2 December 2022: Van Medemblik naar Enkhuizen 24 km
Hoop niet dat het teveel wordt twee verhalen achter elkaar, maar mochten er liefhebbers zijn die mijn verhalen later nog eens rustig willen nalezen, zie mijn website www.metkarstopstap.nl
Voor ik mijn tocht naar Enkhuizen ga beschrijven, geef ik jullie (met dank aan het Westfries genootschap) nog enige feiten mee over de stad Medemblik: Het is de oudste stad van Westfriesland en bestond al lang, toen Graaf Floris V (1254 – 1296) aan het einde van de 13e eeuw in Medemblik zijn dwangburcht (voltooid in 1288) tegen de pas onderworpen Westfriezen oprichtte. Met zijn opvolgers hebben we in Friesland overigens ook veel te maken gehad. Willem IV trok met zijn leger in 1345 op tegen Friesland en werd verpletterend verslagen in de slag bij Warns (slag bij Stavoren schijnt correcter te zijn). Willem IV werd hierbij gedood. Daar waren we in de Stellingwerven, in de tijd van de Vri’je Naosie Stellingwarf (ruwweg 1300 – 1500) niet rouwig om. Tot op de dag van vandaag wordt bij Warns op 26 september deze slag nog jaarlijks herdacht bij de zwerfkei (1951) met daarop de tekst: ‘Leaver dea as slaaf’.
Medemblik schijnt gegroeid te zijn bij de monding van de Leeck, een waarschijnlijk gegraven afwatering van de binnenstad. ‘Na Grutte Pier (zie mijn vorige verslag) zat het Medemblik niet mee: in 1555 was er een enorme stadsbrand die bij het stadhuis begon en onder meer een klooster en kerk vernielde. Ook in de Spaanse tijd had Medemblik zwaar te lijden; in 1572 werd de stad tot overgave gedwongen en in 1588 nogmaals belegerd. Wel werd in 1589 begonnen met het graven van de Oosterhaven. Die haven heeft tot op de dag van vandaag een belangrijke functie. Hoewel de aanleg van het Noordhollands Kanaal Medemblik als havenstad ernstig schaadde (uiteindelijk verdween ook de vissersvloot), heeft het zich toch kunnen ontwikkelen tot een internationaal watersportcentrum.
Het is nog wat schemerig als ik na een goede nachtrust en een voortreffelijk ontbijt om 8.20 de wandelschoenen aantrek en mijn tocht naar Enkhuizen begin. Saak zwaait mij uit op het bordes van het hotel. Daarna moet ik over de brug volgens mijn boekje linksaf. Ik begin direct al te twijfelen omdat ik de route iets anders begin dan in mijn boekje omschreven staat. Gelukkig zit er ook een kaartje in, dat mij op de juiste route brengt. Al vrij snel loop ik om kasteel Radboud en weet ik zeker dat ik goed zit. Het kasteel is waarschijnlijk gesticht door Floris V. Het kasteel heeft zijn naam te danken aan de legende dat het gebouwd is op de fundamenten van een oudere burcht, die hier in de 7e eeuw door Radboud (Redbald in het Fries) is gebouwd. Bewijs is daarvoor nooit gevonden. Radboud regeerde van ca 680 – 719. Het is wel goed om te weten dat de Zuiderzee toen nog niet bestond en men toen ‘vrij gemakkelijk’ van het huidige Friesland in het huidige Noordholland kon komen. Daarna begint mijn tocht langs de boorden van het IJsselmeer
Het is koud. De stevige oostenwind blaast schuimkoppen op het water en al snel verruil ik de pet voor een warme muts. Nadat ik het ‘Regatta Center Medemblik’ links heb laten liggen (aan de naam te zien organiseren ze daar regelmatig wedstrijden), kom ik al snel bij Strandpaviljoen ‘De Zoete Zee’. Er is geen mens te bekennen. Wel kom ik verder lopend langs een smal pad een paar hondenbezitters tegen, die de dieren allemaal keurig in bedwang houden als deze eenzame wandelaar hen passeert. Niet lang daarna kom ik bij het Stoommachine Museum. Ik maak een (achteraf) niet helemaal scherpe foto van dit cultuurhistorisch erfgoed. Prachtig dat men dit gebouw nog een functie heeft gegeven. Ik heb niet de aandrang om even binnen te kijken en dat is maar goed ook. Het museum is in deze periode gesloten lees ik later. Daarna gaat de tocht verder, pal langs het IJsselmeer. Zelfs de hondenbezitters laten het hier afweten. Ik kom alleen een paar ‘slowrunners’ tegen die druk kwekkend net doen of ze aan het hardlopen zijn. Met een stevige wandelpas houd je zulke mensen wel bij. Ik zie ze wel eens vaker onder weg (vaak oudere dames en heren met soms een stevig buikje) en schudt dan elke keer weer mijn hoofd: Het zijn in mijn ogen uitslovers, die zonder te sloven denken dat ze sportief bezig zijn. Ik houd het daarom zelf ook maar bij wandelen.
