van de Koailoane (ze hebben hier wat met kooien) wordt It Leantsje de Trekweg en loop ik rechttoe rechtaan op de Doniawei aan, die Damwoude inloopt. Even moet ik daar rechtsaf, maar al snel weer linksaf, het Fermanjepaad op. Damwoude laat het Friese Woudenpad rechts liggen en ik kan dus niet zeggen of ik daardoor veel gemist heb. Wel weet ik dat bijna buiten Damwoude de Benediktustsjerke staat. Na even zoeken op internet wordt het me duidelijk: Het dorp Damwoude telt twee oorspronkelijk twee romaanse kerken, de Sint-Benedictuskerk in het vroegere Dantumawoude en de Sint-Bonifatiuskerk in het vroegere Murmerwoude. Oorspronkelijk waren het dus twee plaatsen, die aan elkaar gegroeid zijn. In ieder geval valt de tocht langs Damwoude niet tegen. Want was de Trekwei al heel aardig, je krijgt daar al te maken met het Couliiselandschap, op het Fermanjepaad loop je letterlijk de wâlden in. De tocht begint zijn naam eer aan te doen. Ik loop door en langs het Vermaningsbos (Fermanjebosk) en kruis hier het Elfstedenpad. Die gaat verder naar het westen en ik loop naar het zuiden. De Fermanjebosk is in de jaren zeventig aangeplant in het kader van de ruilverkaveling en begint zich heel aardig te ontwikkelen. Verbazingwekkend is het dat het coulisselandschap door die verkaveling ogenschijnlijk niet is aangetast. Je hebt er nog steeds smalle percelen omzoomd door boswallen. Ik vind het een prachtig gezicht. En ik weet niet of ik mij vergis, maar het lijkt erop dat men in de Stellingwerven meer boswallen gesloopt heeft dan hier of misschien waren er daar ook wel minder. Ik kan dat niet goed reconstrueren.
In tegenstelling tot Damwoude gaat het Friese Woudenpad wel door Broeksterwoude. Maar om eerlijk te zijn maakt Broeksterwoude geen verpletterende indruk op mij. Alleen het kerkje is grappig vormgegeven en heeft net als in Deinum een sipel op ‘e toer: een uivormige torenspits. Enig verschil: die van Deinum is dicht en die van Broeksterwoude is open. Maar ik blijf het grappig vinden.
Bij de Dominee Feitsmawei moet ik linksaf en het lijkt er op dat men hier oude huisjes heeft gesloopt. Een blik op Google Earth leert me dat ik gelijk heb. Daar is de oude situatie nog te zien, al lijken me die gesloopte huizen niet verschrikkelijk oud. In ieder geval staan er nu nieuwe. Broeksterwoude zal er wel blij mee zijn. Op een bankje drink ik mijn laatste koffie en hoewel het er niet echt mooi zit, zit het er wel heerlijk rustig.
Daarna kom ik net buiten Broeksterwoude langs een land dat geel is van de boterbloemen. Een prachtig gezicht. Overigens had ik al vaker een stuk land gezien met boterbloemen, maar dan meer vanuit de verte. Het raaigras is daar gelukkig nog niet overal de norm geworden. Want niet alleen is het een prachtig gezicht het is ook ontzettend goed voor de insecten die het zwaar te verduren hebben en dat is een verontrustende situatie.
Het duurt niet lang of ik loop midden door de landerijen en kom na een slinger en een slag (in het boekje staat letterlijk Yn ‘e bocht) kom ik in de buurt van De Valom bij de Valomstervaart. De route wordt steeds mooier.
Ik passeer de Valomstervaart en loop langs de plaats waar vroeger het Goddeloze Tolhek stond. Aardig is het om het volgende even te vermelden: Toen ik mij daar thuis in ging verdiepen, kwam ik op spookverhalen terecht die mij bekend voorkwamen. Na een poosje werd het me duidelijk. Ook tussen Beetsterzwaag en Lippenhuizen heb je het Goddeloze Tolhek. Toen ik de beschrijving van de wandeling van Beetsterzwaag naar Oldeberkoop maakte bij de Ster van Berkoop, en op Goddeloze Tolhek zocht, kwam ik zonder het te weten bij het andere Goddeloze tolhek terecht. Het geeft maar aan hoe snel je je kunt vergissen bij een beschrijving.
In ieder geval is het pad langs het vroegere tolhek en het huidige natuurgebied Het Houtwiel al eeuwenoud. Het draagt de naam Goddeloaze Singel en was al in 1453 een verbindingsweg tussen de kloosters Klaarkamp bij Rinsumageest en het klooster van Smalle Ee bij Drachten. Ook dit pad loopt zo recht als een liniaal, maar is door de prachtige omgeving mooi om over te lopen. En hoewel het er volgens de verhalen ontzettend gespookt moet hebben, krijg ik geen spook te zien.
En dan krijg ik bij Kuikhorne weer te maken met de gedateerdheid van het boekje. Zowel de kaart als de beschrijving kloppen van geen kant. Gelukkig geeft een aanwijzing op een paaltje aan dat ik linksaf moet in plaats van rechtsaf zoals in mijn boekje staat. Ik loop over de Centrale As die dus in het boekje niet te vinden is. Gelukkig komt het allemaal wel goed, maar moet je als wandelaar wel ‘de kop er bij hebben’ als je met zulke achterhaalde boekjes op stap gaat. Ik kom in ieder geval op de Oostersingel bij Kuikhorne terecht en zit weer op de (in het boekje beschreven) route. Ook deze singel is zo recht als een liniaal, maar ook deze keer verveelt het geen moment. Daarvoor is het pad te mooi en loop je ook hier door een prachtige landelijke omgeving.
Na een paar kilometer kom ik uit bij de (oude) Rijksstraatweg, de N355, een weg die loopt van Leeuwarden naar Groningen. Na het passeren van de Kuikhornstervaart moet ik een smal pad omzoomd door Fluitekruid op dat daar door de landerijen kronkelt. En het blijft kronkelen. Het smalle pad wordt weer een weggetje, het weggetje weer een zandpad tot ik op de Marwei uitkom. Darna wordt de weg weer een fietspad en loopt een poosje langs de boorden (taalkundig is het boord, maar dat klinkt mij zo gek in de oren) van het Bergumermeer. Bij het Kolonelsdiep (prinses Margrietkanaal) wordt het fietspad na een poosje weer een weggetje en loop ik recht op Skûlenboarch aan. Het duurt dan ook niet lang of ik zie mijn auto al staan. Hoewel er een boot aankomt, blijft de draaibrug gesloten en kan ik zonder te hoeven wachten de overkant bereiken. Eenmaal bij de auto zie ik tot mijn verrassing dat ik maar 24 kilometer gelopen heb. Het is al de tweede keer dat ik mij in de afstand vergist heb. Maar gelukkig is korter in dit geval beter dan langer en valt het mee. Ik ben dan ook vroeger thuis dan ik vooraf had ingeschat. Het was een mooie tocht. De volgende keer ga ik op voor Ureterp. Benieuwd waar het Friese Woudenpad dan weer langs loopt. Want ondanks de gedateerdheid blijft die tot nu toe prachtig.