8e etappe Vanaf de weg Am Falkenberg (vlakbij het Coevorden – Picardiekanaal) naar Gölenkamp 25,5 km
12 – 10- 2023
Onder het mom van ‘de mensheid lijdt het meest van het lijden dat men vreest’, vertrokken we om goed acht uur uit Oldeberkoop naar het Coevorden- Picardiekanaal in Duitsland. De weersverwachtingen voor Emlichheim waren onheilspellend, maar in Oldeberkoop was het droog en leek zelfs een schamel zonnetje zijn opwachting te maken.
Een dik uur later bleek dat de weervoorspellers er naast zaten, want het was prachtig weer toen we het busje aan de Am Falkenberg parkeerden.
Nog maar nauwelijks aan de koffie werden we tot twee keer toe verrast met blik op een eekhoorntje dat vrolijk wippend over de weg bij ons in de buurt kwam. Maar zoals bijna altijd bij zulke ontmoetingen was hij of zij al weer verdwenen toen we met ons fototoestel in de aanslag zaten. Maar het was een leuk begin en vol goede moed stapten we ruim voor half tien uit en begonnen we aan de (voor mij) 25 km lange etappe naar Gölenkamp tussen Esche en Uelsen. Al na een paar honderd meter kwamen we bij het Coevorden – Picardiekanaal, dat tusen 1882 en 1886 werd gegraven als uitvloeisel van een overeenkomst tussen Pruisen en Nederland over de verbinding tussen de Nederlandse en Pruisische kanalen. Het kanaal is 25 km lang en loopt van Coevorden (Stieltjeskanaal) naar Alte Picardie en het Süd-Nord-Kanal. Helaas is het kanaal door de hoge kanaalrechten die in Duitsland werden geheven voor het scheepvaartverkeer nooit van enige betekenis geweest. Sinds 1965 is het alleen nog een afwateringskanaal.
En voor de niet-historici onder ons ook nog even wat over de geschiedenis van Pruisen: ‘Königreich Preußen’ was een koninkrijk van 1701 tot 1918. Minister-president Otto von Bismarck verenigde de Duitse staten in 1871 in het Duitse Keizerrijk, waarvan de koning van Pruisen keizer was. (Pruisen besloeg twee derde van het Duitse grondgebied.)
Na WO I vluchtte keizer Wilhelm II naar Nederland (Doorn) en kregen we de Republiek van Weimar (zo genoemd omdat in 1919 in de stad Weimar de grondwet voor de republiek werd aangenomen). Wel bleef Pruisen als vrijstaat met een eigen regering bestaan. Over de schuldvraag of Wilhelm II WO I mede had veroorzaakt zegt de bekende historicus John C. G. Röhl: “Ich glaube, seine Schuld ist sehr grosz, viel gröszer als gemeinhin unterstellt wird. Und wenn er vor Gericht gekommen wäre, wäre er auch verurteilt worden”. Kortom, nadat Wilhelm de keizerskroon in 1918 had af gedaan bleef hij ( tot zeer veel boter op zijn hoofd houden. Hij overleed in 1941 op 82 jarige leeftijd.
Toen in 1933 de nazi’s aan de macht kwamen hieven zij alle deelstaten op. Zo kwam er een eind aan Pruisen.
Na zeshonderd meter langs het Coevorden – Picardiekanaal slaan we linksaf bij de Wulfsweg: een weg met twee betonstroken dwars door de landerijen. Hoewel het flink geregend heeft, is het pad prima begaanbaar en vrolijk fluitend (bij wijze van spreken) lopen we naar de Hahnenbergerdiek. Maar voor we daar zijn passeren we nog het Emlichheimer Entlastungskanaal. (dit heeft niks met ontlasting te maken, maar is gewoon een afwateringskanaal. Anders had het het Kotkanal moeten heten.
Bij de Hahnenberger Diek neem ik afscheid van Saak en loop ik verder richting Emlichheim. Ik citeer even mijn wandelboekje: De plaatsnaam wordt voor het eerst in 1312 genoemd en is afgeleid van Helm de Emminck (de woonplaats voor een niet adellijk geslacht). Het wordt ook wel Emmelkamp genoemd. Emlichheim heeft door zijn ligging veel last gehad van doortrekkende troepen. De naam Fransozendiek over de vroegere heide herinnert bijvoorbeeld nog aan de tijd dat Napoleon hier met zijn leger doortrok.
