18 – 7 – 2022
Het is kwart voor zes als de wekker in huize Berkenbosch gaat en ik me opmaak voor de laatste etappe van het Friese Woudenpad. Het wordt warm vandaag, maar nog niet zo warm als morgen. Vandaag tegen de dertig graden en morgen er ruim overheen zijn de berichten. Was ik eerst van plan om dinsdag te lopen, nu ze zelfs de Vierdaagse van Nijmegen hebben ingekort, heb ik ook maar besloten niet op dinsdag te lopen. Maar omdat 28 graden mij ook al warm genoeg is, hebben we besloten om zo vroeg mogelijk te starten. En dat lukt. Rond half zeven zet ik mijn auto al in Steenwijk bij het station (het eindpunt en om vijf voor zeven neem ik afscheid van Saak die mij naar Vledderveen gebracht heeft. Het scheelde echter niet veel of we hadden vlak voor het begin van de wandeling op de Werkhorstlaan nog een botsing gehad met een overstekende ree. Op nog geen tien meter voor ons stak hij plotseling de weg over. Gelukkig reed Saak niet hard en kon ze op tijd remmen, anders hadden we de ree op de motorkap gehad. Kortom zonder kleerscheuren bereikten we het punt waar ik de vorige keer linksaf naar de Werkhorst ben gelopen (had mijn auto daar toen geparkeerd), maar die zit niet in de route. Saak ziet er deze keer vanaf om even met mij mee te lopen en dus begin ik deze keer in mijn uppie op het Turfpad aan mijn laatste etappe. Het is een zandpad met een fietspad ernaast. Het Turfpad komt me bekend voor, want die zit ook in het Stellingenpad. Daar heb ik de cultuurhistorische verhalen voor mogen schijven. Na 450 meter moet ik al linksaf en die route heb ik nog niet eerder gelopen. Het is een graspad en wat opvalt keurig gemaaid. Daarna kom ik in de bossen onder Vledderveen. In de bossen lopen, blijft spannend, want je moet echt heel goed opletten om niet verkeerd te lopen. Het boekje met de beschrijving wordt dan ook regelmatig even geraadpleegd. Soms twijfel ik wel even, maar tot aan het pad De Jaren bij Vledder gaat alles goed. Als ik bij die weg ben, zegt de omschrijving in mijn boekje dat ik een ‘mooi uitzicht op de zadeldaktoren van Vledder heb. Ik loop De Jaren nog een eindje op, maar zie op geen enkele manier een zadeldaktoren. De bomen waren bij het schrijven van de tekst vast minder hoog of kaal. Ik had er nog een foto van willen nemen, maar dat is dus niet gelukt.
Via een parkeerplaatsje kom ik op een rode paaltjesroute terecht en dan gaat het fout. Nadat ik een fietspad ben overgestoken moet ik volgens het boekje ‘twee paden van rechts negeren en op de splitsing rechts aanhouden. Die ‘splitsing’ onthoud ik. Dat lijkt mij ook wel genoeg. Maar als ik op een soort splitsing kom (het is meer een t-kruising) besluit ik dat dat als splitsing wordt aangeduid en ga ik rechtsaf. Mis. Als ik even later bij een fietspad kom en mijn boekje raadpleeg, blijkt dat ik pas na een ven weer op een fietspad kom en niet eerder. Omdat ik even niet meer weet hoe de wereld er precies bij ligt raadpleeg ik Google Maps. Ik zie de ‘Poel van Dien de Vrij’(zo heet die plas) liggen en besluit om het eerste pad links te nemen. Dat is goed, want ik kom op een punt waarbij het boekje zegt: ‘op kruising linksaf en direct weer rechtsaf’. Dat kan niet missen en inderdaad zit ik na een ommetje van enkele honderden meters weer op de route.
Ik kom langs de ‘Poel van Dien de Vrij’ en maak een foto van die prachtige idyllische plas. Ik citeer even uit de website van Vledderveen hoe die poel aan zijn naam kwam: Dien de Vrij was gehuwd met Gerrit de Vrij. Zij bestierden gezamenlijk een boerderij aan de Boergrup (nummer 33) nabij de onderhavige poel. Aan de gigantische bomen die op het erf staan en ook aan de boerderij is te zien dat het hier een oude “plaats” betreft. Dien de Vrij runde in het midden van de vorige eeuw in datzelfde pand een winkeltje, waar van alles te koop was. Daar werden boodschappen gehaald en kochten kinderen, als daar al geld voor was, snoep. Haar naam kwam daarom veelvuldiger aan de orde dan die van Gerrit, haar man. Derhalve gingen kinderen, maar ook volwassenen, als er op deze poel werd geschaatst, naar de Poel van Dien de Vrij.
