13e etappe: Van de Schansweg bij Haaksbergen naar Zwillbrock. 18,5 km
Nat, natter, natst, zo laat zich deze etappe het best omschrijven. Als ik om half twaalf na twee uur rijden en de koffie de rugzak omgedaan heb, zwaai ik Saak nog even uit die mij vlak voor de kolkende Buurserbeek voorbij rijdt. Zij zet de bus een paar kilometer verderop neer en gaat proberen om een rondje Haaksbergerveen te lopen. Daar moet ik eerst nog maar zien te komen. Het water van de Buurserbeek staat namelijk praktisch gelijk aan de oever en ik ben benieuwd of ik de sokken droog kan houden. Zo nu en dan plonzend door een laagje water, laat ik de Buurserbeek al na een 150 meter achter mij. Maar droger wordt het niet op het graspad waar ik langs moet. Het is hier zelfs op sommige plaatsen nog natter dan bij de Buurserbeek, al houd ik ook hier mijn sokken droog en bereik ik zonder kleerscheuren de Huttenweg.
Na een paar honderd meter neem ik keurig de afslag Urkerzijlweg en loop vrolijk fluitend verder. De angst om direct al met te hoog water geconfronteerd te worden bleek ongegrond en ik heb goede hoop dat ik ook de rest van de route de waterobstakels weet te omzeilen.
In mijn boekje staat ‘na 200 meter linksaf zandweg met fietspad in’ (de Kalkdijk) en daar heb ik normaal gesproken wel een paar minuten werk mee. Dus zonder op of om te zien loop ik een paar honderd meter de Urkerzijlweg op. Maar omdat er na die paar honderd meter geen zandpad te zien is (en ook geen fietspad) besluit ik toch maar even de kaart te bestuderen. Nog geen kilometer gelopen en ik zit direct al verkeerd. Ik begin dus goed aan mijn wandeling. Om kort te gaan, de afstand vanaf de Hutteweg naar het pad blijkt geen 200 meter te zijn, maar hooguit 50 meter. En het zandpad blijkt ondertussen een graspad te zijn geworden, maar wel met een fietspad er naast. Ook staat er keurig netjes een aanwijzing, zodat ik de 300 meter die ik direct al extra gelopen heb, toch voor een groot deel aan mezelf te wijten heb. Als ik Saak app dat ik al verkeerd gelopen ben, krijg ik de ‘verstandige’ opmerking: ‘Altijd 3x checken. De kaart, de tekst en de pijltjes’.
Eenmaal op het graspad (de Kalkdijk) hoef ik mij 1,5 kilometer geen zorgen meer te maken, want de weg loopt straalrecht af op de Veenweg, waar Saak de bus geparkeerd heeft. Verkeerd lopen is hier geen optie meer en dus lopen we even later samen het Haaksbergerveen in.
Het natuurgebied is ruim 600 hectare groot en een van de weinige hoogveengebieden van Nederland. Omdat dit gebied op de grens ligt is er veel gesteggeld over de verdeling van het veen en dus over de grens. Op de website van de Stichting Schaapskudde Haaksbergen vond ik namelijk het volgende: Het veengebied vormt rond 1830 een natuurlijke grens met Duitsland. De Historie van Haaksbergen verhaalt over de ruzies tussen de marken Haaksbergen, Hones en Rekken (in Duitsland) over de verdeling van o.a. het veen.
Bij de huidige Niekerkerweg ligt een gebied dat nu nog de naam Twistveld draagt. Een van de zeer belangrijke punten bij de ruzie was o.a. dat het Honesserveen maar 1 tot 1,5 m dik was en het Haaksbergerveen wel 1,5 tot 6 m dik. Ook de huidige straatnamen herinneren nog aan die periode zoals de Krakeelsweg en de Hellenveldweg.
De naam Onlandseweg geeft aan hoe de bevolking tegen het veen aankeek; (De term onland wordt gebruikt voor woeste gronden die vrijwel onbruikbaar zijn of waren voor agrarisch gebruik.) De naam Hanebulterweg duidt op de aanwezigheid van de korhoen in die omgeving.
Eenmaal in het Haaksbergerveen blijkt dat het wandelpad op een paar plassen na nog wonderwel goed toegankelijk is, terwijl de omgeving hier en daar blank staat. Het is zelfs gedeeltelijk nieuw opgeworpen en steekt op die plaats minstens een halve meter hoog en droog boven het Haaksbergerveen uit. Kortom, het prachtige natuurgebied is ondanks alle regen heel goed toegankelijk en uitermate rustig. Je hoort er echt niks. Toch komen we nog twee mensen achterop waar we mee in gesprek komen. Ze komen uit de Duitse plaats Vreden, en bezoeken net als wij voor de eerste keer dit gebied. Als we hen vertellen dat we vandaag in Zwilbrock overnachten, wordt ons aangeraden om zeker de kerk te bezoeken. Ze zijn er lyrisch over en we beloven hen daar zeker een kijkje te nemen.
