We hebben heerlijk geslapen in het gloednieuwe Heavens Hotel in de Grote Kerk van Hoorn. Een bijzonder hotel omdat het gehele interieur los van de kerkmuren binnenin de kerk is gebouwd. Je kunt het er zo weer uitpakken. En wat ook opviel, was de enorme rust die ervan uitging: je hoorde op de kamer helemaal niets van de geluiden buiten. Kortom, we hadden een uitstekende nachtrust.
Het is nog maar goed acht uur als we in de parkeergarage op een kilometer van het hotel in de auto stappen. Wat opvalt is dat we voor de nacht maar 1 euro 20 hoeven te betalen Het lijkt ons haast een vergissing. Maar de poort gaat keurig netjes door de nummerherkenning open en we kunnen op weg naar Stroet, waar ik gisteren ben opgehouden.
Na een half uur rijden, door wegwerkzaamheden moeten we een ommetje maken, zijn we toch ruim voor negen uur op het landweggetje dat van Stroet naar Tuitjehorn gaat. Daar parkeren we de auto en lopen Saakje en ik even later het dorpje Stroet in. (Of eigenlijk lopen we er niet in, maar er gewoon dwars doorheen. Het dorp is duidelijk een lintdorp) Bovendien is het met nog geen 400 inwoners niet groot. Toch werd het al in 1478 voor het eerst vermeld en ik lees later op internet dat Stroet komt van de benaming “stroet” wat moerassig betekent in het Oudfries. Het is toch wel grappig dat men hier vroeger een soort Fries sprak en de benaming West Friesland voor dit gebied niet voor niets heeft gekregen.
We lopen over de Groenveldsdijk en krijgen dus maar weinig van Stroet te zien. Duidelijk is dat we hier in het gebied van de polders zitten al weet ik niet zeker of we over de dijk van de Buitenpolder lopen. Maar als we bij de Lindenlaan rechtsaf moeten, lopen we langs het gemaal Valkoog en die moet de polder Valkoog droog houden. Bij het gemaal heeft iemand net zijn zeer oude Volvo geparkeerd. Het is haast een bezienswaardigheid en ik kan het niet laten er een foto van te maken. Daarna komen we op een graspad over een dijk terecht, waarbij we over het water aan onze linkerkant zicht hebben op de polder Schagerwaard, die tot 1621 het Withsmeer was. De benaming Withsmeer, dat ‘wijd’ of ‘breed meer’ zou betekenen, geeft wel aan dat we hier met een groot meer te maken hadden. Het is echt een prestatie van formaat dat men alle polders, droogmakerijen leerden we vroeger op de lagere school, met behulp van windmolens heeft drooggemalen. En ik weet niet of Leeghwater (1575 – 1650) er wat mee te maken heeft, maar die naam plopte ogenblikkelijk op bij de benaming droogmakerij. En omdat hij pas in 1650 is gestorven is dat ‘zeer wel meugelik’. (Dat laatste is een citaat van oud-aannemer Alten uit Oosterstreek toen ik ooit met hem in de kerktoren in Oldeberkoop het houtwerk bekeek en hem als klokkenstoeldeskundige vroeg of het verhaal waar is dat de oude klokkenstoel in de toren is verwerkt. En ik hoor het hem nog zeggen: ”Dat is zeer wel meugelik”. En je mag aannemen dat als een Stellingwarver dat zegt, dat het dan ook zo is. Maar dat terzijde.) En hoewel ik wat minder zeker ben dan Alten, durf ik het ook wel aan dat ‘het zeer wel meugelik is’ dat Leeghwater hiermee annex was. En zo niet dan hoor ik het graag.