In ieder geval is het een plas met een lange geschiedenis, want het blijkt een oude pingo te zijn, die al in de laatste ijstijd is ontstaan. Ze zullen er ongetwijfeld turf uitgehaald hebben, want anders was hij wel dichtgegroeid.
Ik moet de plas voor driekwart rondgelopen en daarbij volgens het boekje ‘hoog gras en modder’ trotseren. Maar dat valt mee. Na een honderd meter op de Boergrup (waar Dien de Vrij gewoond heeft) kom ik na een piepklein bruggetje van twee spoorbielzen op een schelpenpaadje dat ik één kilometer moet volgen. Ik mag de bril wel opzetten om nog wat schelpen te zien, maar omdat de kaart in mijn boekje duidelijk is, sla ik rechtsaf (schijnt daar ook nog schelpenpad te zijn) en loop even later langs bouwland richting de Middenweg.
Daar hoef ik niet lang langs te lopen, want al na 150 meter verlaat ik de Middenweg en loop over een geasfalteerd fietspad naar een bosgebied. Daar blijkt zelfs nog wat heide te groeien. Het fietspad slingert er prachtig door het bos en ik moet tot mijn schande bekennen dat ik hier nog nooit gelopen heb en het gebied dus ook niet ken. Op een paar stroken na is de wereld hier nog een volledig onbeschreven blad voor mij. En dan te bedenken dat het hemelsbreed op nog geen tien kilometer van mijn huis is. Ik loop bijna met het schaamrood op de kaken over dit prachtige fietspad, dat uitkomt op de Reeweg. Ik ben weer op bekend terrein.
Even later loop ik om een Landgoed: Stoeterij Lyma – Horst. Met grote hekken met punten en met prikkeldraad is de stoeterij omgeven. Het heeft zo meer weg van een streng verboden militair complex dan van een stoeterij. En om de paarden binnen te houden is het ook niet nodig, want aan de noordkant van de stoeterij is het hoge hek ineens verdwenen en staan de paarden achter een stroomdraadje. Kortom, waarom die grote hekken er staan is mij een raadsel. Tijdens een van mijn tochten die ik gemaakt heb voor de Ster van Berkoop, kwam ik hier ook langs. Wat mij nu opvalt is dat het slootje aan de westkant nu volledig droog staat, terwijl de vorige keer dat ik hier langs kwam het water nog over het stuwtje klaterde. De droogte slaat toe bij Vledderveen.
Ik kom uit op de Hooiweg en moet bij de Larixhof scherp naar links. De Larixhof is een dierenbegraafplaats en ziet er keurig verzorgd uit. Wat opvalt, is dat je daar niet een vaste prijs voor een graf betaalt, maar dat de dieren voor ze het graf in gaan blijkbaar gewogen worden. Je betaalt daar namelijk niet voor een hond, maar voor het gewicht van de hond. Kleine honden tot 10 kg kun je daar volgens de folder voor 105 euro begraven. Honden tot 25 kg kosten 115 euro, tot 50 kg 130 euro en boven de 50 kg 145 euro. Poes/konijn/fret/vogel en slang kosten volgens het foldertje van de Larixhof 95 euro. En dan hebben sommige mensen er ook nog een mooie grafsteen op geplaatst. Met de grafrechten die je na drie jaar ook jaarlijks moet betalen, wordt het al met al een ‘duraobele kwestíe’ (is Stellingwarfs). Maar ik zal er verder niets van zeggen. Sommige mensen hebben er veel verdriet van als hun huisdier sterft en ik ken dat gevoel een beetje. Toen onze Bona (een katje) na een jaar vol kanker bleek te zitten en moest worden afgemaakt, heb ik ook een paar tranen gelaten. Het beestje liep mij overal na en kwam bij me liggen als ik achter de computer bezig was. Ik heb hem voor 0 centen begraven op het erf van onze vorige woning bij de Kiekeberg. En toen onze rotweiler Binkie na 12,5 jaar stierf, belandde hij in een grote ton bij het dierenartsencentrum in Noordwolde. Ik heb er geen hartzeer aan overgehouden.
