3 januari 2023
Als ik al voor half negen mijn auto parkeer aan het kleine weggetje richting Poppenhuizen en bij Saak in de auto stap, is het nog prachtig weer. Geen mistflard te zien. Wel horen we op de radio dat men in Drenthe te kampen heeft met slecht zicht, maar daar zullen we geen last van hebben (veronderstellen we). Helaas verandert dat als we na Grouw richting Sneek rijden. Langzaam maar wel heel zeker begint het dicht te trekken en als we bij de Gravinnenweg in Sneek de auto parkeren om een kop koffie te drinken, ziet de wereld er al behoorlijk klein uit. Gelukkig smaakt de koffie prima en ik start mijn wandeling in de hoop dat de mist spoedig weer op zal trekken.
Sneek
Saak rijdt ondertussen naar het 700 meter verderop gelegen (fiets)pad De Griene Dyk. Vandaar zal ze een half uur met mij mee lopen.
Maar voor ik de tocht beschrijf eerst even wat achtergrondinformatie bij het verhaal van De Griene Dyk. Daarvoor gaan we terug naar het jaar 900 (met dank aan de uitgebreide verhalen op de picknicktafels langs De Griene Dyk).
Rond 900 begon men met het ontginnen van het veenpakket ten zuidoosten van Goënga (Goaiïngae) een dorpje vlakbij Sneek. Door ontwatering klonk het veen in, terwijl gelijktijdig de Middelzee (deze liep vanuit het noorden tot aan Sneek) begon dicht te slibben. Om de afwatering te verbeteren groef men rond het jaar 1000? De Wjittering (Wetering) naar de Boorne bij Oude Schouw. Deze wetering liep dwars door het huidige Sneekermeer. Omdat de Wetering te maken had met afslag werd deze steeds breder. Omdat de Middelzee steeds verder dichtslibde, kon men het water steeds moeilijker kwijt en werd er rond 1200 besloten om de Nije Wjittering te graven. Deze volgde grotendeel het oude (dichtgeslibde?) traject van de Alde Wjittering. Omdat ik mij afvroeg waar dat water dan werd geloosd, vond ik het volgende bij Wikipedia: In de 13e eeuw werden diverse vaarten en grachten in de omgeving van het dorp aan elkaar verbonden. Hierdoor kwam Sneek aan een doorgaande vaarroute (die liep van Stavoren en Bolsward tot Dokkum en Leeuwarden) te liggen. Enkele van deze vaarten zijn de Geeuw en de Oudvaart, beide nog altijd bevaarbaar. Men noemde deze lange vaart indertijd Magna Fossa (Grote Gracht). Opmerking Karst: Ik heb daar verder geen bewijs voor gevonden.
Na de grote Sint Nicolaas stormvloed in 1196 besloot men rond 1200 De Griene Dyk aan te leggen om de oorspronkelijke ontginningsdorpen te beschermen. Het water raakte men kwijt door er diverse zylen (uitwateringssluizen) in aan te leggen. Omdat men het ‘buitendijkse land’ soms ook zomers niet droog hield ( het werd gebruikt als hooiland) begon men delen daarvan in te polderen. Zo ontstonden er zomer- en winterpolders. Zomerpolders werden alleen maar zomers bemalen, winterpolders het gehele jaar door. Aardig is het nog om te vermelden dat het huidige Prinses Margrietkanaal voor een deel het traject van de oude Wetering volgt (inclusief de vaargeul in het Sneekermeer).
