11e etappe van Norg naar restaurant de Drentse Aa bij Schipborg

11e etappe van Norg naar restaurant de Drentse Aa bij Schipborg

11e etappe van Norg naar restaurant de Drentse Aa bij Schipborg 23,5 km op 7 – 2 – 2023

Nadat ik mijn auto bij restaurant en partycentrum de Drentsche Aa bij Schipborg geparkeerd heb, rijden we in Saakje haar auto terug naar Norg. Daar drinken we eerst nog even onze gebruikelijke kop koffie en gaan om even voor half tien op pad. Omdat ik nog niks over Norg verteld heb, hierbij toch nog enige informatie: Hoewel Norg voor het eerste vermeld wordt in een oorkonde van het bisdom Utrecht uit 1139, blijkt uit archeologische vondsten dat er al vanaf 700 na Christus een vaste woonkern is en er al in de prehistorie mensen in het gebied verbleven. (Met dank aan Historisch Norg) Norg is een duidelijk voorbeeld van een esdorp: dat iseen dorp met de boerderijen rondom een brink (open ruimte of watertje) en opgebouwd uit 3 onderdelen: esgronden = met mest opgehoogde oude akkerbouwgronden, groengronden = veeteeltgebied rondom de riviertjes en het veld = woeste grond voor de schapen, bijen en de plaggen. Het ligt niet ver van het riviertje De Slokkert. Daar heeft men de oudste (takken)weg van Nederland gevonden, een bewijs dat er zich hier al heel vroeg mensen hebben gesetteld. Over de kerk heb ik de vorige keer al wat verteld, dus laat ik het hier maar bij.
We lopen Norg uit en we zien tot onze verbazing dat Norg ook nog een molen heeft. Dat wisten we niet en ik maak er vanuit de verte een foto van. De molen blijkt De Hoop te heten en is oorspronkelijk van 1856. Het was een graanmolen en is sinds 2016 in handen van de stichting het Drentse Landschap. Hiermee is de toekomst van de molen verzekerd en dat is mooi.
Even later lopen we door de Langeloërduinen. Hier zijn stuifduinen ontstaan door een te intensieve vorm van schapenteelt.
Daarna lopen we langs het Schillenveen. Ik citeer even het wandelboekje: Vroeger legden de eiken-schillers (eekschillers) het hakhout in dit ven. Zij schilden het hout. De bast, die vol zit met looizuur, werd gedroogd, vermalen en tussen te looien huiden gestrooid. (Men noemde dit de ‘run’) . Na enige tijd kon het leer worden bewerkt. Hoewel ik dat laatste natuurlijk al lang wist, heb ik nooit geweten dat eekschillers het hakhout in het water legden. Waarschijnlijk deden ze dat omdat de schillers de hakkers niet bij konden houden. Zo hield men de schil soepel zodat die er ook na een aantal dagen nog gemakkelijk af wilde. (Theorie Karst).
In ieder geval is er in het Schilleveen nu nog maar weinig water te zien. Het is bijna volkomen dicht gegroeid. Het duurt daarna niet lang meer of we zijn bij de Roeghoornweg (dat staat verkeerd in het boekje) en nemen we afscheid van elkaar. Saak loopt terug naar Norg en ik ga verder over de Voorste Weg (nou ja weg?, een zandpad met een fietspad ernaast). Even later ga ik over de Middenweg (ze geven hier wel deftige namen aan de zandpaden) door de bossen en langs een park met vakantiehuizen. Normaal heb ik niets met vakantiehuizen, maar ik kan het niet laten om een foto te nemen van een prachtig ‘log cabine house’. Zo noemen ze de huizen die met gestapelde stammetjes in elkaar worden gezet. Opvallend en absoluut mooi.
