26 april 2022
Gods wegen zijn ondoorgrondelijk en die van het Jabikspaad ook. Wolvega heeft al weinig monumenten waar ze trots op kunnen zijn, maar als die paar die er zijn overgebleven ook nog worden overgeslagen, blijft er helemaal weinig over.
Maar laat ik even de positieve kanten van Wolvega belichten. Het dorp werd voor het eerst in 1218 genoemd. Het heeft zich sterk kunnen ontwikkelen omdat het in 1828 aan de nieuwe Rijksstraatweg van Zwolle naar Leeuwarden kwam te liggen en in 1868 aan het spoor. Het kreeg in 1835 een grietenijhuis (na een brand onlangs prachtig weer herbouwd) en werd de hoofdplaats van de gemeente. En dan heeft Wolvega ook nog huize Lindenoord en de Nieuwe Aanleg, die is ontworpen door de bekende tuinarchitect Roodbaard.
Beroemde zonen van Wolvega zijn Hayo van Wolvega, een kruisvaarder die in 1218 meehielp de Egyptische havenstad Damiate te veroveren. Hayo zou met zijn dorsvlegel de toren hebben aangevallen. De stad werd in ieder geval in 1219 veroverd, natuurlijk dankzij Hayo. Omdat het niet eens zeker is of Hayo wel echt bestaan heeft, heb ik dat laatste er zelf maar bij verzonnen. Dan wordt het verhaal nog mooier. Als eerbetoon is er een biertje naar hem vernoemd.
Andere bekende mensen uit Wolvega zijn natuurlijk de Van Harens, waarbij met name Ernst van Haren genoemd mag worden. Hij speelde een belangrijke rol in de strijd tegen Bommen Berend in 1672 en 1673. Hij was o.a. grietman van Weststellingwerf. Na hem zijn de Van Harens onafgebroken tot 1795 grietman van Weststellingwerf geweest.
Maar laat ik beginnen met de wandeling: Ik start vandaag bij het benzinestation, dat pal tegenover het begin van de Haulerweg ligt. Het verbaast me dat we niet even langs het stationsgebouw lopen en daarom geef ik zelf maar wat informatie. Het gebouw is gered van de slopershamer door Peter Karstkarel. Hulde daarvoor. Het is ontworpen door de architect K.H. van Brederode en werd al in 1865 gebouwd. Opmerkelijk is dat het pas op 15 januari 1868 werd geopend. Dat had te maken met het in gebruik nemen van het spoor Meppel – Heerenveen. Pas op 1 september 1868 kon je met de trein in Leeuwarden komen. Men was dus mooi op tijd met de bouw van een treinstation. Ook loop ik niet door de Hoofdstraat, want dan was ik nog langs Huize Lindenoord gekomen en had ik misschien nog even een ommetje kunnen maken bij de kerk en de molen langs. Maar de route is anders en dus loop ik om tien over acht vanmorgen de Haulerweg in. En ach, ook al is dat beslist niet spectaculair, ik heb wel alle tijd om om me heen te kijken. En dan vallen je toch dingen op die je normaal nooit ziet. Zo zie ik voor het eerst dat Wolvega een pronkhuisje heeft die (ik citeer wat ik op internet vond) ‘verkoopt leuke vondsten uit het binnen- en buitenland. De brocante spulletjes komen uit onder ander Frankrijk en België.’ Ook zie ik een winkel met Quality Koi er op . Daar hebben ze volgens henzelf: ‘genoeg koi op voorraad zwemmen tussen de 15 en 90 cm’. Verder zag ik aan de Keiweg: Hobbels kleding verhuur en dagbesteding. De winkel hangt vol met oranje kleding die je daar voor Koningsdag kunt huren. En ach, dan kom ik ook nog langs de oude rivella-fabriek waar nu FZ Organic Food in zit. Ik weet niet wat ik me daar precies bij moet voorstellen, maar ze zullen vast minder werknemers in dienst hebben dan de oude rivellafabriek. Daar werkten op een bepaald moment wel 125 man.