Offingawier
Met z’n tweeën starten we de route over de Griene Dyk bij de winter Lindeboom, die daar aan het begin van deze Griene Dyk geplant is door de honderdjarige dorpsvereniging van Offingawier (Offenwier). De foto is helaas mislukt, maar was ook niet echt spectaculair. We zijn nog niet lang op pad als we een gedenksteen aan de kant zien staan. Ik citeer: Offingawiersterzyl is yn 1464 weislein en troch barch en skiep damme. ( De sluis is weggeslagen maar door varkens en schapen weer gedicht.) Dat lijkt me sterk en gelukkig geeft de tekst er onder wat meer duidelijkheid: …. ‘Een groot afgescheurd stuk land met het vee er nog op heeft zich na de dijkdoorbraak in het gat vastgezet.’ Dat lijkt mij een betere verklaring. Het geeft wel aan dat de Griene Dyk niet altijd natte voeten kon voorkomen.
Het pad loopt verder langs De Houkesloot en de Lytse Potten, maar om eerlijk te zijn heb ik daar door de mist weinig tot niets van gezien. Wel liggen er hier en daar grote plassen langs het pad met vaak ganzen er in. Groot voordeel van zo’n mistige en ook koude ochtend (toen we startten was het slechts 1,5 graad) dat je heel weinig mensen tegen komt op een enkele hondenbezitter na en een paar fietsers. Het enige wat je hoort, is het geluid van die ganzen. Kortom we lopen heerlijk rustig het eerste gedeelte van de Griene Dyk.
Na een half uur neemt ik afscheid van Saak bij de Paviljoenwei (zij loopt dezelfde weg terug). Ook bij het recreatiegebied De Potten (een voormalige zandwinput) is geen kop te zien en dus is het (bij wijze van spreken) ‘de paden op en de lanen in’, maar het mag duidelijk zijn dat er hier maar één pad is en geen laan te bekennen.
Bij het J. S. Gerbrandygemaal ontmoet ik een man met een grote verrekijker. Hij vertelt mij dat hij net een ijsvogel voor de lens gehad heeft. “Prachtige mooie kleuren,” zegt de man die zijn enthousiasme duidelijk laat merken. Ik vertel hem dat ik verhalen schrijf over mijn wandeltochten en geef hem de naam van mijn wandelsite. Het was een korte ontmoeting, maar mooi dat er mensen zijn die nog van de kleine dingen in het leven kunnen genieten. Overigens is de naam J. S. Gerbrandy uitermate verwarrend, want het gemaal is (volgens mijn wandelboekje) genoemd naar P. S. Gerbrandy (Pieter Sjoerds Gerbrandy), de oud-minister-president tijdens de oorlog in Londen. ( Waarom er J. S. op het gemaal staat is me een raadsel.) In ieder geval is Pieter Sjoerds geboren in Goënga (hierboven al eens genoemd) en had hij dus zondermeer binding met dit gebied.
Na een dikke kilometer kom ik op de Mardyk, een betonpad dat mij richting Oude Schouw brengt. Maar voor ik daar ben passeer ik nog de Tersoalstersyl (Deze wordt ook wel de ‘sluis bij de Dille genoemd. Als je dat intypt bij Google krijg je nog een mooi filmpje te zien.) Het is een prachtig sluisje dat door de gemeente Boarnsterhim in 2009 voor zo’n 270.000 euro is opgeknapt (waarvan akte).
Na het sluisje wordt het drukker. Ik passeer jachthaven de Sneekerhof met enige tientallen boten die pal langs het pad liggen opgesteld.
Even later loop ik langs het in de mist gelegen Prinses Margrietkanaal. Een paar grote schepen varen mij tegemoet en ik kan het niet laten om er ééntje op de foto te zetten. Het is de Calimero van bijna 85 meter lengte die 1555 ton kan vervoeren. Wel een erg bescheiden naam voor het schip, want als ik aan Calimero denk , denk ik aan de uitspraak: ‘zij zijn groot en ik ben klein en dat is niet eerlijk’. Toegegeven, als je de Calimero naast een mammoettanker legt, dan valt hij in het niet, maar voor een schip op het binnenwater is hij best indrukwekkend. Niet lang daarna beklim ik de trap (42 treden) bij Oude Schouw.
