5 april 2022
Na wat wikken en wegen, heb ik toch maar besloten om vandaag te gaan wandelen. Het weer is de hele week niet best en de dinsdag komt er nog als minst slechte uit. Met een beetje goede wil wordt het tijdens mijn wandeling niet al te nat. En dus rijden Saak en ik om goed acht uur me twee auto’s richting Raerd. Er hoefde niet getankt te worden zei Saak toen ze vlak voor we wegreden de benzinestand van haar auto gecontroleerd had, maar nog maar net op de A32 rijdt ze me met een vaart voorbij en zet even de richtingaanwijzer naar rechts aan. Het is me duidelijk, er moet toch getankt worden en dus staan we even later allebei bij het Texaco-benzinestation. Het blijft verwonderlijk dat juist dit tankstation aan de snelweg (bijna) altijd de goedkoopste van de hele omgeving is. Voor 203,9 cent per liter gooien we allebei de tank vol. Voor haar is het noodzaak en Ik sta er nu eenmaal toch. En dus rijden we na dit kleine oponthoud weer keurig achter elkaar richting Raerd.
In Raerd kun je bij de kerk parkeren had ik al op Google Earth gezien en dat klopt. Overigens kun je bij (bijna) alle kerken wel een parkeerplaatsje vinden zo is mijn ervaring. In Raerd stap ik bij Saak in de auto en slingeren (niet letterlijk) we over de slingerweggetjes naar Tzum. “Straks moet je over deze zelfde weg weer teruglopen,” zegt Saak als we in de buurt van Tzum zijn. Als ik even later bij de kerk van Tzum uitstap en mijn boekje er nog even bij pak, blijkt haar opmerking te kloppen. Ik moet tot aan Winsum dezelfde weg weer terug lopen.
Even wat informatie: Tzum eindigt op um en ik heb geleerd dat dorpen die eindigen op um, wert, ward, wier of terp op een terp liggen. Maar volgens Karel F. Gildemacher, hij heeft er een heel boek over geschreven, zijn dat ook dorpen die eindigen op (e)ns. Tzum is dus een terpdorp, maar waarom het dorp in het Fries dan Tsjom heet is me een raadsel.
Als ik Saak heb uitgezwaaid, kijk ik nog even naar de Johanneskerk (gewijd aan Johannes de Doper), die daar hoog en droog op een terp de eeuwen staat te trotseren. In ieder geval hadden ze het in Tzum hoog in de bol, want de toren is maar liefst 72 meter hoog en daarmee op de Bonifatiustoren in Leeuwarden na de hoogste toren van Friesland. Reken maar dat ze daar de omliggende dorpen de ogen mee uitgestoken hebben. (Ik blijf dat een vreemde uitdrukking vinden om aan te geven dat je daarmee iemand jaloers maakt.) Ik denk er niet al te lang over na en zet de pas er direct maar stevig in. Droog is het niet, maar het regent ook niet echt. Het miezert en dat is vervelend. Je denkt dat je er nauwelijks nat van wordt en toch gebeurt dat wel. Na een paar honderd meter besluit ik nog voor ik het dorp ben uitgelopen mijn regenjack aan te trekken. Vaak is me dat te warm over mijn trainingsjack heen, maar in dit geval zet ik me daar overheen. Kortom, op naar Winsum.
Ik ben nog maar net buiten Tzum of ik word weer duidelijk hoorbaar herinnerd aan de oefening Frysian Flag vanaf het vliegveld bij Leeuwarden. Het gebulder van een paar overvliegende JSF’s verstoort de stilte bijna oorverdovend. Ik vraag mij af hoeveel macht je met zo’n straaljager hebt als je weet dat er luchtafweergeschut is die die dingen zo uit de lucht kunnen schieten. Omdat ik het antwoord toch niet weet en het weer heerlijk rustig wordt, ben ik die gedachte gelukkig ook zo maar weer kwijt. Op een flinke afstand van Tzum maak ik nog een paar foto’s, waarbij inderdaad de toren haast als een enorm hoog fallussymbool (om het maar eens oneerbiedig te zeggen) boven het dorp uitsteekt.