Na de Larixhof kom ik al snel bij het kerkje van Wilhelminaoord. Deze is in 1851 gebouwd voor de kolonisten van de Maatschappij van Weldadigheid.
Ik steek de weg over en raak in gesprek met een dame op leeftijd die in het Verpleeg- en Verzorgingshuis De Menning blijkt te wonen. Op de vraag van haar of ik het tehuis ken, kan ik haar antwoorden dat ik er jaren geleden ooit eens gespeeld heb. Dat vindt ze mooi en ze zegt me dat ik een mooie bestemming aan mijn vakantie geef door te gaan wandelen. Zij wandelt ook, maar dan met een rollator. Ik zeg haar dat ik dat heel graag doe en wens haar een prettige dag verder. Als ik verder loop, zie ik als ik omkijk, dat ze al nieuwe aanspraak heeft. Ik houd het er maar op dat ze graag even een praatje maakt.
Bij een Petit Restaurant’(volgens het boekje), moet ik linksaf richting Eesveen. Er staat daar een ophaalbrug die aangeeft dat daar vroeger de Westerbeeksloot gelegen heeft. Deze ‘sloot’ is in 1615 in opdracht van François van Westerbeek gegraven voor de afvoer van turf. De sloot stond in verbinding met De Lende. Ook was hier toen een zwaaikom, waar de schepen konden keren.
Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik na 25 meter al weer in een voor mij volkomen onbekende wereld terecht kom. Achter het ‘petit restaurant’ ligt namelijk een mooie vijver. Als ik daarna over het bruggetje loop, moet ik rechtsaf en loop langs de Jan Wartena Hof. Ik had er nog nooit van gehoord. Op een informatiebord staat o.a.: ‘Elke week beleven zestig tot tachtig Haagse kinderen uit groep acht hier de werkweek van hun leven. In het prehistorische dorp op het terrein leren ze over het leven van vroege jagers-verzamelaars en de eerste boeren . Hierdoor beleven ze de natuur wat bijdraagt aan de waardering voor de natuurlijke omgeving van vroeger en nu. Ook scholen in Drenthe maken er wel gebruik van. Blijft vreemd dat zoiets al vanaf 1974 bestaat en dat ik er nog nooit iets over gelezen of gehoord heb.
Niet lang hierna kom ik op de Oranjelaan langs de prachtige begraafplaats voor ‘directie ambtenaren en kolonisten van de Maatschappij van Weldadigheid . Het is omstreeks 1820 aangelegd. Het bijzondere grafmonument van Daniella Elisabeth van Oosterhoudt, douairière De Sturler, schoonmoeder van Johannes van den Bosch, de stichter van de Maatschappij van Weldadigheid, bevindt zich op de begraafplaats. Ook monumentaal is de bijzondere apostelboom : dat is een beukenboom met éen dikke stam die is ontstaan uit twaalf in elkaar gegroeide beukenboompjes. Ik blijf aan het citeren.
Daarna kom ik op de M. A. van Naamen van Eemneslaan ( genoemd naar een parlementariër en commissaris bij de Maatschappij van Weldadigheid). Hier moet ik na huisnummer 5 linksaf. Nog onder de indruk van al die nieuwe ontdekkingen loop ik het huis prompt voorbij en kom er bij nummer 3 achter dat ik misschien toch wat te ver gelopen ben. Ik keer op mijn schreden terug en zie dat er inderdaad een zandpad is met even verderop een slagboom. Daar moet ik in. Het blijft een kwestie van goed lezen en opletten.
Na het zandpad kom ik al snel bij een stuw waar ik scherp naar links moet. In mijn boekje staat dat ik de vaart links moet houden, terwijl ik hem duidelijk rechts van mij heb. Als ik echter bij een weiland met prikkeldraad kom te staan, blijkt de tekst in mijn boekje wel te kloppen. Ik besluit door de drooggevallen vaart te lopen en zo te zien ben ik niet de eerste. Ik kom terecht op een enorm smal pad dat inderdaad rechts van ‘de vaart’ loopt, waar nu wel weer wat water in staat.
Als ik even later een bosgebied van De Eese in loop, zie ik de contouren van een voormalig gebouwtje. Wat daar ooit gestaan heeft is mij niet bekend, maar gezien de vrij grote ingang, waarschijnlijk een werkschuur. Ik ga er even zitten om mijn laatste koffie op te drinken. Het is er ontzettend stil en dat heeft zijn charme. Je bent dan volledig overgeleverd aan de geluiden van de natuur. Heerlijk is dat.