Daarna lopen we verder naar het punt waar Saak aan haar ommetje wilde beginnen, maar er nu toch de voorkeur aan geeft terug te lopen. Het gebied is er mooi genoeg voor en als je de andere kant op loopt, kijk je soms ook totaal anders tegen de wereld aan.
Ik moet hier de keuze maken of ik het waag om het laatste stukje door het veen te lopen, want in mijn wandelboekje staat dat ik bij heel veel neerslag hier een alternatieve route kan lopen. Ik heb er echter alle vertrouwen in dat het ondanks die ‘heel veel neerslag’ nog wel mogelijk moet zijn. En daarin wordt ik niet beschaamd. Het dijkje door het gebied heeft zich prima gehouden en ook al staat het water hier en daar tot aan de rand, het stroomt er niet over.
Ik bereik dus nog steeds met droge voeten de grens met Duitsland en loop een dikke 500 meter over een smal paadje precies over die grens. Als ik bij een bruggetje kom die over de grenssloot ligt, besluit ik nog even een paar honderd meter door te lopen naar een unieke grenssteen: namelijk grenssteen één (zie foto). Citaat uit mijn boekje: Na het verdrag van Burlo (in 1765 getekend in het klooster Mariëngarden) zijn tussen Rekken/Wennewick en Dinxperlo/Suderwick 186 grensstenen geplaatst. De eerste van deze stenen met het oude nummer 1 draagt de wapens van het bisdom Münster en de provincies Gelderland en Overijssel. Ik blijft het uniek vinden dat deze grensstenen er al 250 jaar staan en heb er graag een ommetje van 400 meter voor over om de beroemde paal met eigen ogen te kunnen bekijken.
Na mijn bezoek aan nummer 1, passeer ik het bruggetje en loop daarna bijna straalrecht op het gehucht Oldenkott aan. Ik kom daarbij uitsluitend door landelijk gebied met rustige landweggetjes en met hier en daar een boerderij. Daar is dus weinig over te vertellen.
Na een half uurtje bereik ik het ogenschijnlijk onbeduidende plaatsje Oldenkott, dat als grensplaatsje toch een interessante geschiedenis heeft, die ik jullie niet wil onthouden: Op de plaats van het huidige Restaurant Oldenkott verrees ergens tijdens de Middeleeuwen een “kotte”, een armoedig hutje met een houten skelet en wanden van twijgen, bestreken met een mengsel van leem en mest. Dankzij de onvermoeibare inzet en commerciële talenten van generaties aan bewoners werd de “olde kotte” mettertijd een begrip. Zo zeer zelfs dat het erf en de plaats zelf onder de naam Oldenkott bekend werden in de wijde omgeving en de bewoners van de boerderij zich Oldenkotte gingen noemen. In 1570 wordt de naam voor het eerst in een schriftelijke bron genoemd.
Omdat Oldenkott aan een steeds belangrijker wordende handelsweg lag, (de oeroude ‘Helweg’ verbond het Duitse achterland met de Nederlandse steden in het westen) profiteerde men hier van de in- en uitvoerrechten en accijnzen die men bij de grens moest betalen. Dat gold overigens ook voor de schepen die over de Berkel (die bij Zutphen uitmond in de IJssel) kwamen om hun goederen hier te lossen of te laden. Vanaf de Middeleeuwen (ca. 500 – ca. 1500) tot eind 19de eeuw hebben de schepen hier gevaren. Maar het mag duidelijk zijn dat er naast de legale handel een levendige smokkelhandel was waar de Amsterdamse handelaar Olde Kater vanuit Gasthof Oldenkott met zijn brouwerij rijkelijk van geprofiteerd heeft.
Had je vlak over de grens bij Glane het voormalige klooster Glane Maria Vlucht, bij Oldenkott werd na de Tachtigjarige Oorlog een vluchtkerk gebouwd (gewijd aan de heilige Antonius van Padua) om de katholieken in Nederland onderdak te verschaffen. De rooms-katholieke godsdienst werd toen namelijk in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden verboden. Ik citeer even mijn wandelboekje: De kapel in Oldenkott is door de Minorieten (Minderbroeders) uit Zwillbrock hier in 1657 gebouwd . Het heeft een laatgotische houtsculptuur van de heilige Katharina. In 1923 werd de kerk vervangen door de huidige, deels neoromaanse en deels neogotische, hallenkerk.
Ik weet niet hoe het houten beeld van de heilige Katharina er uit ziet, maar omdat zij vaak wordt afgebeeld met een rad (over het rad lees je meer in etappe 12) en een zwaard hier even de verklaring: Katharina had net haar maagdelijkheid aan Jezus beloofd toen keizer Maximus (van 383 – 388 Romeins keizer) verliefd op haar werd. Toen het niet lukte Katharina te bekeren tot het heidendom wilde de keizer haar laten verpletteren met een folterrad waarop scherpe ijzeren punten waren gemonteerd. Door haar gebed kwam een engel haar te hulp en door bliksem brak het rad. De keizer wilde haar laten verbranden, maar het vuur waaide uiteen en verbrandde de beulen. Uiteindelijk lukte het dan toch haar te onthoofden. Uit haar halswond stroomde melk die de stad van de pest bevrijdde. Haar lichaam werd door engelen naar de Sinaïberg gebracht, waar het rond het jaar 800 door pelgrims teruggevonden werd. Het was nog steeds in goede staat. Naast de berg werd later het Katharinaklooster gebouwd.
