Van Bocholt naar Ulft 26,5 km
10 – 12 – 2023
We hebben prima geslapen in het Stadthotel en konden het ontbijt al vanaf half zeven nuttigen. Zo vroeg hebben we het nog niet eerder meegemaakt. Het is dan ook nog behoorlijk donker als ik ruim voor acht uur mijn rugzak om doe en aan de 17e etappe van het Naoberpad begin. Helaas zijn daardoor de eerste foto’s die ik maak wat vaag, omdat de sluitertijd zich waarschijnlijk aanpast aan de lichtomstandigheid. Maar daar heb ik nog geen weet van als ik uitgezwaaid door Saak de hoek bij het hotel omsla en langs het Griekse restaurant loop, waar we gisteren heerlijke hebben gegeten. De afstand naar de Bocholter Aa valt me mee. Daar moet ik vandaag wel 8 kilometer langs en vrolijk fluitend loop ik op de noordelijke oever langs de beek. Als ik bij een drukke weg kom, zie ik aan de overkant een bordje met een voetganger er op en een blokje boven op een streepje. De betekenis is mij duidelijk. Het is geen doorgaand pad. Maar omdat ik wel vaker borden ben tegen gekomen die aangeven dat je er niet langs kunt, heb ik geleerd dat er meestal wel een niet officiële doorgang is, zodat je gewoon door kunt lopen. En per slot van rekening moet ik straks op de noordelijke oever verder lopen, dus ik waag het er op. Maar helaas, na zo’n 250 meter loopt het wandelpad bij een particulier dood in de tuin. Ik overweeg even om daar over een hek te klimmen en te proberen mij tussen een stevige coniferenhaag door te wurmen. Maar gelukkig zegeviert het verstand en keer ik om. Om kort te gaan, ik maak de etappe al na een kilometer direct 500 meter langer. Bij de drukke verkeersweg loop ik nu netjes over de brug en vervolg het Naoberpad langs de zuidoever, zoals dat ook in mijn boekje staat aangegeven. Hoewel de aanwijzingen bepaald niet dik gezaaid zijn in Bocholt, lukt het mij om zonder verdere kleerscheuren op de goede plaats de beek weer over te steken, waarna ik mijn 8 kilometer lange tocht op de noordelijke oever vervolg. (Met de 2 kilometer van gisteren loop ik dus totaal 10 kilometer langs de Bocholter Aa.)
Ach het loopt er prima en het is ook bepaald geen straf, maar als je zo lang langs een beek loopt zonder dat er veel te zien is, dan ben je blij als je langs een stuw komt en even later langs een bakkerij. Die is vernoemd naar de Eisenhütte (een ijzergieterij) die hier vlakbij stond. Ook heb je hier de weg Zur Eisenhütte, dus de conclusie moet wel zijn dat het voor de mensen hier heel wat geweest moet zijn. Daarom even wat achtergrondinformatie: Al in 1729 werd aan de Bocholter Aa een hoogoven/ijzergieterij opgericht, één van de eerste in Westfalen: de Michaelis Hütte. Het werd een kleine gemeenschap in het buitengebied met een aantal arbeiderswoninkjes en een kapel. Zoals de andere 18e eeuwse gieterijen vormden ook hier kanonskogels, haardplaten, potten het grootste deel van de producten. Hoewel de ijzergieterij meer dan 130 jaar (van 1729 – 1862) heeft bestaan, bleef het een kleinschalig gebeuren, vooral omdat men al vrij snel (in 1754) in Ulft ook een Yserhut (de ULFtsche Yserhut, nu bekend als Dru) kreeg.
Maar goed, ondanks het feit dat hij voor de gemeenschap hier belangrijk was, is er zo te zien niks van overgebleven.
Omdat ik na de bakkerij nog vier kilometer langs de beek moet nog even wat gegevens over de Bocholter Aa (in Nederland de Aa – Strang). ‘Deze is namelijk 51 kilometer lang en ontspringt tussen de plaatsen Borken en Coesveld bij de samenloop van enkele kleinere beken. Bij Dinxperloo is hij over een afstand van 2 kilometer een grensrivier en bij Ulft stroomt hij in de Oude IJssel. Overigens geeft het woord strang aan dat het vroeger een hoofdrivier was. Maar doordat rivieren zich verlegden (o.a. door zandverstuivingen en afslag), kregen de oude beekdalen minder water en werd het een strang. Maar of dat hier de Oude IJssel betreft is mij niet duidelijk.
