7 Van Peasens – Moddergat naar Blije (Blija)

7 Van Peasens – Moddergat naar Blije (Blija)

7 Van Peasens – Moddergat naar Blije (Blija), 23 km

18 – 7 – 2024

Als mij één ding duidelijk wordt bij het wandelen van ‘mijn’ Kustpad ( ik geef er zoals al eerder aangegeven mijn eigen draai aan) dan is het wel dat de vis duur betaald wordt. Maar niet alleen het vissen, maar ook het boeren langs de kust leverde risico’s op. Maar daarover straks meer.

Als wij rond negen uur bij het Vissersmonument in Moddergat ons busje neer zetten, lopen we direct de dijk op naar het monument om dat eens goed te bekijken.
Het moet een tragedie geweest zijn voor het dorp toen op 6 maart 1883 83 vissers tijdens een zware storm  omkwamen. Niet alleen was er daarna veel verdriet, maar ook de armoede sloeg keihard toe in de gezinnen die van de visserij moesten rondkomen. In 1958 werd ter herinnering aan deze droeve gebeurtenis op de dijk een monument opgericht.

Als eerste zien we een zuil met daarop de volgende tekst:

A.D. 1883 stieken fan dit plak 109 fiskers mei 22 skippen yn sé. Yn in swiere stoarm binne 83 man en 17 skippen bleaun.

En daaronder: As de dea it skip berint, dan is der gjin untkommen. O wetter , o wif elemint, de sé hat jown, hat nommen.

1883 – 6 maert – 1958 

Ik neem aan dat ook de mensen die geen Fries zijn wel begrijpen wat hier staat. Rondom de zuil staan de namen van de boten met daaronder de namen van de omgekomen vissers. De jongste was nog maar 13 jaar oud.  Het waren open boten die geen schijn van kans hadden in de woeste zee. Toch hebben nog vijf schepen de ramp ‘overleefd’. Onder één van de omgeslagen boten heeft men 24 uur na de ramp nog een visser weten te redden door een gat in de romp te hakken. Het is één van de verhalen die over deze ramp verteld worden.

Onder de indruk van het monument dalen we de dijk weer af en rijden daarna naar de Kokentun in Peasens. Daar starten we bij het eind van het huidige riviertje De Peasens, dat vroeger in zee uitmondde. Het is een stokoude rivier, want nadat men rond het jaar 1000 met de bedijking begon, heeft men bij Peasens een sluis aangebracht die het maar liefst tot 1449 heeft volgehouden. In dat jaar was de sluis dusdanig dichtgeslibt, dat er een definitief einde aan de verbinding kwam.   

Prasens – Moddergat

Maar voor ik de wandeling ga beschrijven, ga ik zoals beloofd nog even wat vertellen over de geschiedenis van Peasens – Moddergat.

De ‘duo-dorpen’ aan de Friese zeedijk zijn vooral bekend door het visserijmuseum ’t Fiskershúske dat gevestigd is in vijf oude vissershuisjes. De huisjes zijn ingericht in de 18e eeuwse stijl. Naast een permanente expositie zijn er ook wisselende exposities te zien.  

Paesens is de oudste nederzetting. Moddergat/De Kamp is van jongere datum en Moddergat/De Oere, is pas in de Franse tijd ontstaan. Dit is het meest westelijke deel van Moddergat, waar je ook de fiskerhûskes kunt vinden ( nu een museum) en waar dus ook de meeste vissers woonden die in 1883 zijn omgekomen.
Nader onderzoek naar de herkomst van de naam Paesens, wees uit dat deze naam een verbastering moet zijn van het oorspronkelijke ‘Pagingi’, oftewel modder, aarde of moeras. Niet vreemd voor een dorp gelegen nabij de monding van een riviertje. De herkomst van de naam Moddergat laat zich hiermee ook gemakkelijk verklaren.    ( Maar zoals zo vaak zijn de geleerden het over de herkomst van een naam niet met elkaar eens. Want even later vond ik de volgende verklaring:  ‘Men meent dat de naam Paesens afgeleid is van een Spaanse jongensnaam “Paez” dat betekent: tot de zee behorend. Tsja, wat zal ik daarvan zeggen. Een beetje vergezocht misschien.

