10e etappe Van Camping Witte Berg naar Winkelschotweg bij De Lutte 26 km
18 – 10 – 2023
Al om tien voor acht loop ik de camping af, waar we een koude nacht hebben doorgebracht in ons campingbusje. En ook bij het krieken van de dag is de temperatuur aan de lage kant. Maar vol goede moed begin ik mijn tweede dag aan de 26 kilometer die we hebben ingepland. En de ervaring leert dat als je maar stevig genoeg door stapt je het vanzelf wel warm krijgt. Kortom met frisse moed de landweggetjes en de paden op en de lanen in.
Al voor half negen bereik ik de stad Ootmarsum. De eerlijkheid gebied me te zeggen dat ik totaal niet wist wat ik daar kon verwachten. Het is dan ook een grote verrassing dat Ootmarsum een grote oude binnenstad heeft, waar ik van de ene verbazing in de andere val. Nooit geweten dat dat zo’n schitterende stad is. Daarom even in een ‘nut-shell’ de geschiedenis van Ootmarsum:
Ongeveer in 770 werd in Ootmarsum een van de eerste kerkjes in Twente gebouwd en rond het jaar 1000 was het een van de grootste parochies in Twente. De handel floreerde vanwege de gunstige ligging; zowel aan een belangrijke noord-zuid-route als aan de route West-Nederland – Noord-Duitsland. Rond 1300 kreeg het stadsrechten, maar dan moest het wel een vestingstad worden. Dat gebeurde rond 1400 met de aanleg van een dubbele rij grachten en aarden wallen. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog vestigden Spanjaarden zich in Ootmarsum. Zij werden in 1597 door legers van Prins Maurits uit Ootmarsum verdreven, waarna de vesting ontmanteld werd. Een kogel in de kerk herinnert nog aan dit beleg. Gelukkig ging de opkomst van de industrie in Twente aan Ootmarsum voorbij; het bleef een akkerbouwstadje. De ontwikkeling van Ootmarsum stokte, maar in de tweede helft van de 20e eeuw had dat wel een gunstig effect op de toeristenindustrie: het nostalgische stadscentrum doet oude tijden herleven.
Als ik eindelijk Ootmarsum achter me gelaten heb, krijg ik van Saak bericht dat ik niet erg opschiet. Ik kan dat alleen maar beamen en raad haar aan in Ootmarsum koffie te gaan drinken. Ik heb net boven op de Kuiperberg foto’s gemaakt van het monumentje voor Willem Wilmink, de bekende Twentse dichter (1936 – 2003) die met anderen bijdrages geleverd heeft aan: De Stratemakeropzeeshow, Het Klokhuis, De Film van Ome Willem, Sesamstraat en Kinderen voor Kinderen. Het monumentje staat bij een joods kerkhof en een (opvallend ongeschonden) oriëntatietafel van de ANWB uit 1922. Op het monumentje met zijn portret staat het volgende (letterlijk overgenomen) gedicht:
Jödnkearkhof Oatmörsken
Zee laagn daor allang oonder ’t grös
Doo’t tichelweark nog vol in wearking was
Gef God de Heer dat ze niks hebt vernommen
Van wat heur naogeslacht is oawerkommen
Korte toelichting: Bij de Kuiperberg werd klei gewonnen die hier tussen 1910 – 1968 in de steenfabriek van J. H. B. Scholten werd verwerkt.