Nee, het lopen op zo’n grasdijk is geen onverdeeld genoegen, vooral niet omdat lang niet overal het gras gemaaid is of kort gehouden wordt door schapen. Maar na een uurtje zijn saak en ik toch in Dirkshorn en neem ik afscheid van haar. Zij loopt de kortste route naar de auto en ik vervolg mijn weg door Dirkshorn. Bij de Provinciale Weg hebben ze een voetgangers en fietserstunnel aangelegd met de benaming Jeffrey’s Tunnel. Ik ben er niet achter gekomen wie Jeffrey is, maar hij zal ongetwijfeld iets goeds gedaan hebben, of zich voor deze tunnel hebben ingezet. In de tunnel zijn een drietal sportievelingen bezig met wat rek en strekoefeningen en dat kun je daar rustig doen, want ik heb geen enkele fietser daar naar beneden zien suizen. Aan de overkant van de Provinciale Weg kom ik bij het Meer van Dirkshorn. Wat opvalt is een gigantisch hekwerk waar je doorheen moet om op de grasdijk langs het meer te komen. Het is mij volkomen onduidelijk waarom men daar zo’n groot hekwerk heeft geplaatst, nog los van het feit dat het ook esthetisch gezien nergens op slaat. Als wandelaar loop je er zo doorheen en ook met een mountainbike is de barrière gemakkelijk te nemen. Bovendien zie ik een paar honderd meter verder een vernield hek, waar je ook zo doorheen kunt. Alleen met een auto gaat dat niet lukken, maar dat lijkt me sowieso geen optie. Ik passeer even later een bordje waarop de naam staat van iemand die daar is gestorven. Zulke bordjes maken mij altijd een beetje triestig, vooral als het gaat om iemand die jong is gestorven. Gelukkig sta ik er niet al te lang bij stil en zet een van de twee bruggetjes op de foto die ik volgens de tekst in het boekje moet ‘negeren’. Dat doe ik dan ook braaf en banjer rustig verder over het niet al te gemakkelijke graspad langs de Ringvaart, dat ik na het meer moet volgen. Het is een kilometers lang graspad, met lang gras en dat maakt het extra vermoeiend. Mijn wandeltempo zakt dan ook van ongeveer 5,5, km per uur naar 4 kilometer per uur en daarmee loop je de plaggen echt niet uit de dijk. Halverwege Dirkshorn en Oudkarspelen loop ik langs het gemaal Woudmeer. Wat mij opvalt , is hoe laag het water daar staat. Want staat het water in de Ringvaart al 60 centimeter onder NAP, in het voormalige Woudmeer staat het water zo te zien wel bijna 3 meter onder NAP. Er moet dus heel wat gebeuren om zo’n gebied droog te houden. En ook hier zal Leeghwater wat mee te maken gehad hebben, want het 222 hectare grote Woudmeer werd in 1635 drooggemalen. Die man moet het smoordruk gehad hebben.
Ik banjer verder over een graspad en hoewel het wel wat heeft om zo over een stokoude dijk te lopen begin ik na een uurtje haast te verlangen naar een geasfalteerd of beklinkerd weggetje. Wat in ieder geval wel duidelijk is, is dat er in West-Friesland heel wat dijkjes zijn aangelegd en dus ook heel veel polders zijn drooggemalen. Bij de Spekersweg staat een bordje met daarop: ‘Boeren onderhouden het landschap’. Ik wil dat graag geloven, maar denk wel ‘laat ze dan ook het bordje onderhouden. Want dat ziet er niet uit.’ Ik hoef de weg alleen maar over te steken en mag verder banjeren. Gelukkig zie ik na een poosje Oudkarspelen opdoemen en als ik eindelijk de verharde weg in het dorp, is dat haast een opluchting. Ik kan het niet laten om een prachtig ‘kameleonbootje’ op de foto te zetten. Ik houd wel van wat kleur op het water maar ook op de wegen. Oudkarspelen laat ik voor het grootste gedeelte rechts liggen en bij de Allemanskerk word ik even om de kerk heengeleid. Maar voor ik de ‘ommegang’ (bij wijze van spreken) maak, zet ik nog even de oude en de nieuwe situatie op de foto. De oudste resten van deze kerk dateren al van uit de 11e eeuw. Ik zal u de geschiedenis besparen, maar beperk mij even tot de bouwgeschiedenis en ik citeer: ‘In 1868 werd de oorspronkelijk sobere kerk uitgebreid en uitbundig verbouwd in neogotische stijl . Daarbij kreeg de toren een spits. Op 9 juni 1969 is de kerk door brand volledig verwoest. …..De kerk is daarna in de oorspronkelijke vorm, dus zonder spits herbouwd en ingewijd in 1972 en heet nu de ‘Allemanskerk’. In