6 Van Blokzijl naar Hasselt.

6 Van Blokzijl naar Hasselt.

Voor al mijn wandelvrienden op Facebook en andere belangstellenden.

3 mei 2022:

Om kwart voor acht stappen mijn vrouw Saakje en ik allebei in onze eigen auto (wat een luxe) en rijden achter elkaar naar Hasselt. Ik parkeer de auto bijna drie kwartier later op de Kaai, waar je gratis mag parkeren. Daarna stap ik bij Saak in de auto en gezamenlijk slingeren we richting Blokzijl. Dat slingeren is letterlijk, want op de Vollenhoofsedijk hebben de stormen van vroeger hun sporen achtergelaten en slinger je om de oude dijkdoorbraken. De wielen, zo noemen ze de soms meters diepe plassen achter de dijk, zijn nog altijd de stille getuigen van de stormrampen die ons land hebben geteisterd.
Het is exact negen uur als ik bij het benzinestation aan de Steenwijkerweg bij Blokzijl uit de auto stap en aan mijn laatste etappe begin. Saak zet haar auto even verderop in Blokzijl neer en gezamenlijk lopen we door het centrum van Blokzijl: een prachtig centrum met een prachtige binnenhaven en stokoude huizen. Het is moeilijk voor te stellen dat het huis van 1629 de Tachtigjarige Oorlog nog meegemaakt heeft en samen met twee anderen( uit 1654 en 1660) getuige geweest is van de bezetting door de troepen van Bommen Berend in 1672. Kortom de geschiedenis straalt je tegemoet in Blokzijl.  Het stadje heeft zijn naam te danken aan een sluis die toegang gaf tot de Steenwijker AA en Steenwijk. Eerst lag die sluis bij Baarloo, maar nadat er een kanaal gegraven was van de Steenwijker Aa naar Blokzijl kreeg Blokzijl haar eigen sluis. Al in 1438 vernieuwt Steenwijk de sluis bij ‘Blockes huis’, een mogelijke aanwijzing voor de naam Blokzijl.  In 1561 kreeg Blokzijl het recht van de Spaanse koning Philips II om tolgelden te innen, een grote bron van inkomsten. Omdat de stad tussen 1580 en 1590 een vestingwal kreeg om zich tegen de Spanjaarden te kunnen verdedigen en om de turfuitvoer naar Holland te waarborgen, werd ongetwijfeld ook de sluis verstevigd. Maar met de naam Blokzijl heeft dat niets te maken.
In de 17e eeuw was het een bloeiende handelsstad met vele monumentale koopmanshuizen. Daar zijn er dus nog een paar van over.
Omdat we ook langs het befaamde restaurant Kaatje bij de Sluis In Blokzijl komen hier even heel kort het verhaal van Kaatje: Zij runde vanaf 1707 jarenlang de herberg bij de sluis en bleef al die tijd wachten op haar jeugdliefde Hilbert die op de grote vaart zat. Op 60 jarige leeftijd werd ze beroofd en toegetakeld. Zij overleed twee weken voor haar grote jeugdliefde na jaren terug kwam. Een triest verhaal en nog triester dat ik het kleine beeldje van haar tegenover het restaurant gewoon over de kop gekeken heb. Gelukkig vond ik nog een afbeelding op internet. Dat ze het bij K Kaatje tegenwoordig hoog in de bol hebben, mag blijken uit de officiële naam: Restaurant en Résidence Kaatje bij de Sluis’. Met het Franse woordje récidence suggereer je dat er wel heel belangrijke personen verblijven. Kaatje zou het ongetwijfeld hoofdschuddend hebben aangezien.