Het ontbreken van een terp wijst op het ontstaan van de nederzetting in of na de 11e eeuw. De bouw van de kerk (rond 1250) geeft aan dat de vorming van het dorp spoedig na de aanleg van de eerste zeedijken op gang moet zijn gekomen. Toch was hier al in de middeleeuwen enige bewoning. De mensen leefden toen van de visvangst en de landbouw al zal dat laatste door de regelmatige overstromingen niet al te veel hebben voorgesteld. Een andere bron van inkomsten was in die tijd de zoutwinning. Bij verbranding van het veen dat zich onder een kleilaag bevond bleef er zout achter. Via het riviertje de Peasens werd dat vervoerd.  Na de indijking rond het jaar 1000 kreeg de landbouw meer kans. De indijking had als bijkomend effect dat het gebied voor de dijk begon dicht te slibben, waardoor de vissers zich uiteindelijk genoodzaakt zagen te verhuizen. 

Moddergat
Moddergat is van later datum. In 1846 wordt vermeld dat het dorp uit 75 huizen bestaat. Het ontstaan van Moddergat kan voor een deel worden opgevat als een uitbreiding in westelijke richting van het dorp Paesens, mede veroorzaakt door verhuizing van een aantal vissers uit Paesens naar een plek langs de zeedijk, waar buitendijks de wadgeulen beter bereikbaar waren. De uitbreiding van het dorp Paesens staat bekend onder de naam ‘De Kamp’ (= nederzetting).
In de twee­de helft van de 18e eeuw breidde het dorp zich nog verder in westelijke richting uit en ontstond de naam Moddergat. Vroeger stonden hier ook dijkhuisjes tegen en half in de dijk, maar door een hevige storm van 12 op 13 maart 1906 werd besloten de dijk, die het toen maar net hield, te verhogen. Daardoor moesten de huisjes die tegen de dijk aan gebouwd waren verdwijnen. Dat gebeurde toen zonder protest.

Na deze introductie van de beide dorpen lopen we langs het stokoude riviertje De Peasens of liever gezegd, wat er nog van over is. Het slingert prachtig door de landerijen. Op het fietspad  er langs raken we in gesprek met een ‘gevluchte’ Rotterdammer. (Het zijn zijn eigen woorden.) Hij woont al twintig jaar in Peasens – Moddergat en vindt het mooi dat we lovend over het dorp en de omgeving praten. Ik mag nog een foto van hem nemen. Hij wil daarvoor zelfs zijn jas even uittrekken, maar daarvan heb ik hem weten te weerhouden.

Het schiet niet op als we even later bij een gemaaltje weer met iemand in gesprek raken. Hij is op de fiets en staat daar even uit te rusten. Als ik zeg dat hij hier in een prachtige omgeving woont, zwijgt hij even en zegt dan “Ja, dat sil wol. Mar ast hjir al sa lang wenne hast as ik, fynst it hiel normaal.” Nadat de man nog een slok uit een waterflesje genomen heeft, wensen wij hem een plezierige dag en lopen verder.

Over de Meinsmawei komen we bij het dorpje Nes. Het dorp heeft een niet zeer hoge terp en een rechthoekige structuur. Vooral aan de Middenstraat en aan een zijde van de Foarstrjitte staan fraaie huizen uit de 18de en 19de eeuw. Het dorp was niet zoals de meeste dorpen gericht op de visserij, maar op de landbouw. Je vindt hier dan ook geen vissersmonument, maar wel het borstbeeld van Nynke van Hichtum: Nienke van Hichtum (Fries: Nynke fan Hichtum), is het pseudoniem van Sjoukje Maria Diderika Bokma de Boer. Zij is in Nes op 13 februari 1860 geboren ( en op 9 januari 1939 in Hilversum gestorven). Zij werd bekend als vertaalster, maar vooral als kinderboekenschrijfster. Haar bekendste boek is Afke’s tiental. En last but not least was zij getrouwd met de bekende socialist Pieter Jelles Troelstra.

Maar voor we bij Nynke zijn lopen we langs de Johanneskerk en maken een rondje over het kerkhof. Saakje wil kijken of hier ook nog voorouders van haar te vinden zijn.  Die woonden hier namelijk in de buurt. Na een rondgang over het kerkhof is de conclusie echter dat die hier niet liggen.
Daarom nog maar even wat over de kerk zelf: Deze is gewijd aan Johannes de evangelist en al aan het eind van de 12e eeuw gebouwd. Het is een van kloostermoppen gebouwde eenbeukige, romaanse kerk. De oostelijke torenmuur is het oudst.
In 1925 is aan de Wiesterwei de gereformeerde kerk gebouwd in expressionistische trant. Het is een kruiskerk met een dakruiter. Sinds 2018 is het een Theater Kerk.

Na Nes lopen we verder over de Nesserwei richting Wierum. Maar voor we daar zijn neem ik bij een parkeerplaats langs de Nesserwei afscheid van Saak. Zij loopt over en langs de dijk terug naar ons busje en is daarna van plan om naar Ternaard te rijden. Ik loop verder naar Wierum.