Omdat het Jabikspaad tot aan Oldeboorn hetzelfde traject volgt als het groot Frieslandpad heb ik een gedeelte van de beschrijving van het traject Raerd – Haskerdiken (zie Jabikspaad) kunnen overnemen. Maar, ter geruststelling, ik heb het wel geactualiseerd om dat woord maar te gebruiken.
Oude Schouw
Oude Schouw is een plaats die z’n sporen in de geschiedenis heeft nagelaten. Want toen het de Friezen in Leeuwarden in 1672 dun door de broek liep, omdat men een inval van de Munsterse bisschop Bommen Berend vreesde, haalden de Gecommitteerden te Velde (aangewezen door de Staten van Friesland) alle soldaten uit het zuiden van Friesland en legerden ze achter Oude Schouw. Met dank aan Albertine Agnes ( de vrouw van de al in 1664 overleden Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau Dietz), die de plannen voor een stulpje in Oranjewoud in gevaar zag komen, moesten de soldaten onmiddellijk weer terug. Ook toen al werden de Stellingwerven, maar eigenlijk heel Zuidoost Friesland als ’t paantien onder et koppien Frieslaand gezien’. Voor veel Leeuwarders hoefde je daar geen rekening mee te houden.
Overigens begint de geschiedenis van Oude Schouw al ergens in de 12e eeuw, wanneer de Boorne niet meer uitmondt in de Middelzee, maar zijn water via de daartoe gegraven Nije Wjittering (Nieuwe Wetering) op het Sneekermeer loost (Zie de tekst hierboven). Oude Schouw maakte deel uit van de merenlinie die voor de mensen in Leeuwarden veel belangrijker was dan de Friese Waterlinie (De Lende- Kuunderlinie). Voordat ik met al die historische feitjes ophoud, moet ik nog wel zeggen dat de gerenommeerde waterherberg De Oude Schouw al eeuwen (vanaf de 16e eeuw) een pleisterplaats is voor reizigers. Vroeger werden mensen hier met de veerpont overgezet en was De Oude Schouw een veerhuis. Kortom een plaats met geschiedenis.
Vanaf de brug loop ik voor mijn gevoel zo naar Akkrum, al is die afstand echt nog wel een paar kilometer. Wat opvalt is dat het landschap hier gestoffeerd is met tientallen hoogspanningsmasten. Ongetwijfeld nuttig, maar absoluut niet mooi.
Akkrum
Als ik over de brug over de Meinesloot ben gekomen, zie ik achter een paar prachtige treurwilgen het in 1900/1901 gebouwde Coopersburg opdoemen. Het gebouw telt 22 kamers en was oorspronkelijk bedoeld voor ‘minvermogende ouderen’. Het is een geschenk van de uit Akkrum afkomstige Folkert Kuipers, die zich, nadat hij naar Amerika was geëmigreerd, Cooper noemde. Hij werd daar een rijk man. En dat is geen wonder want hij bezat op een gegeven moment in Newyork een warenhuis die maar liefst 180.000 bezoekers per dag trok.
Ik moet van het Groot Frieslandpad om het gebouw heenlopen en dat doe ik braaf. Ook achter het gebouw ziet het er verzorgd uit en ik zie nu voor het eerst dat daar ook een alternatieve zonnewijzer staat, met daaronder een bordje met de volgende tekst: In 1928 schonk regent Sl van der Meulen Coopersburg deze bijzondere kruisvormige zonnewijzer (zie foto) De schaduw die op de platte zijkanten met de inkeping valt, geeft de tijd aan (geen zomertijd) POST NUBILA LUS is Latijn voor ‘na de wolken het licht’ (na regen komt zonneschijn). Hoe het precies werkt is me niet duidelijk, maar het is in ieder geval een interessant ding. Daarna kom ik bij het achter het huis staande Mausoleum: een prachtig gebouwtje uit 1906 in Art Nouveau-stijl waar Cooper en zijn vrouw in 1907 zijn bijgezet.