En omdat ik niet wist wat een minoriet is heb ik dat met dank aan Wikipedia even opgezocht: De franciscanen, minderbroeders of Serafijnse Orde vormen een kloosterorde bestaande uit volgelingen van Franciscus van Assisi. Franciscus kwam uit Umbrië en samen met zijn metgezellen schonk hij al zijn bezittingen aan de armen om zelf in pure armoede verder te leven. De franciscanen behoren tot de bedelorden. Minorieten zijn dus Minderbroeders.
Na Oldenkott passeer ik na een aantal grensstenen al snel de beek de Berkel die hier nog prachtig door het Duitse landschap meandert. (In Nederland werd de Berkel gekanaliseerd, maar daar komt men nu van terug.)
Na nog een kilometer door de Duitse dreven, kom ik bij grenspaal 821, waarna ik kilometers lang precies over de grens loop naar Zwillenbrock. Een tocht over vaak smalle paadjes door een boswal waarbij ik onderweg weer diverse grensstenen passeer die hier dus na het Convent van Burlo zijn geplaatst. De grenspalen worden hier ook wel vorstenstenen genoemd, omdat ze een eind maakten aan de grensconflicten tussen de ‘vorsten’ van Gelderland en Münsterland. Aan de ene kant vind je het wapen van Gelderland en aan de andere kant dat van Münsterland. Dacht ik het ergste (wat de nattigheid betreft) gehad te hebben, eenmaal bij de Ramsbeek moet ik dat bijstellen. De halve kilometer die ik langs deze beek loop is een ware overlevingstocht. Het aardige is wel dat het begrip prikkendam (bij Makkinga heb je de Prikkedam) hier voor mij een concrete invulling krijgt. Ik kom namelijk bij een plas die ik onmogelijk kan passeren zonder natte voeten te krijgen. Refererend aan mijn eerste zin: hier is het dus duidelijk het natst. Gelukkig hebben eerdere lopers van het Naoberpad aan de rand van het pad en half in de bosjes een complete prikkendam aangelegd. Ik waag het er op. Wankelend op de bepaald niet stabiele ‘dam’ slaag ik er in zelfs nog een foto te maken. En hoewel ik soms met de schoenen half onder water terecht kom, bereik ik toch nog bijna droog de overkant. Een opluchting, omdat ik op een bepaald moment echt mijn evenwicht dreigde te verliezen. Maar omdat de prikkendam half door een wilgenbosje loopt, kon ik mij nog net vastgrijpen aan een van takken. Nee, er is geen equilibrist (prachtig woord voor evenwichtskunstenaar) aan mij verloren gegaan.
Gelukkig is het aan de andere kant van de plas redelijk begaanbaar en zie ik al snel Zwillbrock liggen. Ik loop er dan ook rechtaan op toe, waarbij ik een afslag over de kop zie. Hierdoor kom ik vandaag niet over de met knotwilgen geflankeerde Kerkweg die van Groenlo naar Zwilbrock loopt. Nederlandse kloosterzusters (ook wel Kloppen genoemd) hebben deze weg tijdens de reformatie gebruikt om zo bij de noodkerk te komen die hier in 1652 werd gebouwd (niet meer aanwezig). Ik kom pas tot de ontdekking dat ik dat pad gemist heb als ik al bij Hotel restaurant Kloppendiek ben waar Saak me staat op te wachten. Het is niet anders. Omdat het snel schemerig wordt besluiten we na mijn douchebeurt eerst maar de kerk te bezoeken. En het moet gezegd, de mensen die we tegen kwamen in het Haaksbergerveen hebben niet overdreven. Wat een pracht en praal in deze aan de buitenkant sobere katholieke kerk. Helaas zijn mijn foto’s bijna allemaal mislukt maar vond ik een foto op internet van een zekere Gouwenaar die ik rechtenvrij mag gebruiken. Die heb ik dus maar geplaatst.
Maar eerst nog even wat over de kerk: ‘De huidige kerk van Zwillbrock dateert van rond 1720 , maar werd pas in 1748 gewijd aan Franciscus van Assisi. Hij is gebouwd door de Franciskaner Minderbroeders. Het is een unieke kerk, omdat het interieur in barokstijl is opgetrokken. Kenmerkend voor de barokstijl zijn draaibewegingen en sterke licht-donkercontrasten en werd vooral toegepast tussen 1600 en 1750.
Na ons kerkbezoek nog even ‘plat’ en daarna op naar het gezellige restaurant van Hotel Kloppendiek, waar we om in stijl te blijven genieten van een rijk belegde Westfalischer Schnitzel. Morgen verder.