Ik verlaat Wolvega en loop Sonnega binnen loop. Het dorp werd voor het eerst in 1399 genoemd en is waarschijnlijk vernoemd naar iemand met de naam Sonne. Ik breng een bezoek aan het prachtig onderhouden oude kerkhof van Sonnega met de mooie klokkenstoel uit 1989. Reeds in 1644 had men hier een klokkenstoel en ook een kerkje. Het kerkje werd in de tweede helft van de 18e eeuw al afgebroken. Opmerkelijk is dat men in Sonnega in 1912 een ijzeren klokkenstoel kreeg, waarvan de basis een Amerikaanse windmotor was. Bij de sloop in 1989 (?) is de klok met het houten luidwiel geschonken aan het klokkengieterijmuseum in Heiligerlee. De nieuwe klok heeft als randschrift: ‘Op de aangewezen tijd van Hem, doe ik mijn plicht, verhef mijn stem’.
IK ben onder de indruk en doe bijna plechtig het hek weer dicht voor ik mijn weg vervolg. Niet lang daarna mag een klinkerpaadje op, dat mij nog nooit was opgevallen. Het blijkt dat er meerdere huizen staan en dat je je even midden in de natuur waant, terwijl ik me toch tussen twee doorgaande wegen bevind. Weer opnieuw wordt bewezen dat ook iemand die goed bekend is in de Stellingwerven ((dat mag ik van mezelf rustig zeggen), nog steeds voor verrassingen kan komen te staan. Het is een mooi pad, waarbij ik ook nog langs een bosje kom.
Als ik bij de Pieter Stuyvesantweg ben, moet ik een aantal honderden meters richting Wolvega. Vlak voor de rotonde ga ik daarna een graspad op en ook dit pad is mij volkomen onbekend. Ik verbaas me hoe het pad er bij ligt. Het loopt eerst wat zuidelijk en daarna schuin naar het zuidoosten. Omdat ik mij al jaren bezig houd met het landschap en mij iedere keer de vraag stel: ‘Hoe komt het dat het landschap er bij ligt zoals het er bij ligt,’ vraag ik mij nu ook af wat de oorzaak van de schuine loop dwars door de landerijen is. Het antwoord stelt mezelf haast teleur. Na bestudering van kaarten uit 1832 en rond 1930 moet ik wel tot de conclusie komen dat dit een tekentafel model is. Het heeft geen enkele historische basis.
Nadat ik op de Meentheweg gekomen ben, mag ik bijna twee kilometer over die weg lopen. Dat valt ontzettend mee. Gedurende mijn passage van deze weg kom ik welgeteld twee auto’s tegen en één fietser. Het is er zo rond kwart over negen heerlijk rustig. Op de hoek bij de Sasweg maak ik een foto van het monumentje dat daar staat. Ik kan het niet helpen, maar elke keer als ik zulke monumentjes zie, voel ik een zekere ontroering. Een Lancaster Bommenwerper werd hier door een Duitse nachtjager neergehaald. Daarbij kwamen alle zeven bemanningsleden om het leden. Met een gemiddelde leeftijd van nog geen 23 jaar waren het allemaal jonge mensen die nog een hele toekomst voor zich hadden maar hier in de blubber van Oldetrijne hun dood vonden. Zij vochten voor onze vrijheid. Het was voor iedereen de eerste missie en direct ging het mis. Droevig, maar mooi dat er daar op die hoek aandacht aan besteed wordt.
Omdat ik er al rekening mee gehouden heb dat het pontje over De Lende uit de vaart gehaald is na een zeer ernstig ongeval met een gelijksoortig pontje bij het Braandemeer, komt de mededeling op een bord aan het begin van het fietspad Gapenburg mij niet verrassend voor: ‘Fietspontje uit de vaart’ staat er. Ik was toch al van plan om langs de zuidkant van Et Wiede te lopen.
