11- 5 – 2024
Het is nog maar kwart voor acht als ik op Camping Maarlandhoeve mijn rugzak om doe en vertrek. Het weer is prima en het belooft dus een mooie wandeldag te worden. Voor ik het dorp Uithuizen in loop maak ik nog een foto van De Maarlandhoeve en even later eentje van Saak die zich door het struikgewas geworsteld heeft om mij uit te zwaaien.
En stom, maar ik denk dat ik de wegopbreking die we gisteravond hebben opgemerkt wel kan omzeilen. Nou mooi niet dus en ik loop direct al een keer op en neer omdat ik er niet langs kan. Het is gelukkig maar een kort stukje, maar heen en weer lopen is nooit leuk.
Na deze misrekening zit ik gelukkig wel snel weer op de route die ik van tevoren op een kaartje heb uitgetekend. Ik moet bekennen dat ik van mijn eerdere voornemen om zoveel mogelijk langs de kust te lopen, afscheid heb genomen. Vanuit Uithuizen zijn er twee varianten aangegeven: De ene loopt bijna rechttoe rechtaan op de kust af en daarna 13 kilometer langs de kust. De andere, de zuidelijke route, loopt langs het Boterdiep via Rottum naar Warffum. Omdat ik tijdens de voorbereiding op deze etappe zag dat er langs de kust weinig te beleven is en ik de zuidelijke route teveel landinwaarts vind, volg ik een zelfgekozen middenroute. En dus loop ik via de wegen Bovenhuizen en Streeksterweg naar Usquert. Het aardige is dat die weg op enige afstand bijna parallel loopt met de oude kustlijn uit de 15e eeuw. Je kunt op het kaartje : ‘De voortgang van de bedijkingen in de Fivelboezem’ zien dat er vanaf de 16e eeuw nog heel wat land is ingepolderd. (Zie de foto’s)
Maar voor ik op de route naar Usquert zit, maak ik nog een ommetje door Uithuizen. Het is echt een mooi plaatsje met mooie oude huizen en een paar prachtige kerken. Uithuizen heeft er maar liefst vijf, waardoor je het wel als een gelovig dorp mag aanmerken. Ik kom langs twee kerken, de Jacobikerk en de Jacobus de Meerdere kerk.
De Jacobikerk is gebouwd in de eerste helft van de 13e eeuw. De toren, althans het onderste gedeelte, is ouder dan het kerkgebouw en dateert uit de 12e eeuw. Het koor is halverwege de 15e eeuw gebouwd. Na de reductie van Groningen (= de verovering van Groningen in 1594 door de Staatse troepen) werden de katholieke kerken allemaal protestant. Zo ook de Jacobikerk. Hoewel men in 1933 veronderstelde dat de kerk oorspronkelijk gewijd was aan Jacobus de Meerdere, heeft recent onderzoek uitgewezen dat Dionysius de oorspronkelijke patroon van de kerk was. De Jacobikerk wordt dan nu ook wel de Dionysiuskerk genoemd.
Even verderop staat de katholieke Sint Jacobus de Meerderekerk. Die is pas van de 19e eeuw. Omdat de katholieken na 1594 heimelijk hun godsdienst moesten uitoefenen, hadden ze waarschijnlijk geen vaste plaats. Wel werd in 1606 de apostel Jacobus de Meerdere hun schutspatroon. (Jacobus was één van de 12 discipelen van Jezus). Pas in 1710 kreeg men een schuurkerk, waarna rond 1860 een nieuwe kerk werd gebouwd.
Deze Jacobus de Meerderekerk was de eerste neogotische kerk in de provincie Groningen. De kerk is gebouwd in een vroege variant van de neogotiek en heeft gestucte gewelven. In de kerk vindt men reliëfs met de kruiswegstaties en een 16e eeuws Golgothareliëf van zandsteen. Dit reliëf zou afkomstig zijn uit het door de Spanjaarden verwoeste Klooster Wijtwerd. De in 1861 geplaatste luidklok met de tekst “bij centen vergaard van groot en kleen roep ik op ter kerk en angelus/been” werd door de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog geroofd. Hiervoor in de plaats zijn twee nieuwe lokken gekomen.
Voor ik bij de Jacobus de Meerderekerk ben, passeer ik nog modehuis Paping. Het doet mij zeer aan de ogen als ik er aan voorbij loopt. Het gebouw is een complete dissonant in een straat waarin nog prachtige oude gebouwen staan. Hoewel Paping niet de enige is die de stuctuur van de straat heeft doorbroken, lijkt het gebouw door de kleur wit net of er een enorme vogel een kwak stront overheen gekieperd heeft. Een schande voor het dorp en een brevet van onvermogen voor de ‘schoonheidscommissie’ die dit heeft toegestaan. Een ondernemer die buiten letterlijk zijn straatje aan het schoonvegen is, zegt me na een minigesprekje over de witte schandvlek: “Ja, zo ging dat vroeger. Dat zal nu niet zo snel meer gebeuren.”