Na de Kuiperberg kom ik langs het gehucht Groot Angelo en loop richting het Kanaal Almelo – Nordhorn: ‘Het kanaal werd gegraven aan het eind van de 19e eeuw. Het kanaalvak van Almelo tot de grens bij Denekamp werd in 1886 in gebruik genomen. Het laatste gedeelte, de verbinding met het Ems-Vechte-Kanal in Nordhorn, kwam gereed in 1902. Aanleiding van de aanleg was een verdrag tussen de Nederlandse en Pruisische regering uit 1876, dat gesloten werd omdat men hoge verwachtingen had van verbindingen tussen de waterwegen in Duitsland en Nederland. Tot drukke scheepvaart kwam het niet, omdat bij de voltooiing van het kanaal de schepen al te groot waren voor het ondiepe water. In het topjaar 1912 telden de sluiswachters nog geen vijfhonderd schepen, minder dan twee per dag. Dit aantal nam nog verder af na de opening van het Twentekanaal. In 1960 voer het laatste (turf)schip door het kanaal. Waarvan acte
Ik loop meer dan 1,5 km langs het kanaal waar het heerlijk rustig is. Alleen een enkele mountainbiker en iemand op een racefiets gaan me daar voorbij, want auto’s mogen er niet komen.
Bij de Roelinksbeek, die in mijn boekje de Voltherbeek genoemd wordt, sla ik rechtsaf en loop daarna door het Voltherbroek, een Natura 2000 gebied. Voltherbroek bevat een uitgestrekt moerasbos (elzenbroekbos) en vochtige graslanden. In het gebied worden plant- en diersoorten die in Europa bedreigd worden beschermd door hun natuurlijke leefomgeving in stand te houden. Achterliggend doel is om daarmee de biodiversiteit te behouden.
Als ik het natuurreservaat achter mij gelaten heb, gaat de tocht over zandpaden en landweggetjes en soms een smal geitenpaadje naar het 5 kilometer verder gelegen landgoed Everloo: Het Everloo is een landgoed met een karakteristiek, monumentaal bouwhuis. (Waar ik overigens op het Naoberpad niets van te zien krijg.) Het landgoed grenst aan het Roderveld. Natuurmonumenten heeft mede dankzij de financiële steun van veel leden Het Everloo en Beerninkholt aangekocht bij het 100-jarig jubileum in 2005.
Bouwhuis Het Everloo is het enige wat overgebleven is van een oude havezathe (ommuurde en versterkte ridderhof) in het landgoed. De oorspronkelijk havezate is in het begin van de 19e eeuw afgebroken. Het bijbehorende bouwhuis uit 1704 was vanaf 1714 in gebruik als woonhuis. In 1813 werd het landgoed Het Everloo gekocht door de predikant Johannes Palthe. Zijn nakomelingen beheerden het landgoed tot 2005. In dat jaar werd het landgoed (circa 25 ha) met opstallen verkocht aan Natuurmonumenten die de opstallen in hetzelfde jaar doorverkocht aan een horeca-ondernemer. Daar kun je dus nu terecht voor feesten en partijen. Overigens had Overijssel meer dan honderd havezathen.
Van het Everloo loop ik zo het Roderveld in, een natuurgebied met loof- en naaldbomen en natte heide. In het Roderveld kom ik langs een gedenkteken van Albert Grote Beverborg, die hier volgens een bordje zijn sporen heeft achtergelaten. Daarop staat ook het vologende gedicht:
Luisterend naar de stilte
Verzinkend in het niet
laat ik het heden los
De heldere lucht,
de stralende zon
zichtbaar vanaf mijn plekje op het zachte mos.
Is er nog meer te willen
wat kan er fijner zijn
dan genieten van een zomerse dag in het bos
Ik herken dat wel, het volkomen opgaan in de natuur en te genieten van het feit dat je zo gelukkig mag zijn om daar te zijn.
Na het monumentje voor Albert kom ik al snel bij een wachthokje met daarbij het onderstel van een wagonnetje. In 1903 verbond de tramlijn Denekamp, Oldenzaal, Losser en Gronau met elkaar. De tram vervoerde textielarbeiders en goederen. In 1936 stopte het personenvervoer. In WO II moest NS 500 kilometer spoor afgeven aan de Duitse bezetter. In 1942 stopte ook het goederenvervoer. Rails en bielzen verhuisden vermoedelijk naar Stalingrad.