Daarna loop ik een poosje langs de Donderse Weg en passeer daarbij ongemerkt het Oostervoorsche Diep. Aan dit slingerende beekje is een aantal jaren gewerkt. Ik lees namelijk op de site van de provincie Drenthe: Het project herinrichting Oostervoortsche Diep heeft als belangrijkste doel de aanleg van een natuurlijker en robuuster watersysteem met mogelijkheden voor waterberging. Het kan verkeren. Eerst zijn heel veel beken rechtgetrokken en nu moeten ze weer meanderen. En daar zijn letterlijk miljoenen mee gemoeid. Maar goed, het zorgt in ieder geval voor werkgelegenheid en het water wordt langer vast gehouden. En dat laatste is met die soms droge zomers geen overbodige luxe.
Volgens mijn boekje kom ik na een slingerend bospaadje bij de Donderseweg langs Theehuis De Bosrand, die er, zo blijkt, niet meer staat. Het karakteristieke pand is in 2019 gesloten en aan de overkant van de weg van de weg staat nu een nieuw pand dat men de naam ‘Natuurplaats Noordsche Veld’ heeft gegeven. Waarvan acte. Ik verwonder mij dat je al na een paar jaar niets meer van zo’n oud theehuis terug vindt, terwijl het jaren een belangrijke pleisterplaats is geweest.
Aan de overkant van de weg loop ik over een fietspad dat de prachtige naam Zangfietspad heeft. De tekst op een bordje geeft aan waarom: Hier mag je officieel (mee) zingen op de fiets. Geen vreemde pauzes meer in je liedje omdat er iemand langs fietst! Omdat ik lopend ben, heb ik mij maar niet aan een lied gewaagd. Daarna loop ik langs een honderden meters lang, hoog en lelijk hek en ik snap nu wel waarom ze het pad het Zangfietspad hebben genoemd. Door te zingen vergeet je de lelijke aanblik van het hek en zorg je zo zelf nog wat voor enige vrolijkheid. Er is over nagedacht bij de benaming. Gelukkig zie ik aan de andere kant van het pad een paar hagelnieuwe gebouwen staan, die in ieder geval geen deprimerende aanblik hebben. Ik kan niet zeggen dat ik ze echt mooi vind. Het achterste gebouw blijkt inderdaad ‘Natuurplaats Noorsche Veld’ te zijn (zie foto), maar kan niet tippen aan de uitstraling van het oude theehuis. Het nodigt in ieder geval niet uit, al zie ik natuurlijk de andere kant niet. Het is echt te hopen dat het er daar wat leuker uit ziet.
Na het grote hek (ik ben niet te weten gekomen waarom het er staat) ga ik weer de bossen in en moet ik uitkomen bij het heideveld De Negen Bergen. Hier zijn grafheuvels te vinden. Ik weet niet wat ze daar veranderd hebben aan de route, maar die klopt hier voor geen meter. Omdat ik in mijn boekje zie dat het pad langs de bosrand loopt (en langs het heideveld) besluit ik maar om over een hek met schrikdraad ?? te stappen. IK kom zo in ieder geval op het pad langs het heideveld en zie aan het eind dat ik inderdaad weer op de goede route zit. Nee, de route op zich is best mooi, maar hier en daar wat onduidelijk en in het bos bij de Negen Bergen gewoon fout. Maar omdat ik wel geleerd heb om naast de tekst ook goed op het kaartbeeld te letten komt het zo toch nog goed.
Na de Negen Bergen loop ik een aantal kilometer over zand- en modderpaden. Want ook al ligt Drente hoog, droog is het er soms niet. Maar wel heerlijk rustig. Ik ben dan ook op die paar kilometer geen mens tegen gekomen. Het is een wandeling langs wei- en bouwlanden en bospercelen. Een landschap dat er soms strak bij ligt, maar soms ook heerlijk rommelig oogt. Daar houd ik wel van.