Als ik Uithuizen uitloop, kom ik na een rotonde al snel een bord tegen met daarop: ’t Lage van de Weg’ en daaronder ‘gem. Het Hogeland’. Het is een streekdorp, dat zich vooral langs de Lageweg ontwikkeld heeft. Daar kom ik niet over en dus zie ik er weinig van.
Na ’t Lage van de Weg loop ik verder over de Streeksterweg waarlangs een paar prachtige oude boerderijen staan. Helaas wordt dat mooie beeld wel weer teniet gedaan door moderne bijgebouwen, maar dat noemen we dan maar de vooruitgang. Ik snap dat boeren met hun tijd mee moeten, maar ze moeten het mij maar niet kwalijk nemen, maar mooi vind ik het niet.
Vlak voor Usquert steekt de Streeksterweg de N363 over en loop ik Usquert binnen. De eerste aanblik is, maar dat is bij bijna elk dorp zo, niet spectaculair. Wel staan er nog een paar wat oudere karakteristieke roodstenen huisjes. Alleen daarom al weet je dat je in Groningen bent.
Ik loop bijna recht op de kerk af. De Petruskerk van Usquert oogt door de toren als een neogotische kerk uit de negentiende eeuw, maar is in feite een romanogotische kerk uit de dertiende eeuw. De huidige kerk heeft ten minste twee voorgangers gehad. Al in de 9e eeuw heeft Liudger hier een kerk gesticht, die waarschijnlijk van hout gemaakt was.
Usquert was in de middeleeuwen de hoofdplaats van een proosdij, die gewijd was aan Petrus en Paulus. ( Een proost is een geestelijk leider van een katholieke instelling)
De houten kerk werd in de 11e eeuw vervangen door een nieuwe kerk opgetrokken uit tufsteen. Helaas werd de kerk in 1231 in brand gestoken door Eenrumers als gevolg van een strijd tussen de landschappen Hunsingo en Fivelingo. Bij die brand zou ook een kluizenaar zijn omgekomen die naast de kerk woonde. Na de brand werd de huidige kerk gebouwd, waarbij restanten van de afgebrande kerk werden hergebruikt. In 1868 werd de oude losstaande kerktoren afgebroken en vervangen door de huidige toren.
Nadat ik een foto van de kerk gemaakt heb, loop ik via de Schoolstraat en de Zijlsterweg Usquert uit. Onderweg kom ik nog langs Eva. Dit is een koren- en pelmolen.. De molen werd in 1818 gebouwd als poldermolen en stond oorspronkelijk in Bedum. Daar stond zij samen met ‘echtgenoot’ “Adam”, eveneens een poldermolen. Adam verhuisde naar Delfzijl en is daar nog steeds als korenmolen aanwezig. (daar heb ik in de tweede etappe al over geschreven)
En dan zie ik iets eigenaardigs. Voor de N363 loop ik het dorp volgens een plaatsnaambord uit en aan de overkant van de weg staat weer een plaatsnaambord en loop ik het dorp weer in. Nog geen 100 meter verder staat bij de straat Oude Dijk al weer een bord dat aangeeft dat ik het dorp weer uit loop. Kortom ik zie drie plaatsnaamborden binnen zo’n 100 meter. De ambtenaar die dit bedacht heeft, heeft well een lintje verdiend.
Nadat ik de Oude Dijk ben gepasseerd ( je ziet nauwelijks meer dat het een oude dijk was) loop ik de grote leegte in. Vlak voor ik weer een dijk passeer raak ik in gesprek met een vrouw met hond. Ik vraag haar of de dijk waar ik nu tegen aan kijk ook een naam heeft: “Dat noemen we de Middendijk,” zegt de vriendelijke vrouw, zodat ik dat ook weer weet. Omdat de weg dwars door de Middendijk loopt, zie ik dat er een voorziening is om de dijk met balken af te sluiten bij een eventuele doorbraak van de Waddendijk. In een ‘huisje’ bovenop de dijk liggen namelijk duidelijk zichtbaar de balken te wachten op hoog water.
En wat daarna opvalt is dat men in het gebied tussen de Middendijk en de Waddendijk boerderijen gebouwd heeft. Men acht de kans op een dijkdoorbraak dus niet erg groot.
Voor een boerderij moet ik naar links en loop verder over de weg Middendijk en langs het Noordpolderkanaal. Op diverse plaatsen zijn bruggen aangebracht voor het landbouwverkeer. De oudste brug is echter afgesloten. Eén van de oude steunpalen staat er scheefgezakt onder en die afsluiting lijkt me dan ook gerechtvaardigd.