We verlaten Blokzijl en lopen over een uitermate rustige Duinweg naar het 2,5 kilometer verderop gelegen Ettenlandsch Kanaal. Op een bijna onleesbaar bordje zie ik dat uitgelegd wordt hoe men aan de naam Duinweg komt. Ik citeer: Duinigen zijn oude zandophopingen uit het Pleistoceen. Het omringende land is een polder met afzettingen van zeeklei op veen. Daar kan een mens echt niks mee. Het verklaart niks en bovendien beslaat het Pleistoceen (schrik niet) een tijdvak van 2,58 miljoen voor Christus tot 11,7 duizend jaar geleden. Die zandophopingen zijn echt niet in 2,5 miljoen jaar ontstaan. Ik wil dan gewoon weten hoe ze daar zijn gekomen. In ieder geval werd tijdens de laatste ijstijd (ruwweg van 115.000 jaar geleden tot zo’n 12000 jaar geleden) veel dekzand op bepaalde plaatsen neergelegd. Dat was dus in het  allerlaatste stukje van het Pleistoceen. De meeste rivierduinen zijn na de laatste ijstijd ontstaan zo’n 10.000 jaar geleden, maar dat was dus na het Pleistoceen. Ik houd het er maar op dat de ‘duinen’ hier in de laatste ijstijd gevormd zijn.
We kijken bij het Ettelandsch kanaal achterop het monumentale Stroinkgemaal. En hoewel we het niet kunnen zien is het wel aardig om te vertellen dat het daar achter liggende Vollenhovermeer toevallig is ontstaan na de aanleg van de Noordoostpolder. Het Stroinkgemaal, aangelegd in 1918, loosde namelijk eerst op de Zuiderzee en zou na de aanleg van de Noordoostpolder lozen op het Vollenhoverkanaal. Omdat er onvoldoende ruimte vrijgehouden was voor de afwatering vanuit een deel van Friesland en de Kop van Overijssel (50.000 hectare) raakte een stuk laag gelegen land overstroomd. De huizen die op het oude land staan hebben er vast baat bij gehad, want pas na de aanleg van de Noordoostpolder kwam men tot de ontdekking dat de huizen achter de dijk (waar geen randmeer lag) begonnen te verzakken. Dat leidde tot aanzienlijke schadeposten. Bij de Flevopolder heeft men daarom direct gekozen voor randmeren om verzakking te voorkomen.
Nadat we op de brug over het Ettelandsch Kanaal nog even gezamenlijk een kop koffie hadden gedronken, nemen we afscheid van elkaar. Saak loopt met een omweg terug naar Blokzijl en ik loop verder richting Sint Jansklooster.
Ik zie aan de bordjes dat ik langs het natuurgebied De Wieden loop. Dat is een vergraven laagveengebied. Samen met De Weerribben vormt het het Nationaal Park Weerribben – Wieden. Bijna het gehele gebied is aangemerkt als Natura 2000 gebied. Citaat Wikipedia: Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit
Bij de Leeuwte ‘klim’ je omhoog naar de oude Vollenhoofse keileemheuvel die hier na de een na laatste ijstijd is achtergelaten. Op deze heuvel ontwikkelden zich drie kluften (een kluft is een afhellende schuinte volgens een woordenboek) maar is ook een soort kerspel maar dan zonder kerk. En een kerspel is dan weer een gebied dat onder het gezag valt van een bepaalde kerk. Maar het kan ook, om het maar even ingewikkeld te maken, onder de jurisdictie vallen van een burgerlijke overheid. Waarschijnlijk uit Vollenhove.
Ik laat de kluften de kluften en stap richting Sint Jansklooster. Vlak na het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten valt mijn oog bij het tunneltje naar Sint Jansklooster op een hagelnieuw beeld van een schaatser. ‘De Schaatser’ staat er met grote letters op en is een eerbetoon aan Evert van Benthem die uit dit dorp komt en tweemaal (in 1985 en 1986) de Elfstedentocht wist te winnen. Ik ben niet snel lyrisch over een beeld, maar dit beeld is echt schitterend vorm gegeven. Het is gemaakt van enige honderden schaatsen (Friese doorlopers) Ik citeer stukjes uit de tekst achterop het beeld: Als ode aan al die schaatsers, met Evert van Benthem als die ultieme schaatser ben ik tot dit kunstwerk gekomen. Het is de pose van de schaatser uit 1986 die kracht zet, om weg te rijden van zijn tegenstander Rein Jonker. Kijk je naar de rechterschaats dan zie je een stukje missen uit het schaatsijzer, een knipoog naar zijn elfstedentocht van 1985 toen na zijn overwinning bleek dat hij met een kapotte schaats had gereden. Het beeld gemaakt door Albert Weijs is onthuld op 22 april 2022 door Evert van Bethem zelf.