Wierum
Wierum is een terpdorp dat op een kwelderwal vlak bij de zee in de vroege Middeleeuwen is ontstaan. Deze gevaarlijke ligging is niet zonder gevolg geweest. Het noordoostelijke gedeelte van de rechthoekige terp is in zee verdwenen. In Wierum is dat nog goed te zien. Eens stond de kerk in het midden van het dorp, maar na enkele grote overstromingen in de Middeleeuwen en ook in latere eeuwen werden hele stukken van het dorp de zee in gesleurd. Bijna poëtisch schrijft men op de website over Wierum:
De kerk lijkt zich nu bijna tegen de dijk aan te vlijen, alsof de 12e eeuwse turfstenen toren in zijn hoge ouderdom ondersteuning zoekt.  

De belangrijkste inkomstenbron was de visserij. Er waren in het begin van de 19e eeuw zo’n 10 schepen (aken) en 50 vissers. Aan het eind van de 19e eeuw telde Wierum maar liefst 17 aken. Deze aken waren uitgevoerd met een bun: hierin werd schol naar de wal vervoerd in vers water. De Vliegende Sneeuwstorm in 1893 maakte echter een abrupt einde aan de visserij. Dertien van de zeventien schepen vergingen en 22 vissers verdronken. De bemanning van de schepen die op het strand van Ameland werden geworpen overleefden de storm. Helaas is het gezegde, ”de vis wordt duur betaald” ook voor Wierum van toepassing.

Ook Wierum heeft zijn vissersmonument dat hier gemaakt is van ankers. Het  draagt de volgende tekst: ‘Wierum 1 december 1893. 17 Schepen kozen zee. Slechts 4 keerden weer. 22 Vissers vonden hun graf in de golven.
Er wordt gezegd dat de eerste vier regels van het Friese lied It Heitelân op de situatie bij Wierum betrekking hebben. Der ’t de dyk it lân omklammet lyk in memme-earm har bern. Dêr ’t de wylde sé jamk flammet. Op in hap út Friso’s hern’ Er bestaat een vrije vertaling van dit lied, maar daar heb ik wat moeite mee. Daarom laat ik het maar mooi bij het origineel. 

Bovenop de kerktoren van de Mariakerk draait de herinnering aan het vissersverleden rond in de vorm van een tweemaster windvaan, een zogenaamde ‘Wierumer Aek’. De kerk is oorspronkelijk van rond 1200 maar heeft naast heel wat stormen ook heel wat verbouwingen doorstaan. Er is weinig van de originele kerk overgebleven.
Naast de kerk staat een groot neo – classicistisch gebouw, waarin tegenwoordig het Zeewerend Waterschap Fryslân is gevestigd. Het was in 1832 eigendom van schipper Andries Davids Vellema. Conclusie moet zijn dat er toen met de visserij behoorlijk wat geld viel te verdienen.

Vanaf Wierum moet ik landinwaarts richting Ternaard. De aanwijzingen van het Kustpad geven aan dat ik nog langs de zeedijk moet. Dat doe ik, maar als ik even later een bruggetje zie ( zonder enige aanwijzing) volg ik toch maar mijn gevoel. Ik kom na het bruggetje door een bosje en even later op de Ternaarderwei. Daar moet ik langs.

Saakje heeft aangegeven dat zij persé naar Ternaard wil om daar bij de kerk en vooral in Het Schoor (ten noorden van Ternaard) te zoeken naar herinneringen aan haar voorouders. Die werden in 1717 slachtoffer van een ramp. Op  25 december van dat jaar werd de noordelijke Noordzeekust namelijk getroffen door de grootste natuurramp in vier eeuwen: de Kerstvloed. Die eiste circa 13.300 mensenlevens. In Noord-Duitsland kwamen rond 10.000 mensen om. In Nederland werd vooral Groningen getroffen: 2276 slachtoffers. En in Friesland eiste de ramp 150 slachtoffers. Onder hen Jan Alberts en Trijntje Lieuwes, de voorouders van Saakje. Zij woonden in het gebied ’t Schoor in een boerderij vlak achter de oude zeedijk uit 1590. Die heeft het in 1717 begeven. Omdat er volgens de Schotanus – Halmakaart uit 1718 meerdere boerderijen in ’t Schoor staan, mag je je aannemen dat de 31/32 slachtoffers uit Ternaard, vooral uit dit gebied komen. Ternaard zelf ligt immers hoger op een oude strandwal.