Bij de Sas zie ik dat de palen en volgens mij ook de deuren vernieuwd zijn. De Sas is een keersluis die alleen bij hoog water gesloten werd. De Sas werd hier aangelegd n.a.v. de grote overstroming van 1825 die tweederde van Weststellingwerf onder water zette. Omdat het waterpeil niet goed beheerst kon worden, boeren klaagden over te hoog water en schippers over te laag water, werd er ter vervanging van de Sas een schutsluis aangelegd (1874). Na de kanalisatie van De Lende (1922 – ‘27) werd De Lende 40 meter zuidelijker gelegd en is de Sas weer gewoon een keersluis. Opmerkelijk is dat de oude schutsluis nog volledig in tact onder de zoden van de voormalige sluiswachterswoning ligt.
Daarna verrast het jabikspaad mij: de tekst in het boek is onduidelijk. Ik twijfel en maak nog een slinger over een parkeerplaats voor ik besluit toch maar naar het dijkje te lopen dat langs De Lende loopt. Het is een graspad (een pad is niet te zien) over een waarschijnlijk stokoud dijkje: een aardkundig monument. Mijn vermoeden klopt. Als ik bij een hek komt staat daar weer een aanwijzing van het jabikspaad en mag ik met een overstap over het hek klauteren. Ik ben verrast. Had ik mij voorbereid op een tocht langs de Sasweg (ook aan de zuidkant heet die weg zo), ik mag hier pal langs Et Wiede lopen. Een grote verrassing en ik geniet van de aanblik van Et Wiede die aan deze kant niet verkracht is met de aanleg van een complete houtbarricade om de golven te breken. Ik vraag mij echt af of deze peperdure oplossing aan de noordkant niet op een goedkopere en meer natuurlijke manier had kunnen gebeuren. Zo is het echt een aanfluiting. Maar gelukkig heb ik daar aan de zuidkant geen last van en vrolijk klauterend over de hekjes kom ik nog bij een bosje en even later toch nog op een stukje Sasweg. Maar dat is maar even. Ik moet de Oosterbroekweg op en die weg is mij volkomen onbekend. De weg is uitermate rustig (ik kwam pas op het laats één auto tegen) en je hoort er alleen de geluiden van de natuur. En wat ook opvalt is dat het water van Et Wiede hoger staat dan het water in de landerijen links van mij. Dat moet een poldertje zijn en misschien (of zelfs waarschijnlijk) ontstaan door de turfwinning. Maar als iemand het weet mag hij of zij het zeggen.
Het duurt niet lang of ik loop Oldemarkt in. Moderne huizen die aan het water staan en met hier en daar een bootje. Er zijn mindere plaatsen te bedenken. Overigens vind je in Oldemarkt naast de moderne huizen ook veel oudere huizen en dat is ook geen wonder. Het dorp wordt al in 1448 genoemd als ze van bisschop Rudolf van Diepholt in het dorp een kapel mogen bouwen. En daarmee wordt meteen het grote verschil tussen de Stellingwarvers en die uit Overijssel duidelijk. De mensen uit Overijssel lieten zich door de bisschop overheersen en de Stellingwarvers verzetten zich daar tegen. De conclusie moet dan ook zijn dat Overijssellers (met dubbel L vond ik op internet) wat banger uitgevallen zijn dat de Stellingwarvers, want ook in 1672 gaf Overijssel zich direct over aan Bommen Berend, terwijl de Friezen met de Stellingwarvers zich tegen hem bleven verzetten. Ik zal niet zeggen dat het daar schijtlijsters waren, maar laten we het er maar op houden dat ze wat meegaander waren.