Nee, onderweg van Tzum naar Winsum is weinig spectaculairs te zien. Het blijft miezeren en de stilte blijft verstoord worden door de oefenende vliegtuigen. Wat dat betreft is een wandeling plannen tijdens zulke oefendagen een minder goed idee. Voordeel is wel dat het geluid niet verschrikkelijk lang aanhoudt en er genoeg momenten overblijven waarbij ik mag genieten van de geluiden van de omgeving. En dat zijn vooral vogelgeluiden. Ik loop hier niet voor niets door de Greidhoeke. (Een greide is grasland). Ik hoor kieviten, maar ook grutto’s een ook regelmatig ganzen. Die kunnen echt vaal kabaal maken, al kunnen ze nog niet tegen een JSF op. Ach de omgeving is grijs en leeg en zo nu en dan heerlijk rustig. De weg slingert evenals de weilanden. Rechte stukken vind je hier nauwelijks. (zie laatste foto) Het is echt geen straf om zo door een stukje Friesland te lopen. Want ook al is het weer niet om over naar huis te schrijven en zijn de meeste bomen nog kaal, je ziet aan alles dat het voorjaar er aan komt. Hier en daar zijn boeren druk aan het mestrijden, de kieviten buitelen in het land een overal zie je koppeltjes eenden ( een donkerbruin vrouwtje en het mannetje met zijn opvallend groene kop) in de sloten. Voor ik er erg in heb, ben ik al bij het dorp Winsum. En ja, het moet me van mijn hart, wat kom je Winsum vanaf Tzum met een bijna adembenemende lelijkheid binnen. (Zie de foto’s van Winsum) Het oude groen uitgeslagen PEB-hokje (neem ik aan) is nog een toppunt van schoonheid bij wat er achter staat. En het hoeft heus niet, want als ik even later bij de firma Boelens langs loop, hebben die er in ieder geval een voor een bedrijfsgebouw mooi bouwwerk neergezet. Toegegeven de omgeving is wat rommelig, maar het gebouw is een sieraad vergeleken met het bedrijfsgebouw aan het begin van Tzum. En hoe kun je het je permitteren om naast het prachtige Farmhouse een aantal hokjes neer te zetten die zo ontzettend afbreuk doen aan het Farmhouse. Het doet me zeer aan de ogen. Gelukkig is het centrum nog aardig onaangetast, al blijf ik het jammer vinden dat in het gebouw tegenover de kerk de roeden uit de ramen gehaald zijn. Die ontbreken evenals één van de nokvorsen aan de zijkant. Na deze tirade tegen de esthetische verloedering permiteer ik me op een nat bankje in het centrum een kopje koffie. Ik leg mijn natte regenjas (aan de buitenkant) op het bankje en zit redelijk droog. De plastic vuilniszak die ik voor zulke gelegenheden bij me heb, heb ik zo niet nodig.
Lang blijf ik niet zitten. Het gemiezer heeft invloed gehad op mijn lichamelijke welbevinden en zoals we in de Stellingwarven zeggen: ik wor wat huterig (huiverig). Vanuit Winsum loop ik langs de Franekker Trekvaart en op de een of andere manier lijkt het pad daar langer dan het in werkelijkheid is. Ik begin dan ook aardig te twijfelen als ik bij een betonnen brug sta, terwijl er in mijn boekje staat dat ik bij een houten brug linksaf moet. Maar omdat ik nog geen bochten links en recht in het pad gehad heb (staat in mijn boekje) loop ik toch maar verder. En inderdaad, de beschrijving klopt. Voor Easterlittens vind ik de houten brug en sla links af, waarmee ik het dorp rechts laat liggen.