ieder geval ziet de kerk er met die afgeknotte toren opvallend uit. Ik maak er dankbaar een foto van. Daarna maak ik de ommegang, waarbij het opvalt dat er geen echt pad loopt en je zelf je weg door de blubber mag proberen te vinden. Niet elk dorp is even wandelaarsvriendelijk. Ik ben blij dat ik na de ‘ommegang’ weer een dijk oploop. Het is hier in ieder geval droog en gelukkig is het gras hier iets korter dan op de vorige dijk. Maar prettig loopt het nog steeds niet. Ik denk dat ik langs het Kanaal Alkmaar (Omval) – Kolhorn loop (zo staat het op Google Earth en zo wordt het kanaal even verderop ook genoemd. Maar of dat hier ook al zo is, weet ik niet. ) Als ik bij een weggetje kom is dat een korte vreugde, want al na honderd meter, moet ik alweer een pad op langs een stuk water dat weer uitkomt op dat kanaal met die aparte naam. Wat opvalt is dat rijp en groen hier een bootje heeft. Stokoude vast lekke bootjes liggen half op de kant, terwijl er pal achter een gloednieuwe (woon)boot ligt. En wat mij zelfs als Stellingwarver opvalt en ook wel een beetje plezier doet, is dat een van die bootjes de naam draagt van Grutte Pier. De eigenaar daarvan heeft lef of is niet op de hoogte van de geschiedenis, want mede door Grutte Pier werd de stad Medemblik in 1517 met de grond gelijk gemaakt en de inwoners die niet op tijd hadden konden vluchten werden allemaal over de kling gejaagd. Ik geloof dat in 2017 een aantal Friezen daarvoor hun verontschuldigingen hebben aangeboden. En dat zie ik dan voor mij: een delegatie wijze Friezen die wat deemoedig en lichtelijk beschroomd erkennen dat ‘De Friezen’ met Pier Gerlofs net iets te gretig het zwaard gehanteerd hebben en wat te rigoreus het stadje in puin hebben geslagen. En ik hoor het ze al zeggen: “Sorry hoor, het had niet moeten gebeuren, maar ja, neem ons niet kwalijk, een foutje is snel gemaakt en de stad ziet er na de herbouw toch weer prachtig uit.” Met dank aan Pier Gerlofs zullen ze er net nog niet hebben, maar dat Pier daar als een beest tekeer gegaan is, is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid waar. Gelukkig ligt het bootje de Grutte Pier vredig in deze uitham van het Kanaal van Alkmaar (Omval) – Kolhorn, want ik heb niet de indruk dat de eigenaar binnenkort die West Friezen ‘een poepie wil laten ruiken’.
En dan kom ik bij een stukje particulier terrein, waar ik een kleine barrière moet nemen. En wat is het dan aardig dat op het hek een bordje hangt die mij waarschuwt voor de hond, met de volgende tekst: Wandelaars, onze lieve hond springt op. A.u.b zeg: “Mome, Nee, Laag”. Mag op strenge toon. Kijk zulke bordjes maken het wandelen tot een uitermate plezierige bezigheid. Die zie je niet als je met de auto door West – Friesland jakkert. Overigens heb ik Momo niet gezien en dat spijt me geweldig. Ik had de aanwijzing wel eens willen uitproberen. Kortom geen Momo en ik vervolg mijn pad weer over een grasdijk langs het Kanaal naar Verlaat. Vlak voor een hek, wordt mij de weg versperd door een kudde schapen die weinig trek hebben om deze wandelaar een vrije doorgang te verlenen. Maar als ik het voorste schaap bijna op zijn staart trap ( figuurlijk hoor) komt het beest toch in de benen en zoals zo vaak, als er een schaap ‘over de dam’ is volgen er meer. Kortom de kudde wijkt uiteen en ik kan ongehinderd passeren. Als ik eindelijk weer bij een klinkerweggetje kom, zie ik daar ook een bank staan. Echt fris is deze zitplaats helaas niet, want ook eenden of ganzen hebben deze bank, gezien de vele ‘keutels’ ontdekt, zodat ik met beleid moet gaan zitten en mijn rugzak maar op de grond naast mij neerzet. Ach, als wandelaar word je voortdurend met stront geconfronteerd. Is het niet met hondenstront dan wel met schapenkeutels en nu dus voor de variatie met eenden- c.q ganzen-excrementen. Dat laatste woord klinkt wat minder onsmakelijk, maar de uitwerpselen zijn en blijven gewoon stront. Als ik daar zit om mijn boterham op te eten stopt er een vuilnisauto vlakbij het bankje en ook de beide inzittenden wagen zich aan de lunch. Ik steek de hand op en ze zwaaien keurig terug.