.
Na die vier kilometer kom ik weer bij een brug, de Demmingbrücke en neem ik eindelijk afscheid van de Bocholter Aa. Niet veel later loop ik een bosgebied in. Een groot bord van ‘Tekloth, das Klimawald – Projekt’, vertelt me dat de bossen onder het veranderende klimaat te lijden hebben en dat ze hier voor onderzoek 9000 bomen geplant hebben van maar liefst 16 verschillende boomsoorten. De bedoeling is om na verloop van tijd te bekijken welke bomen goed tegen de klimaatverandering bestand zijn en in de toekomst het beste geplant kunnen worden.
‘Altijd goed’, denk ik en loop voor mijn gevoel gewoon door een bos.
Als ik het bos achter me laat, kom ik in een gebied met de naam Herzebocholt. Met maar een paar huizen en wat boerderijen is het moeilijk voor te stellen dat dit gebied tot 1972 een zelfstandige gemeente was. Nu hoort het bij de plaats Isselburg, waar ik even later doorheen loop. De naam zegt het al: Isselburg ligt aan de Issel, die in Nederland de Oude IJssel heet. Hier stond al in de 14e eeuw een kasteel, waarvan je nu nog de resten van een oude stadsmuur en een intacte oude verdedigingstoren kunt vinden. Deze laatste dateert waarschijnlijk van 1417 en heeft menige oorlog, maar ook de stadsbranden van 1624, 1669 en 1697 overleefd. Het kasteel behoorde vroeger toe aan de Heren van Kleve, die daardoor hun macht hier konden laten gelden. Maar om eerlijk te zijn zie ik er niks van. Ik schamp met het Naoberpad min of meer de plaats, waarbij ik gelukkig nog wel langs de kerk en het Rathaus kom. Helaas is er van de Over WO II heb ik alleen kunnen vinden dat er van de historische bebouwing sinds de oorlog niets meer over is.
Waar ik meer over vind is de plaats Anholt. Maar voor ik daar ben, moet ik vanaf Isselburg nog ongeveer 3,5 kilometer lopen, waarvan 1,5 kilometer langs het beekje de Wolfstrang.
Als eerste kom ik na het passeren van de Issel langs het kasteel Anholt. Het ligt wat achteraf, maar ik permiteer mij om er naar toe te lopen. Het is een prachtige en imposante waterburcht, zo genoemd omdat het kasteel omringd is door water. Met een gids kun je hem bezoeken. Ik heb daar geen tijd voor (of liever gezegd, ik neem er de tijd niet voor). Maar voor de liefhebbers ga ik toch even wat dieper in op de geschiedenis van dit kasteel:
‘Al in de 12e eeuw stond er een versterkte burcht om het bisdom Utrecht te beschermen. In 1169 werd voor het eerst een heer van Sulen ‘en Anholt’ genoemd als leenman van de Utrechtse bisschop Gottfried von Rhenen. Aan deze feodale relatie kwam een einde in de 13e eeuw, toen de heerlijkheid Anholt onafhankelijk werd van het keizerrijk en het bezit overging op de graven van Bronckhorst-Batenburg. In 1347 kreeg Anholt stadsrechten en daarna ook een stadswal. Deze werd in de loop van de 15e eeuw nog flink verhoogd en ook de grachten werden toen verbreed en verdiept.
Toen gravin Maria Anna von Bronckhorst-Batenburg in 1641 trouwde met prins Leopold Philipp Carl zu Salm, ging het landgoed Anholt over op het Huis Salm. Die familie heeft het vandaag de dag nog steeds in bezit. Het karakteristieke herkenningspunt van de waterburcht is nog altijd de donjon, de “Dicke Turm”, die dateert uit de 12e eeuw. Van de 14e tot de 16e eeuw werd het voormalige kernkasteel aanzienlijk uitgebreid en vergroot en kreeg het reeds in die tijd zijn huidige afmetingen. Onder prins Carl Theodor Otto zu Salm (1645-1710) werd het kasteel verbouwd en uitgebreid tot een barokke residentie. Tijdens WO II werd het kasteel voor 70% verwoest en ook het park achter het kasteel. Tussen 1947 en 1950 werd het kasteel weer volledig hersteld en in 1966 ook het gerenommeerde park. Het is nu een combinatie van barokke tuinarchitectuur en Engelse landschapsstijl en naast het kasteel een toeristische trekpleister. In het kasteel vind je tegenwoordig een museum en een hotel en bezit het een golfclub.