IK ben nog onder de indruk als ik door het tunneltje loop , met ook hier afbeeldingen van schaatsers. Sint Jansklooster is genoemd naar het klooster op de Sint Janskamp (bij Vollenhove), dat in 1399 werd gesticht door de blinde Johannes van Ommen. Het  werd in 1581 verwoest tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Het spijt me om te moeten zeggen, maar het dorp zelf is niet echt spectaculair. Zo mooi de huizen (boerderijtjes) zijn die buiten Sint Jansklooster staan, zo gewoon zijn de huizen in het dorp. Ik kan het niet mooier maken.
Gelukkig hebben ze wel een prachtige molen bij het dorp. Ik kom er langs en het is grappig dat de gerestaureerde Monnikenmolen (1857) gebouwd is door ene  Evert van Benthem!! Tegenwoordig is de molen in eigendom van de gemeente Steenwijkerland. 
Ik maak een ommetje over een oud kerkenpad bij de buurtschap Kadoelen. Het  behoorde oorspronkelijk tot de havezate Oldenhof, maar daar kom ik niet langs. Kadoelen is wel oud, want het werd reeds in 1374 voor het eerst genoemd als Qua-dolen. Een verklaring van de naam kan zijn:  het kwade of slechte water en vergeleken met het Duits woord duele zou het een  gevaarlijke inzinking in de grond kunnen zijn. Wie het weet mag het zeggen.
Bij Heetveld kom ik langs het geologisch monument De Zândkoele. Op een sterk verwaarloosd en niet echt duidelijk bord kun je zien waar de verschillende zwerfkeien die ze hier gevonden hebben weg kwamen. Ze zijn in ieder geval tijdens de voorlaatste ijstijd Het Saalien, hier door de ijsbergen uit Skandinavië naar toe gevoerd. Overigens heb je bij Oldeholtwolde een veel duidelijker Oriëntatietafel Zwerfstenen. Daar komen de stenen uit het Oslo-gebied, Midden Zweden en uit Finland/Aland en zijn de stenen keurig genummerd.
Na Heetveld loop ik door Barsbeek en kom op de oude zeedijk terecht, een grasdijk. Nee een pad is er niet echt, maar banjerend door het soms hoge gras komt ik toch nog een viertal wandelaars tegen. Bepaald druk is het er in ieder geval niet. Dat ik op een oude zeedijk loopt wordt mij ondreweg nog eens íngepeperd als ik langs een moderne bank loop met daarop met grote letters ‘Zuiderzeezicht’. Nu kun je er kijken tot je een ons weegt, maar de Zuiderzee zul je er echt niet meer zien.
Als ik bij de Barsbeker Buitenpolder kom, wijkt de route af van de drukke verkeersweg waar ik tot dan toe langs liep en loop even later vlak langs het Zwarte Water. De naam zwart is waarschijnlijk afgeleid van het woord zwet, wat grens betekent. De grens tussen het Kampereiland en de rest van Overijssel. Is dit een grensrivier, bij Steenwijk heb je de Stouwsloot (die heb je op meerdere plaatsen). Ook dat is een grens, in dit geval die tussen Overijssel en Drenthe.