Als ik niet lang daarna bij een brug kom in de Froonackerdyk over de Bolswarder Trekvaart, word ik verrast door een bord met het opschrift: Let op: Fietspad t. h. v. Baard afgesloten voor (brom)fietsers. Ik vraag mij af of dat ook voor wandelaars geldt en ik klim bij het talud omhoog om aan een wegwerker (hij is bezig de boel daar schoon te spuiten) te vragen of ik daar als wandelaar wel langs kan. ‘Dat wit ik net, maar meastal falt it wol wat ta,” zegt de man. Ik ga er maar van uit dat het wel ‘wat toe valt’ en vervolg mijn tocht over het fietspad naar Baard. Ik hoop echt niet dat ik straks voor een sloot of vaart kom te staan en kijk onderweg of er ook een ontsnappingsroute is. Die is er merk ik tot mijn opluchting. Niet ver voor Baard kan ik eventueel door een weiland op een weg komen. Als ik bij Baard kom, zie ik tot mijn verbazing dat mensen op de brug bij Baard aan het straten zijn, maar dat er op het fietspad niets gebeurd. Toch staat er een bord met verboden voor voetgangers. Ik schud mijn hoofd en loop om het hek heen dat op het fietspad geplaatst is. Twee mannen zijn druk aan het werk er is niemand die mij zegt dat ik daar iets illegaals doe. Het dorp Baard inlopen zou wat problemen opgeleverd hebben, maar ik kan rustig verder lopen over het Jabikspaad. Aan de andere kant staat ook een bord met verboden voor voetgangers. Ik maak er een foto van als een stille aanklacht tegen de onnozele manier waarop sommige borden geplaatst worden. Je ziet dat ook wel eens bij zogenaamde wegwerkzaamheden. Dan mag je niet harder dan 50 of soms zelfs 30 en wordt er helemaal niet gewerkt. Zo doende zorg je er voor dat mensen zich niets meer van zulke borden aantrekken. Ik betrap mij er zelf ook wel eens op. Na Baard plof ik op een bankje neer om van mijn tweede kopje koffie te genieten. Maar lang alleen zit ik daar niet rustig. Ik zie hem aankomen. Een schattig klein hondje komt op mij toe en begint aan mij te snuffelen. Hij ruikt de koek die ik in mijn hand heb. Even later zie ik de bazin ook aankomen. Ze groet me vriendelijk en zegt dat het hondje mee moet komen. Even aarzelt het aardige beestje, loopt een stukje mee, maar draait zich plotseling weer om en loopt weer op mij toe. De vrouw loopt ondertussen onverstoorbaar door. Na honderd meter draait ze zich om en komt terug. Ik raak even met haar in gesprek en het blijkt ondanks het feit dat ze totaal geen gezag heeft over het hondje, een aardige vrouw te zijn. Als ik haar zeg dat ik het Jabikspaad loop, vraagt ze zich af of ik wel goed zit. Ik pak mijn boekje er bij en wijs haar op de route. Ö, ja,” zegt ze en vertelt me dat ik bij Leons door een klaphekje moet. Ze is dus bekend met de omgeving.
Ach Leons (eindigend op ns dus ook een terp). Het bestaat uit een kerk en een prachtig huis bij de kerk en maar een paar boerderijen. Ik zie een man achter het raam van het grote huis en vraag mij af of dat de koster Klaas is waaraan één van de reacties op mijn vorige tocht refereerde. ‘Mooiste deel van het wandeltraject is van het kerkje van Leons (doe koster Klaas daar maar even de groeten) door de weilanden van de vogelrijke leonserpolder naar Jorwert’, schreef Jan de kroon, die hier gewoond heeft. Omdat ik niet zeker weet of Klaas daar woont en ik de man achter het glas niets kan vragen, loop ik door. Even aanbellen om te vragen of hij koster Klaas is, is me toch wat te gek, al had het natuurlijk wel gekund.
Ik stap door het klaphekje de Leonserpolder in en het moet gezegd: als je de leegte wilt ervaren, loop dan door de Leonserpolder. Het pad is met grind en gravel over het algemeen verhard, dus je loopt daar echt niet te banjeren. Helaas hoor ik tot halverwege de polder de auto’s op de N359 en dat is jammer. Maar in het tweede gedeelte word ik omring door de stilte op wat vogelgeluiden en mijn eigen voetstappen na. Het is een oud kerkepad staat er in mijn boekje al vraag ik mij wel af waar die mensen dan ter kerke gingen. In de Leonserpolder staan hooguit een paar boerderijen (ik heb niet kunnen beoordelen of die nog in de polder staan of net daarbuiten) . Als ik weer eenmaal op de verharde weg zit duurt het niet lang of ik loop het beroemde dorpje Jorwert binnen, bekend van het boek van Geert Mak en het openluchtspel in de notaristuin. Maar goed, laat God dan uit Jorwert zijn verdwenen, het plaatsje heeft in ieder geval nog een mooie ophaalbrug en kerkje (uit de elfde eeuw las ik) en gewoon nog een redelijk authentiek centrum. Wat opvalt is dat op een bord melding wordt gemaakt dat de Radboudkerk uitvalsbasis is voor een nieuw initiatief. Men probeert er een nieuw klooster te creëren ‘waar mensen zich in alle rust kunnen terugtrekken om zich bezinnen en om op adem te komen.’ Er vinden al diverse activiteiten plaats, lees ik, en als u er meer over wilt weten, typt u gewoon Nykleaster in op Google. Na de kerk zie ik dat Het Wapen van Baarderadeel gelukkig nog wel de roeden in de ramen heeft, al zijn die zo te zien nieuw aangebracht. Maar hulde dat men dat gedaan heeft. Ik zie dat je in dat café ook nog een boek kunt kopen ‘De Jorwerter Dweilstikken’. Het boek bevat een selectie van de sterke verhalen die hier aan de stamtafel verteld zijn. Het boek is er te koop voor €15,–. Waarvan acte. Omdat ik even verkeerd loop, zie ik dat Jorwert ook nog ‘t skriuwershûske heeft. Hier heeft Geert Mak verbleven toen hij zijn beroemde boek ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’ heeft geschreven. (Mak schrijft Jorwerd met een d terwijl er Jorwert op de handwijzers staat.) Groot is het niet, maar blijkbaar had Mak aan een kleine ruimte genoeg om groots uit te pakken.