Misschien nog aardig om te vermelden is dat in 1893 Leopold zu Salm – Salm een uitgestrekt dierenpark heeft gebouwd als herinnering aan het Vierwoudstreken meer en dat met steen en hout uit Zwitserland heeft gedaan. Het was even zoeken op internet maar Leopold heeft tijdens zijn huwelijksreis de Vierwaldstätter See bezocht. Hij was daar zo van onder de indruk dat hij de sfeer en uitstraling van dat meer bij Anholt heeft proberen na te bootsen.
Als ik Anholt inloop kom ik al snel in het oude stadscentrum. Hoewel het centrum in de Tweede Wereldoorlog voor het grootste deel werd verwoest, het oude stadhuis, de Ratskeller uit 1567, bleef gespaard. Er is nu een restaurant in gevestigd. Het is me een raadsel waarom ze dit prachtige gebouw niet in het Naoberpad hebben opgenomen, want achteraf heb ik kunnen constateren dat het nauwelijks om geweest was om daar even langs te lopen. Op internet is de Ratskeller overigens zo te vinden.
Wel kom ik over de stadswal en langs de neoromaanse Pancratiuskerk. Deze dateert uit de tweede helft van de 19e eeuw. De beide torens van de kerk zijn vlak voor het einde van de Tweede Wereldoorlog door de Duitse Wehrmacht vernietigd. Ik heb niet kunnen vinden wat daar de zin van was. Voor de kerk is in de stadswal een Eiskeller gemaakt. Die is er nog steeds.
Hierna klopt er van de route in mijn boekje niets meer en volg ik blindelings de pijlen die mij een totaal andere route laten lopen. Wel kom ik na een aantal kilometer langs een opvallend gebouw, dat eenzaam ten noorden van Anholt in het landschap staat. Omdat ik niet weet wat dat voor een gebouw is, vraag ik dat aan een wandelend echtpaar dat mij achterop komt. Zij vertellen me dat het een kapel is en dat de heren van het kasteel Anholt daar werden begraven (of bijgezet). Dat laatste lijkt mij logischer. Weet ik dat ook weer.
Omdat de kapel echter niet op mijn wandelkaartje staat, weet ik nog steeds niet waar ik mij precies bevind. En dat is vervelend lopen. Maar gelukkig staat een golfterrein wel in mijn boekje en kan ik constateren dat ik al weer een paar kilometer op de route zit zoals die in mijn boekje is aangegeven. Een geruststelling. Een poosje wandel ik zelfs precies op de grens die hier slingerend door het landschap loopt. Ik kan me voorstellen dat cartografen er een punthoofd aan hebben overgehouden om al die kronkels op de juiste manier op papier te krijgen.
Ik heb ondertussen weer contact met Saak gekregen, die mij tegemoet loopt. Als de planning klopt, zullen we elkaar bij het kilometerpunt 381 tegen komen en zo blijkt even later, ‘daar mankeert geen koe aan’. Samen lopen we het laatste stuk naar onze bus, waarbij we nog over een blubberpad komen, maar ook langs een prachtig Openluchttheater (zie de foto’s), dat hier al 65 jaar ligt.
We lopen hier door het gebied Engbergen en zien Ulft in de verte liggen. Daar gaan we niet naar toe, want na een brug over de Oude IJssel slaan we rechtsaf en laten Ulft links liggen. Even later mogen we weer over de Oude IJssel en beklimmen we een heus rivierduin, waardoor het natuurgebied de naam Engbergen gekregen heeft (neem ik aan). 10.000 jaar geleden lag de bedding van de Oude IJssel regelmatig droog en werd het zand uit die bedding door de wind weggeblazen. Omdat de stuifduinen vooral op de oostoever liggen, mag men aannemen dat ook toen al de westenwinden overheersten.
Na Engbergen dalen we af naar onze bus die al van verre als een rode stip in het landschap zichtbaar is. Als we de beek Aa-strang zijn overgestoken is het nog maar een 100 meter. Ik ben nog nooit zo vroeg klaar geweest met mijn route (maar ook nog niet vaak zo vroeg begonnen) en het lukt ons daarna zelfs om binnen de twee uur naar huis te rijden. Voor vier uur lig ik thuis in de warme tobbe. En dat is echt heerlijk na zo’n wandeling. Nog twee etappes, dan zit het er op. Maar dat doen we pas volgend jaar.