Ik verlaat het terrein van Coopersburg en loop verder door Akkrum. Ik zal daar niet al te veel over vertellen, omdat het anders wel een erg lang verhaal wordt. Maar een paar dingen wil ik toch nog wel kwijt. Akkrum is in de vroege Middeleeuwen al ontstaan en kon zich als terpdorp langs de Boorne goed ontwikkelen, omdat het gunstig gelegen was aan die rivier. Toen het dorp in 1828 ook nog aan de Overijsselse straatweg kwam te liggen en in 1868 aan het spoor kon men letterlijk en figuurlijk niet meer om Akkrum heen. Maar ook eerder was het dorp ‘verkeerstechnisch’ al gunstig gelegen, getuige deze tekst uit het eind van de 18e eeuw: ‘Akkrum is een vermaaklyk Dorp, dewyl alles, wat te paarde of met rijtuig van Leeuwarden naar ’t Heerenveen en verder wil, hier door zynen weg moet neemen’.
In die 18e eeuw kreeg men hier een zaalkerk (1759). (Daarvoor stond er ook al een kerk.) De toren is later gebouwd (1882). Aan de westkant van de hervormde kerk staat het in expressionistische stijl gebouwde tehuis Welgelegen. Daarvoor stond er een buiten waarvan alleen het tuinhuis met koepeldak bewaard is. Op een bordje staat de volgend tekst: Deze koepel is een monument uit de achttiende eeuw. Hij stond toen in een groot park. Een latere eigenaresse liet de tuin moderniseren en stichtte het hier achterstaande gebouw ‘Welgelegen’, dat bestemd was voor dames. Ik weet niet of die criteria nu ook nog gelden.
Wat verder nog opvalt in het gezellige centrum is de Doopsgezinde kerk met zijn dorische zuilen. Ik maak er een foto van en zie nu voor het eerst dat Akkrum tegen de kerk aan ook nog een leugenbank heeft met daarboven de Friese tekst: Sitte yn ‘e rige….. en dan mar lige. Dat hoef ik niet te vertalen. Even later passeer ik het beroemde café Goeres, dat voor mij onlosmakelijk met het advocatenduo Anker en Anker verbonden is. Daarna verlaat ik onder het spoor door deze voormalige hoofdplaats van de gemeente Utingeradeel (opgeheven 1984). Na Boarnsterhim hoort het nu bij de gemeente Heerenveen. Ik heb zo mijn twijfels over al deze schaalvergrotingen, maar dat terzijde.
Nes
In Nes, waar de voormalige 41 meter hoge watertoren uit 1957 nu een watertorenhotel geworden is (je kunt er op hoogte logeren), maak ik nog een foto van de oude begraafplaats met een klokkenstoel. Vroeger lag hier een klooster dat gesticht was door de Duits Orde. Het klooster bezat veer en tolrechten en maar liefst 600 hectare aan landerijen e.d. De oude begraafplaats ligt (duidelijk te zien) op een terp die vroeger veel groter was (2,5 hectare). Het grootste gedeelte is afgegraven en als terpaarde verkocht. De straat heet hier dan ook niet voor niets Kleasterwei. Wat mij nu pas opvalt is dat er ook nog een kloosterpad is. Je loopt dan door de landerijen over het voormalige bezit van het klooster. Dat doe ik vandaag niet.
Oldeboorn
Daarna loop ik langs de Boorne richting Oldeboorn. Dat de Boorne (en de weg er langs dus ook) behoorlijk slingert, blijkt wel uit het feit dat ik soms de toren van Oldeboorn links van mij heb en dan weer rechts. Ik kan me niet voorstellen dat de gletscher die het Boornedal een paar honderdduizend jaar geleden heeft uitgesleten (de Tsjonger en De Lende zijn ook in die tijd ontstaan) vroeger ook zo geslingerd heeft. Bij de Tsjonger en De Lende waren het zandverstuivingen die de loop beïnvloedden, maar of dat hier ook zo was, weet ik niet.