Voor ik bij de Denekamperstraat kom passeer ik nog een Markesteen. Markes waren collectieve gronden van grotere boeren, die samen het beheer en gebruik van hun gemeenschappelijke (landbouw)gronden regelden. Het woord marke komt van het Latijnse marca, wat staat voor merkteken, grens of begrensd gebied. Bijzonder is dat deze markesteen al genoemd wordt in het Lutter Markeboek (Lutte is een dorp) van 1652. Hij ligt er nog steeds en is ondanks zijn bescheiden aanwezigheid een cultuurhistorisch object van formaat.
Nadat ik de drukke Denekamperstraat heb gekruist, kom ik in Landgoed Egheria Ten Cate. Het werd in 1908 aangelegd als buitenplaats door textielfabrikant Hendrikus Egbertus ten Cate. Het landgoed is vernoemd naar zijn vier zonen: Egbert, Hendrik, Richard en Arnold. Sinds 1977 beheert Natuurmonumenten een deel van het landgoed. Het pad ( de Daalhuisweg genaamd) waar ik op terecht kom, is vroeger bestraat. Nu liggen de stenen er schots en scheef en vaak overgroeid in, maar vroeger moet het een keurige weg geweest zijn.
Na de Daalhuisweg kom ik bij de Paasberg. Deze maakt samen met de Tankenberg en de Hakenberg deel uit van de Oldenzaalse stuwwal, waarbij de top maar liefst 80 meter boven NAP ligt. De Paasberg verwijst naar de paasvuren die hier in het verleden ontstoken werden. Dit oorspronkelijk heidense gebruik is hier nog steeds in zwang en stamt uit de tijd van de Germanen. (Met de Germanen wordt een verzameling volkeren en stammen aangeduid die rond het begin van onze jaartelling een Germaanse taal spraken.) De vuren werden ontstoken om de godin Ostara (de lentegodin) een offer te brengen. Het vuur stond symbool voor vruchtbaarheid en een nieuw begin. In ieder geval is het een beste klim, die ik langs een slecht pad met brokken beton en stenen moet afleggen om boven op de Paasberg te komen. Ja het Twentse landschap is in de voorlaatste ijstijd behoorlijk heuvelachtig geworden. Maar dat heeft zijn charme.
Na de Paasberg daal ik af naar De Lutte, waarbij mij bij binnenkomst duidelijk gemaakt wordt dat De Lutte voor FC Twente is. Het staat in ieder geval groot op een spelersbus.
Het centrum van De Lutte staat volledig op z’n kop als ik daar passeer. De straat ligt er uit en ook voor de kerk staat van alles. Het is een rommeltje. Het valt me niet mee om nog een beetje een fatsoenlijke foto van de kerk (gewijd aan de Ierse missionaris Plechelmus) en de Helhond te maken die pontificaal voor de kerk staat opgesteld met daarbij de volgende tekst: De Kardoes- of Helhond was volgens de Germaanse mythologie gewijd aan Wodan en Holda. De hond stond vroeger bij de boeren hier bekend als spookdier. Hij werd vaak gezien bij het Duivendal en de Paasberg. Ook kondigde hij voor een woning de dood of een ongeluk aan en werd hij op begraafplaatsen gezien. Hij moet in ieder geval bij de mensen hier een bijzondere plaats hebben ingenomen anders had men hem hier niet zo opvallend voor de kerk neergezet. En men heeft er ontzag voor, want ook nu De Lutte op z’n kop staat, blijft de Helhond onverstoorbaar op z’n plaats.
De kerk werd in 1831 gebouwd als een Waterstaatskerk. Dat is de benaming voor Nederlandse kerkgebouwen die tussen 1824 en 1875 onder toezicht (en soms ook naar ontwerp) van ingenieurs van Rijkswaterstaat werden gebouwd, veelal met financiële steun van de landelijke overheid, maar in dit geval (ook) met financiële steun van koning Willem I. In 1930 werd de kerk voor een groot gedeelte afgebroken en weer als kruiskerk herbouwd.