Ik bereik het oude Veerhuis, waar een uitnodigend bankje heerlijk in de luwte en in de zon mij uitnodigt om daar even te verpozen. Het pand is gebouwd in 1821 en lag/ligt aan het Mallegat. Ik citeer even het bordje op de gevel: ‘Het pand deed toen dienst als overslag voor de boeren die hun waar op de markt wilden verkopen. Het souterrain was de ruimte waar het kleinvee werd gestald en in de koelcel kon kaas en boter worden bewaard. De verdieping boven het souterrain deed dienst als schipperscafé. (Ik heb de vier taalfouten op het bordje maar even gecorrigeerd.). Nadat ik daar een halve stroopwafel en mijn tweede kop koffie genuttigd heb, verlaat ik deze heerlijke plaats indachtig de spreuk (kleine variant): ‘Laat niet, als dank voor ’t aangenaam verpoozen, den eigenaar van de bank, de schillen en de doozen’ Ik ruim dus keurig netjes mijn plastic zakje en koffiemelkcupje op. Daarna loop ik door de nauwe, maar gezellig ogende Hoofdstraat van Oldemarkt. En het moet mij van het hart. Zijn de meeste panden, ook de modernere een beetje aangepast aan de stijl van vroeger, er is één pand die daarvan afwijkt. Modehuis Kees de Boer moet het mij maar niet kwalijk nemen, maar zijn pand is een duidelijke dissonant in de rij panden die in de Hoofdstraat staan. Kijk en om mijn goede wil te tonen, beloof ik Kees de Boer dat als hij de gevel aanpast ik daar een overhemd kom kopen. Kan natuurlijk niet helemaal voor hem uit, maar door een pand een leukere uitstraling te geven, wordt de omzet groter. Een bewezen feit. Kortom een aanpassing is een verdienmodel.
Ik maak nog een paar foto’s van leuke panden en voor ik het weet ben ik de Hoofdstraat uit en begeef ik mij op weg naar Kalenberg. Ook hier kom ik weer over een ‘achterafpad’ waar geen mens weet van heeft, maar waar het wel erg mooi is. Ik kom door het Vijverbos met een heuse fontein en een te groot uitgevallen kunstwerk. Men zal het wel mooi gevondenhebben. Daarna kom ik langs het Braambos. Die naam roept ogenblikkelijk associaties op met de Fabeltjeskrant. (Maar als ik bij thuiskomst Braambos en Fabeltjeskrant intyp bij Google vind ik geen enkele hit.) Daarna kom ik na de oversteek van het kanaal Steenwijk – Ossenzijl (alweer) op een Meenteweg terecht met echt een heel smal fietspad. Ik neem aan dat Alfred J. Kwak deze er neergelegd heeft, want het is een echt hotseknotsbegonia-fietspad. Overigens loop ik hier wel door het gebied De Weerribben. Ik zie prachtige petgaten met opvallend veel ganzen. Die hoor je hier boven alles uit.
Bij het etablissement café restaurant De Weerribben zijn ze duidelijk nog niet op bezoek ingesteld. Een vrouw poetst wat op een ruitje om en een man is druk met het verslepen van een tafeltje. Was ik eerst nog van plan om daar een kleine versnapering te kopen, na het zien van zoveel drukte zie ik er maar van af. Gelukkig staat er na een vijftig meter bij een pittoreske minihuisje een bankje, waar ik een broodje verorber en mijn meegebrachte melk naar binnen lebber. Het leven is goed zo in De Weerribben. Daarna kom ik al snel op het Kalenbergerpad. Ook dit pad wordt ongetwijfeld gesubsidieerd door de fysiotherapeuten, want als je er niet met een dubbele hernia af komt na een fietstocht dan toch op zijn minst met ernstige rugklachten. Op het pad zie ik plotseling vlak voor mij iets op hert fietspad liggen dat plotseling begint te bewegen. Een donkere slang maakt zich vlak voor mij uit de voeten (een beetje een rare uitdrukking voor een slang) en duikt het struweel in. Ik ben te laat voor een foto.
In Kalenberg kom ik langs het café waar ik rond 2000 nog een zestig afgedankte caféstoelen heb gekocht voor mijn theatertje de KijkKarst dat ik toen in de oude Landbouwschool in Oldeberkoop had. Ze waren voor de Pub. In het theater had ik stokoude stoelen staan die ooit in Carré gestaan hebben. Na het opheffen van mijn theatertje zijn ze weer terug gegaan naar Amsterdam. Waar je al niet aan denkt zo onderweg.