Als ik het dorp via een nauwe passage binnen loop, word ik bijna omarmd door de gemoedelijke ligging van de dicht op de weg staande huizen en de rustig kabbelende Boorne, die zich hier bijna door het dorp perst. Vooral de huizen aan weerskanten van de rivier maken je duidelijk dat we hier met een oud dorp te maken hebben: Je hebt er nog prachtige geveltjes en het oudste huis stamt hier uit 1620. Het dorp straalt een zekere grandeur uit en dat is geen wonder als je weet dat al in de vroege Middeleeuwen Oldeboorn en Dokkum de belangrijkste plaatsen in Friesland waren. Er werd handel gedreven met Holland, maar ook met Skandinavië en als ik de verhalen mag geloven zelfs met Groenland. In ieder geval had Oldeboorn vroeger veel scheepstimmerwerven, smederijen en touwslagerijen en was de Boorne de belangrijkste ‘verkeersader’ van Friesland. Dat is nu allemaal moeilijk voor te stellen, maar nog steeds ademt het dorp geschiedenis
Nadat ik over een prachtig bruggetje aan de overkant van de Boorne ben gekomen, kom ik nog langs de Doelhofkerk. De karakteristieke (scheve) toren stamt uit 1737 en het schip uit 1753. Ik vind het een prachtige toren, al werd hij wel naar het voorbeeld van de Grote kerk in Hindeloopen gebouwd. Het mag duidelijk zijn dat het oude Oldeboorn daarvoor al een Middeleeuwse kerk bezat, die de tand des tijds niet heeft kunnen weerstaan.
Het Groot Frieslandpad neemt bij de kerk een andere route dan het Jabikspaad en ik ben weer aangewezen op mijn waarnemingen onderweg.
Als ik weer op de Weaze ben, valt mijn oog op een opvallend beeld ( zie de niet al te beste foto) dat daar ter ere van het 75 jarig bestaan van de gondelvaart is neergezet. Het beeld is opgebouwd uit handen en armen. Het kostte mij enige moeite om het te begrijpen, maar nadat ik de tekst Gemeenschapszin en Gondelvaart heb gelezen, wordt de betekenis mij duidelijk. Het geeft met al die handen de onderlinge strijd aan, de onzekerheid of het wel slaagt, de onderlinge verbondenheid en nog een paar handen die naar elkaar reiken. Daar heb ik niet direct een verklaring voor, maar geeft misschien het voorstadium van die verbondenheid aan. In ieder geval valt het beeld op.
Ik loop Oldeboorn over de Eastein uit en kom over een alleraardigst wit bruggetje. Daarna moet ik door een tunneltje en word ik verrast door de prachtige wandschilderingen. Die zijn daar gemaakt door het Graffiti Platvorm Leeuwarden naar een idee van Ingrid Riemersma. Hulde voor Oldeboorn. Het is een van de weinig tunneltjes die niet is volgekalkt met handtekeningen, schuttingtaal of een onhandige tekening van een geslachtsdeel. Ik blijf mij daaraan ergeren. Dus nogmaals hulde voor Oldeboorn voor dit prachtige initiatief.
Na het tunneltje moet ik nog een paar kilometer langs De Boorne lopen voor ik bij de auto ben. Dat is geen straf ondanks het feit dat ik ook langs de Beetsterdyk loop. De weg is rustig op het moment dat ik er langs loop en op het fietspad kom ik zelfs geen kop tegen. Bij de afslag Poppenhuizen, Warniahuizen staat mijn auto en na in totaal 22,7 km heb ik die bereikt. Hoewel de route van vandaag voor ongeveer de helft bekend terrein was, blijft het mooi om al wandelend Friesland te leren kennen. En ik blijf het herhalen: de wereld is hier prachtig, als je het maar wilt zien. Op naar de volgende etappe.