Naast de kerk ontdek ik het Kloosterpad en daar moet ik langs. Het pad loopt langs een begraafplaats en even later door een bosje. Daarna kom ik op het Fleerderhoekpad, dat mij na 1 km bij het spoor brengt en even later bij de A1. Daarop is het echt smoordruk en ik mag er nog even van genieten, want het Naoberpad loopt bijna een kilometer parallel met deze weg.
En dan is het nog maar 2 km naar kilometerpunt 225 waar ik met Saak heb afgesproken. Ik mag nog even door een bos waar Saak mij al tegemoet komt lopen. We passeren al snel het punt waarop het Marskramerpad zich bij het Naoberpad voegt. (Het Marskramerpad loopt van Bad Bentheim naar Scheveningen. Maar in Duitsland kun je dan nog verder over de Töddenweg die naar Osnabrück loopt.) Tödden waren kooplieden die linnen opkochten in Duitsland en dat in Nederland weer verkochten. C&A is hieruit voortgekomen.
Na het bos is het nog geen kilometer lopen naar de boerderij waar Saak de bus geparkeerd heeft. Ze vertelt me dat de boer wel even was komen kijken, omdat hij, argwanend als hij was, wel even wilde weten wie daar dat busje parkeerde. Maar toen hij Saak zag, zag hij dat het goed volk was en mocht ze blijven staan.
Als we wegrijden zwaai ik nog even naar de boer die op het erf druk bezig is. Hij merkt dan ook niet dat we vertrekken. Op naar Oldeberkoop.
Voor de liefhebber heb ik het volgende hier nog even geplaatst. Een artikel over geveltekens van Ans Groener. Op menige gevel in Twente staan namelijk nog katholieke geveltekens. De reformatie heeft daar nooit echt voet aan de grond gekregen. Ik vond het zelf wel interessant:
1: Twentse Rossen
Vrij algemeen wordt het paard of paardenkop in de volkscultuur gezien als een symbool van vruchtbaarheid of, meestal, als een onheil-afwerend teken. De symboliek van de rossen in de geveltekens is gebaseerd op twee sagen.
De eerste is het verhaal over de Saksische helden Hingist en Horsa. Deze waren de stichters van het Saksische rijk in Engeland.
De andere stamt uit de Noorse mythologie. De Noren geloofden dat onweer veroorzaakt werd door Wodan, de oppergod, die met zijn achthoevige schimmel Sleipnir over het wolkendek reed. Deze zogenaamde Wildejacht zou voor voorspoed en vruchtbaarheid zorgen.
2: Levensboom of donderbezem
De levensboom behoort tot een van de oudste motieven. Veel verschillende bomen werden vereerd en kunnen daarmee de oorsprong van de levensboom vormen. Ook dit motief is een vruchtbaarheidssymbool. Soms wordt het ook gezien als een teken voor standvastigheid in het geloof. Ook dient het voor de bescherming tegen donder, blikseminslag en kwade geesten.
3: Zonnerad
Ook weer een symbool voor vruchtbaarheid. In het zonnegeloof wordt het zonnerad als een teken van leven en geluk gezien. In Twente komt het veelvuldig voor in de katholieke geveltekens waarin het Christus visualiseert. In de Noorse mythologie staat het bekend als het wiel van Wodan.
4: Wuivende Korenaren
Het symbool voor oogst en daarmee het dagelijks brood. Een goede oogst zou daarbij voor vrede en welvaart moeten zorgen.
5: Anker
Het anker staat voor hoop. Het borrelglaasje wat hier instaat kwam wel eens voor in geveltekens van cafés.
6: Glaasje
Het borrelglaasje is een Noaberschoptraditie. Het staat voor onze liefde voor een drankje op zijn tijd. 7: Hart
Zoals vermeld bij het anker staat het hart voor liefde. Daarbij is het ook nog het zinnebeeld voor Moeder Aarde en de vrouw in het algemeen.