In ieder geval gaat Emlichheim mee in de vaart der volkeren want overal steken grote bedrijfsgebouwen hun kop boven de horizon uit. Ik mag het op afstand bekijken, want op een heel klein puntje na, krijg ik met het dorp van zo’n 7000 inwoners niks te maken. Het Naoberpad laat het volkomen rechts liggen.
Ik kom bij de Vechte (in Duitsland met een extra e) die ik oversteek. Hierna moet ik direct linksaf. Het was me al opgevallen, maar in Duitsland wordt veel aandacht besteed aan rustplaatsen voor wandelaars en fietsers. En ook hier heb je vlak na de brug een prachtig zitje met uitzicht op de Vechte. Beneden zie ik echter ook nog een bankje en daar nuttig ik mijn koffie.
De wandeling langs de Vechte is niet verkeerd, alleen zorgt de aanwijzing in mijn wandelboekje voor enige twijfel: na 1,5 km, na bosje, rechtsaf graspad volgen. Ik passeer wel drie bosjes voor ik bij de vierde na een klein 2 km bij het ‘graspad’ kom. Gelukkig helpt de kaart mij bij mijn twijfel en loop ik niet verkeerd. Omdat veel wandelboekjes (is mijn ervaring) absoluut niet up to date zijn, zowel wat de tekst als de kaartjes betreft, is enige scepsis wel op zijn plaats. Maar het komt helemaal goed. Voor ik afscheid neem van de Vechte, kom ik nog langs een ‘brug’ over de Vechte, een Rohrbrücke (een pijpbrug), waardoor aardgas (Erdgas Münster staat er op) wordt vervoerd. Zoiets lijkt mij in Nederland ondenkbaar, maar in Duitsland kan zoiets blijkbaar wel. Even verderop kom ik dan langs mijn vierde bosje en mag ik aan het eind rechtsaf. Ik worstel mij over het ‘graspad’ rechtsaf, dat in eerste instantie een sluipdoor kruipdoor paadje is (zie foto). Maar al snel is het gewoon een graspad waar ik op een uitwas van het aangenaam verpozen in de natuur stuit. Ja laat ik er direct maar een variant van een bekende uitspraak tegen aan smijten: Laat niet als dank voor een aangename fik, den eigenaar van het land met de scherven en het blik (zie foto). Ik blijf mij er aan ergeren.
Daarna kom ik bij een grote akker, waar ik omheen moet en loop even later langs en door een bosje. Ach niet verkeerd om te wandelen, maar cultuurhistorisch niet echt interessant. Wel stuit ik hier op een paar met gaas overdekte plaatsen met daarop een bordje met de tekst “Schützt die Waldameisen’ (bescherm de bosmieren). Blijkbaar is dat hier nodig. Heb ik in Nederland nog nooit gezien.
Daarna loop ik over mooie geasfalteerde binnenweggetjes, waar het heerlijk rustig is, maar waar ik wel prompt verkeerd loop. Een pijl die aangeeft dat ik naar links moet is op een dun paaltje geplakt waardoor de punt van de pijl niet direct zichtbaar is. Ik loop daar dus verkeerd, maar kom wel langs een alleraardigst bushokje waar ik even rustig op een bankje mijn chocolademelk nuttig. Maar als ik verder wil, merk ik dat er op de kruising geen enkele aanwijzing staat. Prompt krijg ik een appje van Saakje die mij via Whatsapp (locatie delen) kan volgen: Volgens mi’j bin ie net een stokkien verkeerd lopen. ‘Dat klopt’ app ik terug en krijg als aanwijzing dat ik naar het noorden moet lopen. Daar heb je dus niks aan als je niet weet wat het noorden is. Maar omdat ik dezelfde weg terug loop, krijg ik al snel een appje dat ik de goede kant op loop. Ik word goed in de gaten gehouden. Ach het is maar een paar honderd meter voor ik weer op het goede spoor zit, maar 300 meter heen en weer terug is toch meer dan een halve kilometer.
Ik loop daarna kilometers parallel aan de Vechte. Honderd meter voor mij lopen een man en een vrouw, die ik langzaam maar zeker inhaal. Vlak voor ik hen inhaal zie ik dat ze ‘belaagd’ worden door een grote hond, die echter alleen maar een hoop geluid produceert maar zijn tanden nergens in zet. Het mag duidelijk zijn dat ik de volgende ben die luid blaffend verwelkomd wordt.