Uiteindelijk kom ik bij Vries. Hoewel het Groot Frieslandpad alleen maar door een buitenwijk van Vries loopt. Vind je hier toch al een paar alleraardigste huizen. Helaas loop ik niet voor de kerk langs, en moet ik het doen, met een zijaanzicht. Het is een oude kerk (de Sint Bonifatiuskerk) met een zeer opvallend koor-gedeelte: De rijk versierde romaanse toren werd halverwege de 12e eeuw gebouwd. Behalve als klokkentoren diende hij als uitkijkpunt om vijanden tijdig te kunnen zien aankomen. Het schip werd in de jaren erna gebouwd maar stamt mogelijk ook uit de 12e eeuw. Het gotische koor komt uit het begin van de 15e eeuw. Maar omdat een rondje om de kerk mij niet gegund is, zal ik er verder geen aandacht aan besteden. Wel kom ik langs een paar prachtige panden.

Het pand Schultenhof. Dit  woonhuis met Art Nouveau motieven is van 1921. De naam schulte is afgeleid van het woord schout en dat is een ambtenaar die belast is met bestuurlijke en gerechtelijke taken en het handhaven van de openbare orde.
De Burcht dat in 1875 door notaris Sijpens werd gebouwd en van 1897-1910 eigendom was van J.C.Kapteijn, een sterrenkundige van wereldfaam.  Ze moeten het me in Vries maar niet kwalijk nemen, maar ik had nog nooit van deze wereldberoemde sterrenkundige gehoord.
En dan heb je ook nog langs de route in Vries het pand Bijdorp, dat in 1889 werd  gebouwd door burgemeester Lukas Drijber. Kortom ik loop wel door een voornaam buurtje.
Daarna kom ik over de brug die over het Noord Willemskanaal ligt. Dit kanaal werd tussen 1858 en 1861 aangelegd en zorgt voor de scheepvaartverbinding tussen de Drentsche Hoofdvaart ten westen van Assen (Asserwijk) en de stad Groningen (Zuiderhaven).
Ik loop onder het viaduct door van de A28 en kom in het dorp Tynaarloo. Bij dit dorp heb ik altijd de associatie dat ik hier ooit als kind met het eerste elftal van voetbalclub Sport Vereent uit Oldeberkoop ben geweest, maar ik kan ook dingen door elkaar halen. In ieder geval was dat een behoorlijke reis. Wat me wel opvalt in Tynaarloo is dat ze een hekel hebben aan buitenstaanders. Want wat lees ik op een bord: Het natuurbad is eigendom van de stichting Natuurbad Tynaarloo en alleen toegankelijk voor inwoners van het dorp Tynaarloo en hun genodigden. Niet dat ik nu, begin februari, de behoefte heb om even een verfrissende duik in het natuurbad te nemen (dat doe ik driemaal in de week thuis wel), maar als ik dat zomers zou willen, dan mag het niet eens. Kortom ze zijn daar in Tynaarloo doodsbenauwd voor mensen zoals ik die  geen genodigde zijn. Eigen volk eerst dus. Vraag is nu of dit een vorm van discriminatie van de buitenstaander is of doodgewoon een vorm van overzichtelijkheid. Laat ik het daar maar op houden.
Hoewel Tynaarloo met Taarloo de oudste nederzettingen van Drenthe zijn (het werd voor het eerst al in 860 genoemd) heeft het monumentaal niet al te veel te bieden. Als je namelijk kijkt naar de rijksmonumenten dan heeft Tynaarloo er welgeteld 1 en Vries maar liefst 13. Het zal verder best mooi wonen zijn in Tynaarloo, het is een erg open dorp, een gezellig plein met een oude kerk heb ik er niet kunnen ontdekken, laat staan dat ik er langs gelopen ben. Het is niet anders.
Na mijn halve ommetje om het natuurbad loop ik over wat achteraf weggetjes naar de Zuidlaarderweg. Daar steek ik het spoor over en moet daarna na het bordje 14,9 rechtsaf een steeg in. Een hond laat daar luidkeels blijken dat hij niet van mijn aanwezigheid gediend is. Wild springt hij op tegen een gazen hek, maar gelukkig er niet overheen. Even verderop zit weer een hond achter een hek, maar deze kijkt mij alleen maar aan. De ene hond is de andere niet.