Daarna kom ik bij een prachtig heideveldje, waar je bijna omheen loopt. Er loopt hier ook een ‘oud’ karrenpad. Zeker weet ik dat niet, maar dat sommige karrenpaden erg oud kunnen zijn, is een feit.
Nadat ik nog een prachtig vennetje gepasseerd ben, stuit ik even later op een hekwerk met het bordje ‘Strikt privé. Verboden toegang’. Ik blijf moeite houden met bordjes met ‘Verboden Toegang’, maar snap het wel. Je hebt mensen die zich nergens wat van aantrekken en dat kan uitermate vervelend zijn. Wandelaars worden naar rechts verwezen, maar ik moet links aanhouden. Ik loop om het ‘landhuis de Eese’ heen en maak vanuit de verte nog een foto van dit prachtig gelegen stulpje.
Niet lang daarna kom ik bij het centrum van De Eese, met de prachtige werkschuur en het mooie kasteeltje. Ook daar vind je weer dezelfde bordjes met ‘Strikt privé en Verboden toegang’. Maar je mag er wel langs lopen en dat is al heel wat. Net als ik denk dat we die uniforme verbodsborden wel gehad hebben, stuit ik op een groot bord met ‘Geen vrije toegang Natuurterrein’. Ik word er haast een beetje ‘balsturig’ van.
Ik loop verder over bospaden en het valt mij op dat een aantal paden zijn verhard met oude straatklinkers en puin. Ze werden waarschijnlijk vroeger intensiever gebruikt dan tegenwoordig.
Ik kom bij een terrein met twee grafheuvels, herkenbaar als een paar bulten in het landschap. Er is verder niets te zien (behale wat informatieborden). De grafheuvels zijn gemaakt door het klokbeker- of het standbekervolk. Ze leefden van 2400 – 1600 en van 1600 – 12-00 voor Christus. Ook wordt er op een informatiebord nog gewezen op de oeroude karrensporen die al uit de Middeleeuwen stammen. Het mag duidelijk zijn dat het gebied al duizenden jaren bewoond en doorkruist wordt en dat blijft interessant.
Ik loop verder en passeer een stokoud bankje dat op instorten staat. Groote Baars staat er op. Helaas is de foto slecht , maar omdat ook het bankje er slecht aan toe is heb ik hem maar opgenomen.
Ik passeer een paar plaatsen waar druk gerecreëerd wordt. Kinderen spelen er en het is een gejoel van jewelste. Ik vind het prachtig. Kinderen horen buiten te spelen en dat gebeurd hier.
Niet lang daarna moet ik de Woldberg beklimmen. Ik was er nog nooit, terwijl de Woldberg toch een begrip is. Eenmaal op de top zie ik vier betonnen steunders voor ongetwijfeld een uitkijktoren die hier ooit gestaan heeft. Maar omdat de bomen erg hoog werden hebben ze die uitkijktoren nu verplaatst. Ik zie hem elke keer als ik over de A 32 langs Steenwijk rijd.
Na de Woldberg begin ik aan de afdaling en loop richting de Onderduikersweg. Ik wist niet dat ik hier langs zou lopen. Gisteravond ben ik daar nog op de motor geweest om een fietstocht te verkennen die we houden tijdens de expositieweek in het kasteel van Gregorius Halman met werk van Rinny Siemonsma. We fietsen dan langs plaatsen waar Rinny gewoond heeft of waar hij graag vertoefde. De expositie is van 3 tot en met 11 september. Bericht over de fietstocht volgt nog.
Voor de tweede maal in nog geen 16 uur bevind ik mij op de Onderduikersweg. Het begint warm te worden en het loopt tegen 12 uur. Het wordt tijd om er mee op te houden. Maar eerst moet ik nog onder het viaduct door en dan nog een kilometer naar het station. De ‘Stienwieker Toorn’ heet mij welkom als ik onder het viaduct vandaan kom. Het is nog even doorbijten, maar om goed 12 uur ben ik bij de auto en om half een weer thuis. Het was een prachtige 23 kilometer lange tocht, waarbij ik nogmaals moet constateren dat ik als verwoed wandelaar mijn naaste omgeving soms nog helemaal niet ken. Kortom er is ook dichtbij huis nog veel te ontdekken. Het Friese Woudenpad zit er op. Eindconclusie: Hier en daar gedateerd, maar zondermeer prachtig. Op naar de volgende route. En sorry voor de vele foto’s.