Als ik even later naast de man en de vrouw ben, raak ik met hen in gesprek. Hoe ze heten weet ik niet, maar ze komen uit de buurt van Coevorden en wonen vlakbij de grens. Hij is twee jaar ouder dan ik ben en naar haar leeftijd heb ik maar niet gevraagd. Ze lopen hier wel vaker een rondje. Ik denk dat ik wel twintig minuten met hen opgelopen ben, want van ‘schrik’ maak ik geen enkele foto. Maar voordat we afscheid van elkaar nemen, zet ik ze (met toestemming) toch nog op de foto.
Iets te vroeg zeg ik ze vaarwel en loop (nu door al dat gepraat) weer even verkeerd. Gelukkig blijft ook nu de vergissing beperkt tot een paar honderd meter en even later loop ik weer achter hen aan. Omdat zij linksaf slaan bij de Wilsumerstrasse zijn ze al over de brug van de Vechte voor ik bij die straat ben en rechtsaf sla. Gelukkig had ik al afscheid van hen genomen. Aardige mensen waar ik zomaar een leuk gesprek mee had.
Na 100 meter ga een zandpad op, de Kaller Mäss. Ik kom er geen hond tegen en ook geen mens, dus heerlijk rustig. Het pad voert langs een paar bosjes richting de Vecht. Tot mijn verrassing zie ik vlakbij de brug over de Vecht een rood busje staan, waar een voor mij bekend persoon uit komt. “Ik kwam hier langs,” zegt Saak ,”en zag da’j in de buurt weren. Wo’j nog wat hebben?” “Ik hebbe niks neudig,” zeg ik en loop na een korte begroeting verder. Op de brug rijdt ze mij voorbij op zoek naar de camperplaats waar we de nacht willen doorbrengen.
Na de Vechte loop ik zo de plaats Hoogstede in. Geen bijzondere plaats maar er staat wel een Grieks restaurant waar je voor 3 euro nog een ‘Kännchen kaffee mit kuchen’ kunt kopen. Kom daar maar eens om in Nederland. Hoogstede is een gemeente in de Landkreis Grafschaft Bentheim van de Duitse deelstaat Nedersaksen. Hoogstede telt 2.874 inwoners. Je kunt dus zeggen dat Duitsland een bestuurslaag meer heeft dan Nederland. Ik kan niet zeggen dat ik het helemaal snap maar een Landkreis is ‘een regionale bestuurseenheid in de Bondsrepubliek Duitsland. Het betreft een gemeenteverbond en rechtspersoon, één bestuurlijk niveau boven de gemeente’. In ieder geval zit ik met die tussenlaag wel goed. Langs de Vechte bij het dorp zou een burcht van de Heren van Andel hebben gestaan die het scheepvaartverkeer op de Vechte beheersten. Maar er is bij mijn weten niets van terug gevonden, zodat het een veronderstelling blijft.
Als ik Hoogstede achter mij gelaten heb, moet ik pal langs een boerderij (normaal gesproken zou je daar echt niet langs lopen) en loop even later weer dwars door de velden en akkers. Wat het nog interessant maakt is dat ik hier door een coulisselandschap loop (officieel zonder n), zoals we dat ook in de Stellingwerven hebben. Het wordt ook wel een bocagelandschap genoemd: een halfopen landschap dat wordt gekenmerkt door een lapjesdeken van kleine onregelmatige percelen die worden afgeschermd door heggen, houtwallen of muurtjes, maar hier vooral houtwallen.
Voor ik in een bosgebied kom (heb geen naam kunnen vinden) kom ik nog over een zijtak van de Vechte, de Lee. Deze rivier heeft geen bron, maar ontstaat door de waterafvoer van meerdere afwateringssloten. Daarna duik ik het bos in waarbij de omschrijving in het boekje weinig hoopgevend is: Steeds rechtdoor, zijpaden negeren. Nou dat rechtdoor kun je direct wel vergeten, want het pad slingert zich door het bos. Het begint zacht te miezeren en ik trek mijn regenjas aan. Ik blijf het pad volgen dat zo te zien het meest gebruikt wordt en dat gaat goed. Op een paar twijfelpunten staan tekens van het Naoberpad op een boom gekalkt (die ik gelukkig opmerk), zodat ik zonder kleerscheuren dit bosgebied overleef. En dan te bedenken dat ik ook al een wijziging in de route overleefd heb. Daar kom ik namelijk achter als er naast mij, in de nu stromende regen, een auto stopt en de vrouw achter het stuur mij vraagt of ik het Naoberpad loop. “Dat doe ik,” zeg ik en ze vertelt me dat ze samen met haar man de route controleert. (Op het kaartje dat ik van haar krijg, lees ik later dat het om de markeerders Bé en Betty Mulder uit Hardenberg gaat.) Ik vertel haar dat ik het routeboekje op een bepaald moment niet meer goed kon volgen. “Dat klopt,” zegt de aardige vrouw. “De route langs Paal zes hebben we gewijzigd, maar dat hebben we volgens mij wel goed aangegeven.” Ik kan haar mededelen dat zelfs ik daar niet verkeerd gelopen ben en mij keurig aan de route-aanwijzingen heb gehouden. Dus dat zit wel goed. Ze deelt me nog mee dat ik lid kan worden van de een of andere club van ’t Naoberpad en dat ik dat zeker moet doen. Ik geef haar mijn visitekaartje waarop mijn website is aangegeven. Kan ze mijn bevindingen van het Naoberpad rustig nalezen. Kortom, we gaan als goede vrienden uit elkaar.