Ik kom uit op de Stationsweg en zie na een bocht in de weg een heus hunebed. Op een groot bord lees ik dat het een modelhunebed is, omdat er nooit is gegraven en het ook nooit gerestaureerd is. De stenen liggen er nog precies zo bij als de hunebedbouwers het daar een 3000 jaar voor Christus gebouwd hebben. En dat is toch wel bijzonder. De hunebedbouwers waren landbouwers en behoorden tot het trechterbekervolk. Hun doden werden in deze hunebedden ‘begraven’, samen met een aantal voorwerpen, die ze in hun leven na hun dood konden gebruiken. Sieraden en bekers behoorden daarbij en door die trechterbekers konden de hunebedden ongeveer gedateerd worden. In heel Drenthe staan er nog 52.
Als ik lopend op een fietspad even later linksaf moet, let ik even niet goed op. Een man en een vrouw moeten in  de rem om deze niet uitkijkende wandelaar niet van de sokken te rijden. Het gaat gelukkig goed en de man en de vrouw rijden zonder gemopper verder. Aardige mensen.
Ik loop daarna door het landschap dat gevormd is door het Zeegserloopje een zijtak van de Drentse Aa, die even verderop trouwens het Schipborgse Diep heet. Ieder dorp gaf een eigen naam aan de beek. Toch noemen ze het hele bekensysteem de Drentsche Aa.
Lopend op de Wedbroek (een straatje) zie ik bij een afslag een paal met enige waarschuwende informatie. Welkom staat er boven met daarbij een pijl die een andere kant op wijst dan de officiële route. In deze pijl staat het woordje ‘variant’ en daaronder: Tijdens periodes met veel regen wordt het waterpeil op het traject van het Groot Frieslandpad zeer hoog. Verder op de route wordt de doorgang belemmerd. Volg bij hoog water de wit-rode markering ‘variant’.
Tsja, de vraag is natuurlijk hoe hoog het water nu staat, want dat staat er niet bij. Het heeft wel wat geregend, maar gisteren was het droog, dus ik waag het er op. Ik heb waterdichte leren schoenen (10 cm water kan ik nog hebben)  dus dat zal wel los lopen. Even later zie ik dat men zand gestort heeft op een pad dat laag ligt. Er staat geen drup water op en ik vind de waarschuwing op de paal nu al overdreven. Helaas blijk ik iets te optimistisch te zijn, want even later moet ik wel degelijk door een behoorlijk diep uitgeslepen stukje afvoerwater.

Gelukkig zijn een paar eerdere wandelaars zo vriendelijk geweest om er een dikke tak in te gooien en al balancerend bereik ik de overkant, waar de blubber wel erg blubberig is. Ik loop snel door, maar beland, voor ik er erg in heb, in een platgetrapt stukje rietveld. De wandelaars die voor mij hier waren wisten blijkbaar ook niet meer hoe het pad verder loopt. Het pad in het riet loopt dan ook dood en dat is niet verwonderlijk, want op dat moment sta ik voor mijn gevoel tot aan mijn enkels in het water. Teruglopend zie ik plotseling een stuk weiland of liever gezegd een blubberig pad dat duidelijk omhoog loopt. Met meer geluk dan wijsheid weet ik ook deze blubberbarrière met droge voeten te overwinnen. Alleen weet ik daarna absoluut niet of ik nog op het Groot Frieslandpad zit, want er staat hier geen enkele aanwijzing. Nadat ik de omgeving even in mij heb opgenomen en de kaart nog eens heb bestudeerd loop ik maar door. IK heb niet de indruk dat er nog een andere mogelijkheid is. En inderdaad na een 300 meter en weer een waterbarrière kom ik bij een hek waarop de vertrouwde pijl staat. Het is daarna nog maar een kilometertje naar het restaurant de Drentsche Aa. Ik heb het overleefd, al zal ik iedereen aanraden om in deze tijd van het jaar toch maar de variant te nemen. De waarschuwing op de paal staat er niet voor niets. Maar los van dit natte avontuur was het een prachtige tocht.

Geef gerust je reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Back to Top