Als ik bij een pad naar rechts kom, begin ik te twijfelen. Ik sta op Google Maps te kijken waar ik precies ben, als vlak achter mij een eenzame fietster met dezelfde twijfel te maken krijgt. Ook zij pakt haar mobiel erbij. Omdat ik ondertussen weet dat het pad naar rechts doodloopt, zeg ik haar dat ze nog even rechtdoor moet fietsen. “Ich bin Deutsch und verstehe es nicht,” hoor ik haar zeggen dus leg ik haar in mijn beste Duits uit dat het pad rechts doodloopt en dat ze nog even moet doorfietsen. Ze begrijpt het en fietst me, overigens zonder te groeten, voorbij.
Vlak na de afslag naar de Noordpolderzijl krijg ik een appje van Saakje: ‘ik vertrek now van de camping.’. Zij verlaat de camping om met mij koffie te drinken bij Noordpolderzijl. Daar kun je om 10 uur terecht voor een kop koffie en vandaar wil een ze een paar kilometer met mij meelopen langs de dijk. Omdat het vanaf de kruising nog wel 2 kilometer is voor ik bij Noordpolderzijl ben, ben ik nog wel een dikke 20 minuten onderweg. En dus app ik haar terug: ‘Ok. Bin d’r om 10 ure ongeveer’.
Ik ben benieuwd wie er het eerst is, maar ik ga er niet sneller om wandelen. Trouwens dat had ook geen zin gehad, want ruim voor ik bij de Noordpolderzijl ben rijdt ze me al voorbij. Waar ik dik twee uur over gedaan heb, reed zij in goed 10 minuten. Het kan verkeren.
Omdat Saak al voor 10 uur bij de Noordpolderzij is, loopt ze me nog een stukje tegemoet. Samen arriveren we om een paar minuten na tien uur bij het etablissement, waar we als eerste klanten vrijwel direct aan de koffie kunnen met wat lekkers er bij. We zagen op het parkeerterrein dat er op 14 mei een evenement is en dat een aantal parkeervakken dan niet gebruikt mogen worden. Het wordt ons duidelijk als we op 14 mei thuis het journaal bekijken. Dat evenement hield een bezoek in van Willem Alexander en Maxima. Dat werd dus geheim gehouden en daar is ook wel wat voor te zeggen.
Maar daar hebben we geen weet van als wij na de koffie even bovenop de dijk kijken en daarna aan de binnenzijde van de dijk op stap gaan. Vlak voor Saak terug gaat nemen we nog even een kijkje op de dijk. Afgezien van wat schapen en veel schapenstront, zie je buitendijks allen de schor liggen. (Een schor is het buitendijkse gebied dat alleen bij heel hoog water nog overstroomt.) Ondanks de stront besluit Saak om langs de wadkant te lopen. It’s up to you,” zeg ik en nadat we nog even gezwaaid hebben, besluit ik al snel om weer over het binnendijkse weggetje te lopen.
In het land wordt gewerkt. Overal zijn boeren bezig met aardappelen poten. Dat gaat machinaal, al staan er nog wel twee mensen bij het pootapparaat om te kijken of alles goed gaat.
Dacht ik in een rechte streep langs het wad te kunnen lopen, blijkt dat toch een misrekening. Ik kom bij de Klutenplas waar ik omheen moet. Er staat een man met een fototoestel of een verrekijker (daar heb ik niet opgelet) en raak even met hem in gesprek. Hij weet me te vertellen dat de Klutenplas hier is aangelegd toen men in Delfzijl de haven ging vergroten. Het is dus een soort compensatie-gebied. In ieder geval wordt er door verschillende vogels dankbaar gebruik van gemaakt en weten vogelaars de plek te vinden. De man is namelijk niet de enige die daar even een kijkje komt nemen.
Als ik de plas achter me gelaten heb is het nog een tweetal kilometers voor ik bij de Onderhoudsweg linksaf moet. Maar voor ik dat doe klim ik nog even bovenop de dijk om voor vandaag afscheid van het Wad te nemen. Ik zie van bovenaf dat een paar motorrijdens de motor bij een hokje parkeren waarvan ik het vermoedenvheb dat het van Rijkswaterstaat is. Ik kom ze tegen als ik naar het hokje loop om daar even wat te eten. Vriendelijk groetend lopen ze mij voorbij. Als ik bij het bankje kom, zie ik dat één motor de lampen nog aan heeft. Dus roep ik hen en wijs op de lamp. Ze komen allebei terug en we raken even in gesprek. Na afloop geef ik hen mijn visitekaartje. Ze zijn duidelijk geïnteresseerd in de beschrijvingen van mijn wandeltochten.