Ik loop verder in de steeds stromender regen (om het zo maar eens uit te drukken). Tien minuten geleden had Saak mij nog geappt met de vraag of het wel ging, omdat het bij haar goot. Ik heb haar toen nog optimistisch kunnen antwoorden dat er bij mij nog niets aan de hand was. Maar dat was tien minuten geleden. In de steeds feller wordende bui loop ik Esche binnen, waar ik word getroffen door een fantastisch mooi en nieuw bouwwerk, waar de vermoeide wandelaar c.q. fietser even op zijn of haar verhaal kan komen. Het staat vlakbij de Vechte (helaas is de foto mislukt) met daarbij ook nog een prachtig onoverdekt zitje. Ik ben vol bewondering en verwonderd als ik zie dat er op de tafeltjes zelfs twee asbakken staan. De rokende mens wordt hier dus nog niet verketterd. Opvallend, maar hoewel ik zelf niet rook kan ik dat wel waarderen.
In de spoelende regen vervolg ik mijn weg en met de ogen vol met regenwater mis ik prompt de afslag naar de Vechte. Voor ik er erg in heb, ben ik er al een 500 meter aan voorbij en besluit ik maar door te lopen. Ik zit namelijk ongewild op de alternatieve route die in het wandelboekje is aangegeven omdat men soms bij hoog water niet langs de Vechte kan. Kortom ik maak nog een extra ommetje, al is ook nu de afstand dat ik extra loop wel te overzien. Als ik bij de brug over De Vecht kom, maak ik nog een foto van het pad dat ik had moeten lopen en van de brug zelf. De foto’s zijn grijs van kleur, omdat de stortbui op dat moment een plensbui geworden is. Ik weet niet of een plensbui harder plenst dan een stortbui, maar dat het grijs van de regen is, geven de foto’s duidelijk aan. Het is dan ook bijna een wonder dat ik even daarna nog een redelijk fatsoenlijke foto heb kunnen maken van een stalletje waar ze pompoenen en kalebassen verkopen en waar je je geld gewoon in bakje stopt. Er is geen mens te bekennen, maar blijkbaar is dat hier nog vertrouwd. Gelukkig duurt het daarna niet lang meer of ik zie plotseling ons rode busje op een vijfsprong staan. Ik heb het nergens zien staan, maar dit moet hier dan Gölenkamp heten. Ik ben echt ‘soacking wet’ (kletsnat) en zelfs mijn reserve t-shirt in mijn rugzak kan ik uitwringen. Ons plan om de nacht daar in de buurt op een desolate camperplaats (volgens Saak) door te brengen laten we maar varen. De berichten voor vrijdag zijn ook van het uitermate natte soort en dus besluiten we om maar naar huis te gaan. Maar voor we dat doen, trek ik al mijn natte kleren uit en droog ik mij af met de handdoek die we voor de overnachting hadden meegenomen. De droge kleren voelen daarna bijna weldadig aan en als ik op de terugreis ook nog een 0-procentje uit de koelkast weet te toveren, voel ik mij al weer een heel stuk beter. Maar omdat die nattigheid je toch onder de huid kruipt, heb ik thuis gekomen toch eerst maar een berenburgje genomen. Conclusie van deze etappe: Mooi begin, cultuurhistorisch gezien wat minder interessant, te nat op het laatst en te veel vage foto’s (misschien mede door de regen). Volgende week maar even zien of het weer dan beter is en of we dan wel twee etappes kunnen doen.