Ik nader Genemuiden en zie een paar honderd meter voor ik bij de veerpont ben dat hij net de oversteek maakt naar Genemuiden. Maar lang hoef ik niet te wachten. Als ik bij de oversteekplaats ben, komt hij mijn kant al weer op. Vijf auto’s rollen van de pont en twee fietsers en ik stappen er op. Zo’n oversteek kan niet uit, want ik betaal 50 cent en de beide fietsers 1,10 euro per persoon. Op de pont word ik nog even gecorrigeerd door de pontbaas. Ik vraag hem namelijk of ik wel met een tientje kan betalen, omdat ik geen muntjes bij me heb. “Natuurlijk wel,” zegt hij en hij wijst naar een bordje waarop staat dat contant betalen de voorkeur verdiend. (Pinnen kan wel, maar dat moet in de stuurhut). “Er staat niet op dat je gepast moet betalen,” zegt hij met een glimlach een geeft mij uit een gordel met muntjes 9,50 euro terug. Lichtelijk beschroomd moet ik hem gelijk even. Contant is inderdaad iets anders dan gepast.
Na de oversteek loop ik Genemuiden in en kom langs Plantsoen Het Engelse Werk. Het is een plantsoen met slingerpaden. Mijn vermoeden is juist: het plantsoen is aangelegd in de zogenaamde Engelse landschapsstijl, waarmee onze eigen tuinarchtect Roodbaart beroemd geworden is.  Toegegeven, Roodbaard is in 1782 in Rolde geboren en via Groningen pas in 1824 in Leeuwarden komen wonen, maar hij wordt wel als ‘een van ons’ beschouwd. Dat komt omdat hij als tuinarchtect vele opdrachten in Friesland kreeg en hier de Engelse landschapsstijl beroemd heeft gemaakt. Maar dat terzijde. Aardig is nog om te vermelden dat huisvrouwen door de beperkte ruimte in de binnenstad het plantsoen vroeger gebruikten om tussen de bomen de was op te hangen om te laten drogen. Die traditie is vast voorbij, want ik heb geen enkel kledingstuk tussen de bomen kunnen ontwaren.
Ik loop richting ‘ ’t oold staduus’(zo schrijf je dat) en kan mij niet aan de indruk onttrekken dat dit gebouw er vroeger veel mooier moet hebben uitgezien dan nu. Het lijkt wel of ze er een muur voorgezet hebben. In ieder geval heeft Genemuiden na de gemeentelijke herindeling geen gemeentehuis meer en hoort het nu bij de gemeente Zwartewaterland.
Of het nu aan de gemeentelijke herindeling lag of aan het verbod om met knallende brommers door Genemuiden te rijden in de Koninginnenacht, feit is dat er op die dag in 2001 zulke hevige rellen uitbraken dat auto’s in brand werden gestoken en het voormalige gemeentehuis werd geplunderd. In ieder geval zal niet iedereen blij geweest zijn dat Genemuiden nu samen met Hasselt en Zwartsluis de nieuwe gemeente Zwartewaterland vormt.
Stond Genemuiden in 2001 op z’n kop, ook in 2022 is dat het geval alleen nu met een positieve insteek: het opknappen van de binnenhaven. En het moet gezegd, de westkant van de haven ligt er keurig bij. De oostkant is nu aan de beurt en ik zie dat de Oosterkade voor alle verkeer gesloten is. En hoewel ik als voetganger ook bij het verkeer hoor, trekt deze jongen zich niets aan van de grote hekken en de verbodsborden en loop slalommend om bulten stenen en apparatuur richting de sluisbrug. Overigens zit daar geen brug, maar moet ik daar wel rechtsaf. Volgens mijn boekje moet ik ‘meteen weer links de Sasdijk omhoog en over het voetfietspad rechtsaf de Sasdijk op’. Dat laatste klopt, maar ik moet niet links, maar rechts de Sasdijk op en loop niet omhoog maar omlaag. Pas bij het fiets/voetpad moet je weer omhoog. Het zijn de onvolkomenheden in een routebeschrijving die het soms ook nog een beetje spannend maken.