Ik laat mij vlak voor Ternaard verleiden om het ommetje te maken zoals dat door de knooppuntenroute wordt aangegeven. Daar krijg ik spijt van, omdat ik daarna niet door het centrum van Ternaard kom en dus ook niet langs de kerk. Want hoewel ik zo ongelovig als Thomas ben, hebben kerken mij altijd geïnteresseerd. Want heel vaak vertellen ze een buitengewoon interessante geschiedenis die je soms aan de buitenkant nog kunt ‘aflezen’.
Saak is op het moment dat ik door Ternaard loop op zoek naar haar voorouders bij de kerk. Bij de Aldbuorren zie ik de kerk in de verte en maak nog een foto. Het is me te ver om daar nog naar toe te lopen. Wel kom ik het volgende nog over de kerk en het dorp te weten:
De laatgotische kerk, de Grute Tsjerke, werd gebouwd omstreeks het midden van de 16e eeuw. Het schip telt negen traveeën (de gedeeltes tussen de steunpunten) , waarvan de steunberen ( die zitten aan de buitenkant) in 1792 werden vernieuwd. De toren dateert uit een veel latere tijd. Hij werd in 1871 gebouwd in neoclassicistische stijl als vervanging van de oude zadeldaktoren. 

Ternaard is als dorp waarschijnlijk ontstaan op een oude strandwal en bij de samenkomst van drie vaarten: Visbuurtstervaart, Hantumervaart en Wierumervaart, ooit deel uitmakend van slenken landinwaarts. Langs deze vaarten liepen de belangrijkste wegen. In de eerste helft van de 9de eeuw werd voor het eerst Ternaard (Tunuwerde, Tununfurt) genoemd in een schenking van de Reginingen (aanzienlijke adellijke familie) aan het klooster Fulda. Er zijn in de Middeleeuwen terpen geweest, maar dat waren mogelijk slechts huisterpen. Het kerkhof ligt namelijk nauwelijks hoger dan het maaiveld. In Ternaard zijn meerdere kerken.  De Grutte Tsjerke heb ik al beschreven, maar daarnaast heeft het ook nog een doopsgezinde kerk uit 1850 ( daar kwam ik langs). Maar deze doet sinds 2007 geen dienst meer. Het werd omgebouwd tot een woning. De gereformeerde kerk dateert uit 1921. Ook hier worden sinds dit jaar geen kerkdiensten meer gehouden.

Noemenswaard is nog dat Ernst Sicke van Aylva hier grietman was en hier ook een eigen state bezat. Ernst Sicke is de broer van Hans Willem van Aylva die tijdens het rampjaar 1672 Friesland moest verdedigen tegen de troepen van Bommen Berend.  En bijzonder is de Spaanse Peal die op de dijk bij Ternaard staat. Ik ben er niet langs gekomen, maar Saakje wel: Op een bordje staat dat de plaats van de paal al sinds de aanleg van de zeedijk in 1574 bekend is en dat er lijfstraffen werden uitgedeeld aan onwillige dijkwerkers. Dat laatste staat niet op het bordje, maar meen ik ergens gelezen te hebben.

Nadat ik de foto gemaakt heb van de Grutte Tsjerke in de verte, sla ik linksaf en loop langs Fiifhuzen ( er staan inderdaad vijf huizen) naar het gehucht Fiskbuorren. Daar zie ik dat een man met veel moeite een gipsen plaat uit zijn auto haalt. Ik bied hem aan om hem te helpen, maar hij zegt: “Ik red mij er wel mee.” Ik raak even met hem in gesprek en hij vertelt dat hij de keuken aan het verbouwen is en zegt: “jammer dat je hier morgen niet langs komt, want dan moet ik het blad van mijn kookeiland plaatsen en dat krijg ik alleen niet voor elkaar. Maar ik zoek wel iemand die mij kan helpen.” “Ja, dat is jammer,” zeg ik, “maar het is niet anders. Succes met de verbouwing.”

Daarna loop ik langs de Ternaarderdyk richting Holwert. Bij Trijeboerehuzen neem ik toch weer een ommetje en loop via de Witmonnikswei en de Elbasterwei  Holwert in. Ik zit hier zelfs even op het officiële Kustpad. Deze keer kom ik wel langs de kerk, al moet ik daarvoor wel een paar honderd meter omlopen. Ik laat mij niet voor de tweede maal een kerk door de neus boren.

Holwert (Holwerd)

Het dorp is ontstaan op een terp die al enkele eeuwen vóór de christelijke jaartelling bewoond werd. De oudste vermelding van de dorpsnaam heeft betrekking op de kerk van ‘Holeuurt’, die volgens een 11e-eeuwse kerkenlijst tot de toenmalige bezittingen van de Abdij Echternach behoorde.