Ik loop over de Oosterdijk, een stokoude dijk met om de zoveel meter rode paaltjes, die zo te zien ook vrij oud zijn. Op één ervan ontdek ik een nummer 8. Het kan zijn dat bij calamiteiten (een dreigende dijkdoorbraak) men snel kon aangeven waar dat ongeveer was. Maar zeker weet ik dat niet. Bij het gemaal Vier Noorder Koggen (niet te verwarren met het stoomgemaal Vier Noorderkoggen) drink ik mijn oploskoffie en eet ik een stuk van mijn stroopwafel. Die oploskoffie van Nescafé is best in te nemen en voorkomt dat de koffie ‘oud’ wordt en een smaakje krijgt. En met heet water in de thermoskan kun je ook nog gemakkelijk thee zetten.
Na mijn koffiestop loop ik richting Wervershoof. Ik moet eerst door een bos waarin volgens een bord bij de ingang runderen lopen. Ook wordt gewaarschuwd ze niet te voederen ‘want daar worden ze opdringerig van’. Hoewel op het pad door het bos de sporen van de koeien duidelijk te zien zijn, kom ik geen rund tegen. Na deze slinger door het bosje kom ik in het dorp Wervershoof, waar ik tot mijn grote verrassing een Nederlandse vlag zie die op een normale manier is opgehangen. Er blijkt iemand 75 jaar geworden te zijn en dat moet gevierd worden. Ik heb haast de indruk dat niemand de vlag op de normale manier durft op te hangen, want je ziet ze nergens. Om eerlijk te zijn heb ik het met de omgekeerde vlag wel gehad. Ik durf rustig te stellen dat ik de problemen door de regelgeving bij de boeren best begrijp en ik hoop nog steeds oprecht dat mijn buurmeisje boerin kan worden. Maar om maanden met omgekeerde vlaggen te werken dan schiet het zijn doel volgens mij voorbij. Een spandoek wat mij opviel onderweg en dat ik ook op de foto gezet heb (zie mijn vorige verhaal) kan op mijn sympathie rekenen: Er boven staat ‘Hier wordt de lekkerste melk van Nederland gemaakt’ (daar kun je over discussiëren), maar daaronder staat. Álleen samen lossen we het op // Trots op de boer. Dat mogen ze best zijn, want ze hebben wat voor hun kiezen gekregen. Maar die vlaggen mogen ze wat mij betreft wel eens opruimen.
In Wervershoof maak ik nog een foto van het voormalige raadhuis dat op 3 mei 1940 is geopend. Dat hebben ze daar in ieder geval nog even rustig kunnen vieren. Tot de fusie van Wervershoof, Medemblik en Andijk tot één gemeente in 2011 heeft het pand als raadhuis gefunctioneerd. (Ik begin steeds meer aversie tegen al dat fuseren te krijgen.)
Ik loop Wervershoof uit en maak nog even een foto van molen De Hoop. In het museum schijnt ook nog het Theo Koomenmuseum gevestigd te zijn. (Theo Koomen was de legendarische sportverslaggever die de saaiste wedstijden nog spannend wist te maken. Als er bij wielerwedstrijden niets gebeurde verzon Theo achterop de motor wel eens een spannende ontsnapping. Hij is geboren in Wervershoof en verongelukte in 1984).
Het is nu even een kwestie van doorbijten. De weg is eentonig en als ik bij Zwaagdijk Oost langs diverse transportbedrijven loop, zie ik wel verschillende gebouwen, maar geen enkele die mij kan bekoren. Ik ben dan ook blij als ik eindelijk linksaf het natuurgebied De Wheelen in kan. Na nog geen honderd meter moet ik mij eerst tussen een aantal jonge Schotse Hooglanders door ‘worstelen’ die mij nieuwgierig benaderen, maar gelukkig al weglopen als ik even in de handen klap. Daarna blijft het een kwestie van worstelen of liever gezegd van banjeren. De koeien hebben hun sporen in de zachte grond achtergelaten en met al die hoefafdrukken in de modder loopt het zwaar. Bovendien is het pad wel drie kilometer lang. Gelukkig wordt het na anderhalve kilometer al wat beter, omdat het graspad daar niet betreden is door de Hooglanders. Maar een groot plezier is het niet. Want hoewel ik langs een natuurgebied loop, zie ik vooral enorme blokkendozen die daar door de diverse bedrijven zijn neergezet. Het begrip ‘de verdozing van het landschap’ krijgt zo wel echt betekenis voor me. Ik kan me niet voorstellen dat deze er al waren toen men het pad heeft uitgezet, want dit is geen reclame.
Het pad gaat op een bepaald moment door een bosje. Ze zullen wel gedacht hebben, zoveel bosjes hebben we niet dus hier maar even doorheen. Ik zie duidelijk op de kaart dat even verderop deze slinger door het bosje weer op het pad uitkomt waar ik op loop. Maar ik houd mij aan de spelregels en neem deze slinger mee. Het is een modderig smal paadje, waarbij ik via een oud kapot bruggetje (letterlijk doormidden geknakt) weer uit kom op Het Valkje (zo heet het pad hier).