Ik loop weer langs het Zwarte water en langs een industriegebied. Grote vaak grijze blokken staren mij aan, terwijl er grote schepen liggen te wachten om gelost te worden. Het zijn voor mijn gevoel al gigantisch grote schepen, want ik zie op een informatiebord aan de zijkant van een schip met de naam Maria de volgende gegevens: 105 x 11 meter en 2842 ton. Kortom geen kleine jongen al valt ook deze nog in het niet bij de reusachtige olietankers. Die kunnen wel 380 meter lang zijn en 68 meter breed. Kortom je zou bij wijze van spreken wel 18 van die Maria’s kwijt kunnen in zo’n supertanker.
De verdozing van het landschap laat ook in Genemuiden zijn sporen achter. Het is geen gezicht (zie foto) maar het zorgt voor werkgelegenheid. Toch hoop ik dat er ook aan bedrijfshallen ooit enige esthetische voorwaarden worden gesteld. Het lijkt gewoon nergens naar.
Na Genemuiden loop ik over de Hasselterdijk richting Hasselt. Onderweg zie ik een bordje staan met daarop de afbeelding van een scooter en daaronder slingerverhuur. En inderdaad, op deze weg moet je goed kunnen slingeren. Want hou je het stuur recht dan donder je zo van de dijk af. Wat mij op deze dijk ook deugd doet, is dat ik een redelijk nieuw huis zie, dat volkomen met oude traditionele versierselen is opgebouwd. Hulde voor deze mensen, die weten dat je sommige mensen met zo’n bouw een plezier doet.
Vlak voor Hasselt zie ik nog een (stok)oude hooiberg staan, waarbij je de kap kunt ophijsen. Ik blijf dat mooi vinden. Daarna moet ik onder de brug door voor ik er op kan komen. Eenmaal op de brug zie ik dat een bordje mij verbiedt om over de boog van de brug te lopen. Dat leek me nu net zo mooi om vanaf grote hoogte een blik op het Zwarte Water en Hasselt te werpen. Maar omdat het niet mag zie ik er maar vanaf. Wel zie ik zelfs vanaf het brugdek de Sint Stephanuskerk zeer dominant het stadsbeeld van Hasselt bepalen. De kerk is het eindpunt van het Jabikspaad en het duurt daarna niet lang meer of ik loop door de Hoogstraat recht op de kerk af. Ik zie dat ook Hasselt een voormalig stadhuis heeft. Het grote verschil met Genemuiden is dat deze er nog (in mijn ogen) mooi gaaf bij staat. Ik ben nog nooit eerder in Hasselt geweest, maar de aanblik van het voormalige Hanzestadje stelt mij niet teleur. Het is een oude stad want reeds in 1252 kreeg het stadsrechten. Ook de Stephanuskerk is oud. De kerk is op een oude rivierduin gebouwd na 1380 op de plaats van een eerdere kerk uit 1150. Door brand werd deze kerk verwoest. Ik kijk nog even of ik de kerk in kan, maar vind alleen een gesloten hek. Ik geloof het wel en loop richting de Kaai waar mijn auto staat. De laatste foto die ik maak is van de veerpoort. Hij is opnieuw opgetrokken maar er als een ruïne neergezet. Onderin kun je nog de stenen zien van de oude veerpoort. Ik vind het een beetje fake. Of je bouwt  de poort weer op zoals hij origineel was, of je laat de oude fundamenten zien met desnoods een glasplaat er overheen. Ik neem aan dat Hasselt er blij mee is en ik ben blij dat ik bij de auto ben. De tocht viel mij nog mee. IK had gerekend op een kleine 30 kilometer en zie op strava dat ik nog ‘maar’ 26,8 kilometer heb gelopen. Jabikspaad voltooid. Nu op naar huis en op naar de volgende wandeluitdaging. Want die komt er.           

Geef gerust je reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Back to Top