Sinds 1453 had Holwert als handelsnederzetting een eigen marktrecht. (Naast alle Friese steden hadden nog twee dorpen dat recht, te weten, Harich en Kornwerd.)  Kenmerkend voor de handelsterp is de grote dichtheid aan bebouwing op de terp en de minder intensieve bebouwing naar de randen toe. Een groot deel van de huidige bebouwing op de terp heeft dan ook cultuurhistorische waarde. Het had toen ook een eigen haven.
De huidige zeedijk dateert uit 1580 en ligt ruim een kilometer ten noordwesten van het dorp.
De Sint-Willibrorduskerk heeft een opvallende ligging; oorspronkelijk lag hij namelijk buitendijks op een eigen terp, los van de langwerpige dorpsterp die zich ten zuidoosten daarvan bevindt. Hierop was veel activiteit. Ik citeer: ‘De geschiedenis geeft aan dat er voorheen vijf jeneverbranderijen in het dorp gevestigd waren en in het begin van de 18e eeuw ook drie bierbrouwerijen. Tot 1750 zou de visserij van belang zijn geweest. Nu is het dorp bekend van de veerdienst naar Ameland. De aanwezigheid van niet-agrarische bedrijvigheid in het dorp is van invloed geweest op de bebouwing.

De langgerekte en tamelijk dichtbebouwde dorpskern bestaat voor een belangrijk deel uit woonhuizen; daarnaast waren er in het dorp en directe omgeving verschillende states. De typerende stoepen voor de huizen aan de Hegebuorren zijn volgens de gemeenteverslagen in de jaren zeventig van de 19e eeuw ontstaan nadat het straatniveau daar ongeveer 75 cm werd verlaagd om de helling van de straat over de terp kleiner te maken.
In het begin van de 20e eeuw werd door de Friesche Lokaalspoorweg Maatschappij de lijn Leeuwarden-Dokkum aangelegd ( It Dokkumer Lokaaltsje) waarvan het tracé ten zuidoosten van het dorp liep. Tot in de jaren dertig vond er personenvervoer plaats, in 1974 werd ook het goederenvervoer opgeheven.’

Opmerkelijk is het project Holwerd aan Zee. ‘Op de plek waar men vijftig jaar geleden de Waddenzee verder wilde inpolderen, is nu een plan ontstaan in tegenovergestelde richting, waarbij de natuurlijke dynamiek juist meer ruimte krijgt en de waterhuishouding verbetert. Een open vaarverbinding met het water moet voor het dorp en de regio zorgen voor behoud van de leefbaarheid.

Wordt Holwerd aan Zee werkelijkheid dan verandert Holwerd in een recreatief-toeristisch centrum met regionale uitstraling. De op de terp gelegen dorpskern van Holwert komt weer terug aan het water te liggen en de robuuste Holwerter Toer wordt als lichtbaken in ere hersteld’.  Hoewel de provincie 10 miljoen heeft toegezegd wil ze (nog) niet meewerken aan het onderhoud. Wordt vervolgd.

Blije (Blija)

Van Holwert is het langs de Ljouwerterdyk naar Blije een drietal kilometers. Het valt op dat deze weg een stuk drukker is dan de andere wegen waar ik langs gekomen ben. Van verre valt de gerestaureerde Nicolaaskerk uit de 13e eeuw op.

Het dorp heeft een beschermd dorpsgezicht. Het dorp had van 1841 tot 1913 een molen met de naam Het Lam. Als ik in de buurt van de  kerk kom, zie ik ons busje al staan. Ik loop nog even verder en kom door een steegje bij de kerk. Ik maak nog een foto en stap even later in de bus. Ik heb exact 23 kilometer op de teller. “Jow hadden ok nog wel even deur lopen kund naor Ferwerd,” zegt Saak. “Dat hadde kund,” zeg ik, “mar dit ha’k in de plasse. En bovendien was et me waarm genog.” Ik trek mijn bezwete kleren uit en doe een schoon t-shirt aan. In de blikjeshouder in het dashbord staat al een heerlijk gekoeld 0-procentje op mij te wachten. Op naar huis.

2 thoughts on “7 Van Peasens – Moddergat naar Blije (Blija)

    1. Dag Foeke
      Tige tank foar jow reaksje. Ik kin as Stellingwarver fansels net sa geef Frysk skriuwe as dei, mar ik wurdearje it tige.
      Karst

Geef gerust je reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Back to Top