Na mijn korte pauze loop ik via een trap over de Waarlandsbrug en mag ik bij de eerstvolgende kruising linksaf. Over de Waarddijk. Helaas is dat weer een korte vreugde, want even later loop ik weer op het gras langs het Kanaal van Alkmaar (Omval) – Kolhorn. Ach het is geen verkeerde route, maar overdaad schaadt. Bij her dorpje Verlaat moet ik onder de Provinciale Weg door en aan de andere kant van Het Kanaal weer verder. Kijk en dan is het toch aardig dat de Provincie of wie dan ook maar over de vangrail een keurige overstap heeft gemaakt, zodat ik zonder al te veel moeite er overheen kom. Na de brug daal ik weer af en kan aan de andere kant onder de brug door mijn (gras)pad vervolgen. En het moet gezegd, ik heb het wel gehad met al die graspaden. Je loopt gewoon een stuk langzamer en het is best vermoeiend. Het is dan ook weer een opluchting als ik in de buurt van Nieuwe Niedorp op de verharde Kanaalweg terecht kom en na de Westerbrug even later het dorp zelf inloop. ‘Doorlopen tot het einde bij de Dorpsstraat’ staat er in mijn boekje en daar houd ik mij braaf aan. In het dorp zelf mag ik linksaf de Dorpsstraat in. Ik zie een ellenlange natte straat met ontelbare bruggetjes. Niet onaardig, maar omdat het de hele tijd wat miezert, wordt de schoonheid van zo’n straat toch wat minder. Maar het loopt er wel lekker en als ik bij het Hoefje rechtsaf ga en even later onder het viaduct van de N242 doorloop zie ik een gebouw dat oogt als een klooster. ‘Priesterseminar resemptoris Mater’ staat er op Google Earth te lezen. Het is een internationaal missionair seminarie (seminarium = kweekschool), van het bisdom Haarlem-Amsterdam voor priesterstudenten die de Neocatechumenale Weg volgen. Een opleidingsinstituut dat zich dus richt op ‘nieuwe evangelisatie’ onder katholieke volwassenen. Ik zal niet zeggen dat ik het helemaal snap, maar wat ik wel geleerd heb, is dat er wel 100 van zulke instituten door de katholieke kerk zijn opgericht. Hoop in ieder geval dat ze daar ook aandacht hebben voor pedofilie en de gevolgen die dat heeft voor kinderen. Want als ik de berichten mag geloven zijn wereldwijd tienduizenden pedofielen actief binnen de katholieke kerk met honderdduizenden slachtoffers. ‘Kinderen hebben recht op onschuld’ is de uitspraak waarvan ik hoop dat die op dat seminarie ook aandacht krijgt. Weet ook wel dat dat niks met mijn wandeling te maken heeft, maar zulke gedachten schieten je wel door het hoofd als je leest dat dat gebouw daar in Nieuwe Niedorp een opleidingsinstituut is voor katholieke geestelijken.
Ik loop verder over het fietspad langs de Oude Provinciale weg. Als ik bij de Winkelerweg naar links had gekeken had ik misschien nog een glimp op kunnen vangen van Het Nederlands Kremlin. Ik ben er ooit geweest en het is net als het kasteel van Gregorius Halman in Blesdijke een levenswerk. In dit geval van de gepensioneerde bank-/plaatwerker Ger Leegwater, die er al sinds zijn veertigste mee bezig is. Echt indrukwekkend. Doorlopend over de Winkelerweg en even later weer over een graspad kom ik even later op de Groene Pade (een fietspad, dat op Google Earth overigens Koningspade heet). Ik moet daar volgens mijn boekje een boerderij passeren met follies in Italiaanse Stijl. Hoewel het mij niet opgevallen is, (hoe vermoeider ik word, hoe minder dingen mij opvallen) moet mij van het hart dat men hier blijkbaar wel van follies houdt, want ook het vlakbij gelegen Nederlands Kremlin staat er vol mee. Na nog een paar slingers en slagen, loop ik het dorpje Aartswoud in en zie ik even later mijn rode auto staan met Saak er naast. Bijna 26 kilometer zie ik als ik Strava uitzet. Het was een mooie, maar wel erg vermoeiende tocht door al die graspaden. Maar ik heb zo wel een prachtig beeld gekregen van West Friesland met zijn bijna ontelbare poldertjes en polders. En ik weet nu in ieder geval waar de groene en rode kool vandaan komt. Morgen nog een dagje Hoorn en dan weer op huis aan. Maar straks eerst maar een pilsje.