( Eén van de motorrijders blijkt later Michiel Pothoff te zijn die in 2008 maar liefst 6000 kilometer op de motor door Nederland heeft gereden om de 60 plaatsen die opgenomen zijn in de ‘Canon van het Nederlandse Landschap’ te fotograferen. Eén van die 60 plaatsen is het Pieterburenwad ten noorden van Westernieland. Op dezelfde plaats als Michiel (puur toeval) maak ik 16 jaar later een foto van het Wad. Als je zijn foto opzoekt en die vergelijkt met die van mij zie je een duidelijke overeenkomst. Zie bij P.S. onder mijn verhaal.)
Als zij voor de tweede maal richting de dijk lopen, sta ik op voor de laatste vijf kilometer naar Pieterburen. Bijna halverwege het gehucht Westernieland kom ik eerst langs een Oorlogsmonument en direct daarna langs een monument dat de inpoldering van de Linthorst Homanpolder herdenkt. Het is hier in 1979, 40 jaar nadat de eerste spade in de grond ging, neergezet. Ik zal de pommeranten die zo nodig op dat monument moesten niet opnoemen, maar ik citeer wel de tekst die bovenaan staat: ‘Dei nait wil diek’n mout wiek’n’.
Daarna is het op naar Westernieland. Vlak voor het dorp rijden de beide motorrijders die ik bij de dijk heb ontmoet, mij voorbij. Ze steken de hand en rijden het dorp in. Omdat ik niet door Westernieland kom, zal ik mijn informatie over het dorp beperken. Ik citeer: Na de laatste bedijking van de Hunze-boezem, rond 1350, werd dit dorp gesticht en heette toen Mariaburen. Opvallend is dat de dertiende-eeuwse NH-kerk niet midden in het dorp staat maar aan de westzijde. Dit is het gevolg van de Kerstvloed van 1717 die bijna het hele dorp wegspoelde. Hierna werd het meer oostwaarts herbouwd.
Ook opvallend is dat de bewoners zich vroeger bezig hielden met de robbenvangst. Een grafschrift uit 1871 getuigt daar nog van. En ach, aardig is het om te weten dat de cabaretier Freek de Jonge hier in 1944 is geboren.
Ik passeer het plaatsnaambord van Westernieland, maar al voor het eerste huis sla ik rechtsaf. Ik loop daarna door het gehucht (een streekje) dat Kaakhorn heet. Het is in feite een doodlopend straatje, alleen niet voor wandelaars en fietsers. Ik kan namelijk verder over een sintelpad een kom langs Oudedijk. Beide gehuchtjes bestaan maar uit een paar huizen en boerderijen, maar staan wel op Google Earth aangegeven.
Na Oudedijk loop ik recht op Pieterburen aan, het einddoel van vandaag. Het dorp wordt voor het eerst in 1371 genoemd. In een oorkonde wordt gesproken over de parochianen van Sint Pieter in het nieuwe land. De eerste vermelding van de kerk dateert van 1448. Maar al is Pieterburen minder oud dan een aantal andere dorpen op het Hogeland (zo noemt men dat hier) het is wel het bekendste dorp. In Pieterburen start namelijk het bekende Pieterpad, men heeft hier een botanische heemtuin (Doomies Toen), een zeehondencentrum en het is last but not least een Wadloopcentrum. Kortom Pieterburen timmert aan de weg en dat hebben ze ook bijna letterlijk gedaan, want in 2007 werd het dorp heringericht. Het centrum kreeg een nieuw ingerichte Hoofdstraat, er werd een multifunctioneel plein aangelegd, het Martenspad werd verhard en er is een fietspad van Pieterburen naar de Waddenzee aangelegd. Zo, weten jullie dat ook weer. Ik ga nu naar huis.
PS. Van één van de motorrijders kreeg ik later nog een heel aardige reactie die ik hieronder heb weergegeven. In ieder geval heeft de suggestie die hij aanvoert mij aan het denken gezet.
Beste Karst,
Mooie ontmoetingen in een mooi landschap met een verhaal.
Mooi om te zien hoe je jouw site hebt voorzien van prachtige wandelingen.
We troffen elkaar afgelopen zaterdag ter hoogte van het Pieterburenwad.
Deze locatie is zelfs opgenomen in de Canon van het Nederlandse landschap die voor het eerst in 2008 is gefotografeerd.
In 2020 hebben we de eerst remake mogen maken in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Tijdens deze ronde hebben we ook een 360 graden beeld gemaakt dat ik graag met je wil delen.
Wellicht kan je ook een keer een canon-wandeling ontwikkelen die de 10 canonlocaties die zich in Groningen en Friesland bevinden aan doet.
Met vriendelijke groet
Michiel Pothoff
STUDIO POTHOFF concept creatie fotografie