Kalenberg is gesticht in 1313 als Calumburg en de naam is bedacht door vluchtelingen en horigen die in dit ontoegankelijke gebied hun vrijheid zochten. Het zal er toen rustig zijn geweest en dat is het nu ook. De brugwachter zit ogenschijnlijk niks te doen in zijn brugwachtershokje. Op de foto kun je nog net zijn hoofd zien. Het blijft wonderbaarlijk dat De Kalenbergergracht, vroeger Oudeweg geheten, al gegraven is rond het jaar 1200. Een enorme prestatie als men bedenkt dat dat allemaal met de schep moet zijn gebeurd.
Ik loop langs de gracht over een hagelnieuw betonpad (het Waterkeringpad) en een tientallen klapbrugjes. Zo goed als het pad is, zo slecht zijn de bruggetjes. Bij het een na laatste bruggetje ontdek ik een plank die er gevaarlijk los in hangt. Ik leg de plank weer goed, maar ik houd er geen goed gevoel aan over. Na vijf minuten aarzelen besluit ik op te zoeken bij welke gemeente Kalenberg hoort. Dat blijkt Steenwijkerland te zijn en ik bel met de gemeente. Na een kleine vijf minuten, er is één wachtende voor me, krijg ik een vriendelijke vrouw aan de telefoon, die niet direct begrijpt wat ik nu precies bedoel. Na het haar nogmaals uitgelegd te hebben, noteert ze mijn naam, adres en telefoonnummer en belooft ze me dat ze het probleem van de losse plank zal doorgeven. Mijn gemoedsrust is gestild. Als iemand daar alsnog zijn nek breekt over die losse plank is het in ieder geval niet mijn schuld.
Vlak voor het gehucht Nederland komt mijn vrouw Saakje mij tegemoet gelopen en klimmen we even in de Vogelkijkhut die langs het pad staat. Vogels zien we niet, maar je krijgt wel een aardige indruk van de uitgestrektheid van het gebied De Weerribben. Daarna lopen we verder langs De Heer van Diezenvaart en komen in Nederland. (Over Van Diezen heb ik niets kunnen vinden, maar ik neem aan dat het een vervener geweest is.) Het gehucht Nederland telt ongeveer tien huizen en dan heb je het ook wel gehad. In de 19de eeuw was het dorp veel groter. Het bestond uit Noord-Belt, Nederland en Zuid-Belt. De bewoners leefden voornamelijk van het veen. Er werd turf gestoken en riet gesneden en het had zelfs een school. Op internet is er zelfs speciale aandacht voor de laatste schoolmeester: meester J. de Dood. Hij overleed in 1892 en ligt op het kerkhofje van Baarlo begraven. Weten we dat ook weer.
We lopen om Nederland heen en komen op een graspad terecht. Het is het dijkje dat langs De Roompot ligt. In het Jabikspaadboekje word je aangeraden om deze route alleen bij mooi weer te lopen. Bij nat weer wordt de route over Baarlo aangeraden. Een beetje een overdreven aanrader, want het dijkje ligt hoog en droog langs de Roompot. Het water moet al over de dijk stromen wil je er niet langs kunnen. Het is een mooi graspad dat met De Roompot mee slingert. Een man is druk bezig met soort hark aan een bootje riet en andere waterplanten langs de kant van de Roompot te verwijderen. Dat werkt goed zien we. Even later haalt een fluisterbootje ons in en we zijn het eens dat zo’n bootje een hele verbetering is vergeleken met die luid ploffende en veel rook uitblazende buitenboordmotoren waar de bootjes vroeger mee uitgerust waren. Als we op de Steenwijkerweg zijn, neemt Saakje even kortstondig afscheid. Zij heeft haar Fiatje op de Veldhuisweg geparkeerd. Ik loop door tot Blokzijl, zodat ik de volgende keer geen dertig kilometer hoef te lopen. Even later toetert ze mij voorbij. Bij het benzinestation aan het begin van de Kuinderdijk staat ze geparkeerd en stap ik bij haar in de auto. 26,8 Kilometer zegt Strava. Het moet niet veel gekker worden. Volgende keer op naar Hasselt.