Omdat ik mijn brood vergeten heb mee te nemen, belt Saakje mij op. “Waor bi’j?” Ik kan haar precies uitleggen waar ik zit (we hebben namelijk per ongeluk twee Groot Frieslandpad-boekjes gekregen, terwijl ik maar voor één heb betaald) en zie niet veel later de rode T-Roc over de weg voor mij rijden. Ik zwaai, maar ze rijdt gewoon door. Even later zie ik haar terug rijden, maar hoe ik ook zwaai ze ziet me niet. En dus bel ik haar. Daarna kan ik mijn broodjes in ontvangst nemen. Ik kijk even in mijn boekje en schat in dat ik nog een dik uur moet lopen. “Dan rijd ik wel naar het eindpunt en loop je tegemoet,” zegt Saak en knort richting Enkhuizen.
Even later loop ik door het Streekbos, waar volgens het kaartje in mijn boekje veel waterplassen liggen. Daar krijg ik door alle struikjes maar weinig van te zien. Maar bij een soort paviljoen kom ik bij een grote plas en zie ik een keurig hokje voor een sanitaire stop. ‘Gelieve de wc’s netjes achter te laten staat er op een bordje’, en daar houd ik mij zo goed en zo kwaad als het gaat aan. Ik kan namelijk niet voorkomen dat mijn modderige schoenen toch enige sporen op de vloer achter laten. Ik verlaat in ieder geval zonder gespetter het urinoir dat er echt keurig en schoon bij ligt. Hulde! Vanaf hier is het nog vijf kilometer.
Niet lang nadat ik de ietwat verfomfaaide borden met ‘Enkhuizen’ achter mij heb gelaten, komt Saak mij al tegemoet en samen lopen we over een van de bastions van de vestingwallen die hier in de 16e eeuw zijn aangelegd. Opvallend is dat Enkhuizen in de Gouden Eeuw (1600 – 1700) meer inwoners had dan vandaag de dag. We lopen de stad in en komen langs de zeer opvallende toren van de Westerkerk: (citaat Wikipedia: Het houten klokhuis aan de oostzijde is uit 1519 (dateert zelfs mogelijk van eerder) en is 20 m hoog. De binnenkant is gemaakt van afgekeurde scheepsmasten. Om de buitenkant is in 1877 een witgeschilderde, houten betimmering gemaakt waardoor niet opvalt dat het klokhuis scheef staat. We lopen door de Westerstraat, een mooie winkelstraat en moeten na 600 meter rechtsaf. Daar lopen we recht op de ingepakte Zuiderkerk af. (citaat uit de website van Enkhuizen: De Zuider- of St. Pancraskerk is een laatgotische ” twee-beukige hallenkerk”, die werd gebouwd tussen 1423 en 1524. Oorspronkelijk was dit de parochiekerk van de vissers. Bezienswaardig zijn de oudste op hout geschilderde Bijbelse voorstellingen in Nederland, de preekstoel uit 1610 met een houten trap in Roccoco stijl, het orgel en een groot aantal grafzerken. De Zuidertoren is 75 meter hoog en diende als baken voor de zeevaart. De tocht leidt ons verder langs het oude markante stadhuis dat hier tussen 1686 en 1688 werd gebouwd en over De Wierdijk. Daar ligt het Zuiderzeemuseum vlakbij en dat hebben we ooit al eens bezocht. Een aanrader. Na de Wierdijk komen we al vlug langs de Drommedaris, de zuidelijke toegangspoort van Enkhuizen en een oud verdedigingswerk uit 1540. Daar vlakbij lopen we tot mijn verrassing langs een standbeeld dat van Paulus Potter (1625 – 1654) blijkt te zijn. Deze kunstschilder uit Enkhuizen is vooral bekend geworden door zijn grote schilderij van een stier: Het schilderij meet maar liefst 2,35 × 3,39 meter en werd in 1647 door Potter op 21 jarige leeftijd geschilderd. Het schilderij bevindt zich in het Mauritshuis in Den Haag. Dit was mij (op die Stier na) niet bekend, maar geef ik jullie lezers graag even mee. Daarna is het nog maar een klein eindje naar het Station van Enkhuizen (gebouwd in 1885), het eindpunt van mijn Groot Frieslandpad in Noordholland. En hier laat ik het ook maar bij voor wat de beschrijving van Enkhuizen betreft. Daar is natuurlijk nog veel meer over te vertellen, maar om het verhaal niet al te lang te maken, stop ik bij het Station.
In de zomermaanden kun je met de boot oversteken naar Stavoren, maar wij moeten het doen met de auto. Via de N307, een mooie route dwars door het IJsselmeer, komen wij aan de overkant. Daarna is het nog een drie kwartier rijden. Om even over drie uur zijn we weer thuis. Om de kou van die dag definitief te verdrijven, neem ik direct bij thuiskomst een Beerenburgje. Daar knapt een mens van op na zo’n koud tochtje, al kan ik daarna de ogen nauwelijks open houden. Op naar Stavoren, want daar vervolg ik straks het Groot Frieslandpad.