Vanuit Jorwert loop ik over de Arsumerdyk naar Mantgum. Ik blijf het bijzonder vinden dat er boeren zijn die het niet erg vinden dat wandelaars over hun erf lopen. Het komt mij bekend voor en mijn veronderstelling klopt: hier heb ik ook gelopen toen ik het Elfstedenpad liep. Over een mooie houten brug bij Hoxwier (de naam van een oude state waar men nu een nieuwe gebouwd heeft) loop je langs de Mantgumervaart (?) het dorp in. De Mariakerk in Mantgum is jonger dan de meeste kerken in deze Greidhoek, maar voor de Mariakerk stond er een andere kerk uit de 12e eeuw. Wat verder opvalt is dat Mantgum een open karakter heeft. Zijn de meeste dorpjes hier in het centrum compact gebouwd, Mantgum is veel ruimer opgezet. Wat daarvan de oorzaak is weet ik niet, maar het valt gewoon op. Na Mantgum loop ik via It Bos en de Hegedyk naar het pad dat me naar Tsjerkebuorren moet brengen. Éven voorbij Bumastate (familie van??) staat er in mijn boekje. Het kerkje bij Tsjerkebuorren blijkt alleen maar een toren te zijn. Het schip van de kerk uit de 12e eeuw is al in 1903 afgebroken. En de terp met de toren steekt echt als een koepel uit het landschap. Volgens informatie op de toren is de terp rondom de kerk in de ‘vorige eeuw’ (ik neem aan dat ‘vorige’ vooral de 19e eeuw is en niet de 20ste) afgegraven. Terpaarde is vruchtbare aarde en veel van die aarde is naar Zuid Friesland (ik denk vooral Zuidoost Friesland) vervoerd om de (zand)grond daar te verbeteren. De afgravingen die al begin 19e eeuw begonnen zijn namelijk in de jaren dertig van de vorige eeuw opgehouden. Dat kwam vooral door het gebruik van kunstmest, dat toen in zwang kwam. Nadat ik het kerkhof en de toren bekeken heb, moet ik door een klaphekje en duik ik bijna letterlijk de blubber en de stront in. Van een pad is geen sprake en omdat ik de tekst in mijn boekje niet goed genoeg heb gelezen neem ik ook nog de laagste gedeeltes van het land. Maar ik overleef deze ‘barre’ tocht door de landerijen en slaag erin om met droge voeten Easterwierrum te bereiken. Het aardige is dat de kern van Easterwierrum vroeger bij Tsjerkebuorren lag. Omdat er bij de kruising in het huidige dorp en door de scheepvaart daar veel meer drukte en handel was, heeft het dorp zich in de 19e eeuw hier naar toe verplaatst. De huidige kerk is dan ook van 1925.
Na Oosterwierum ( Nederlandse benaming, maar ben daar geen voorstander van) is het nog maar een kleine drie kilometer naar Raerd. Ik zie al van verre dat ik er op een enorm groot trafostation afloop. De hoogspanning wordt hier omgezet in bruikbare elektriciteit voor in de huishoudens. Het is niet bepaald de mooiste aanblik, maar wel nodig. Daarna duurt het niet lang meer of ik loop richting het centrum van Raerd. Maar voor ik daaar ben, breng ik nog even een bezoek aan de plaats waar vroeger Jongemastate stond. Het poortje uit 1603 is het enige wat er nog van overgebleven is. Nu staat het gebied bekent als het Raerderbosk en is het beroemd om zijn stinzenflora. Ik maak er enige foto’s en loop moe maar voldaan naar de auto die bij de kerk staat. IK heb 23 kilometer op de teller staan en heb dat met alle onderbrekingen in goed vijf uur gedaan. Daar ben ik niet ontevreden over. De volgende keer vertel ik eerst wel wat over Raerd. Voor vandaag is het mooi genoeg geweest.