11e etappe Van de Winkelscholtweg onder De Lutte naar de Huize Holterhoflaan bij Enschede (18 km)
3 – 11 – 2023
Omdat we voor vanavond een hotel geboekt hebben, stappen we pas om goed half tien in ons busje om naar het Twentse land te rijden. Hoewel de weersvooruitzichten bepaald niet optimaal zijn, wagen we het er op. En met het vooruitzicht dat we vanavond in ieder geval droog en warm zitten, is het wat gemakkelijker een regenbui te trotseren.
Na een rit van maar liefst 1 uur en 40 minuten (nooit geweten dat het oosten van Twente zo ver weg is) zijn we eindelijk op de Winkelscholtweg en parkeren we de bus op exact dezelfde plaats waar we twee weken terug ook stonden. Het is al half twaalf als we eindelijk de stoute wandelschoenen hebben aangetrokken en we beginnen aan de voor mij 18 kilometer lange etappe door de velden en dreven van het Twentse land.
Al na een paar honderd meter zijn we bij de N734. Daar moet we even linksaf en vervolgens rechtsaf langs een bosje op weg naar de Judithhoeve op landgoed de Snippert. Deze hoeve is van 1912 en genoemd naar de dochter van Helmich Benjamin Blijdenstein. Net als zijn vader Albert Jan Blijdenstein (een van de medeoprichters van de Nederlandse Heide Maatschappij in 1888) heeft hij een belangrijke rol gespeeld bij die organisatie. Helaas kwam Helmich in 1919 al op 50 jarige leeftijd te overlijden, waarna De Heidemaatschappij ter herinnering een gedenksteen bij de boerderij plaatste en een lindeboom plantte. Zowel boerderij, gedenksteen als lindeboom zijn opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst.
Vanaf de Judithhoeve in De Snippert loopt het Naoberpad enige kilometers langs en door het Haagse Bosch en het Landgoed het Oldenzaalsche Veen. Hoe de verschillende natuurgebieden er precies bij liggen heb ik niet kunnen ontdekken. Wel heb ik via Delpher kunnen vinden dat Albert Jan Blijdenstein al in 1880 het huidige Haagse Bos in handen had en waarschijnlijk ook de Snippert. In ieder geval was het Haagse Bos toen al bos want in 1880 lezen we in de krant dat er 100 percelen Eiken – Berken- en Elzenhakhout worden verkocht evenals ‘eenige perceelen dennen geschikt voor sleeten’ (= een afgehouwen boomstam)’. Bekend is dat de grove den in het verleden massaal als stuthout gebruikt werd in de mijnen. Dennenhout kraakt namelijk eerst voordat het knapt. Mijnwerkers konden dan nog op tijd weg komen als een mijn dreigde in te storten.
Omdat de houtproductie toen belangrijk was werd in ieder geval De Snippert (dat was toen nog een heidegebied) tussen 1892 en 1902 door de Heidemij ontgonnen. Het feit dat Albert jan Blijdenstein van 1889 tot zijn overlijden in 1896 voorzitter van de Heidemaatschappij was, zal daar zeker aan hebben bijgedragen. ‘Voor de wildstand en de houtproductie verrezen er in de Snippert bossen met eik, douglas, lariks en groove den. Beide gebieden zijn nu in eigendom van Natuurmonumenten die het gemengde bos langzaam omvormen tot een loofbos’.
En op 2 – 05 – 1892 lees ik in het Rotterdamsch Nieuwsblad: ‘In de gemeente Lonneker is de houtcultuur in de laatste jaren zeer toegenomen. Dezer dagen is door den heer Abraham Ledeboer , fabrikant te Enschedé, het zoogenaamde Oldenzaalsche veen gelegen in Lonneker aan de grens der gemeente Losser, van de gemeente Oldenzaal aangekocht voor de som van f 60,– de hectare (Hij betaalde totaal f 11.294.) Het perceel is aan één blok gelegen ter grootte van 188 hectaren. De heer Ledeboer is voornemens het geheel perceel met dennen te beplanten’.
Ledeboer was net als A. J. Blijdenstein een van de oprichters van de Heidemaatschappij. Ook hij liet dit gebied dus ontginnen en bebossen. Zelf heeft hij er niet veel plezier van gehad, want kort na de aankoop brak hij zijn been waarna hij ook nog een longontsteking opliep. Hieraan is hij op 11 januari 1897 overleden. Zijn weduwe heeft er voor gezorgd dat het werk werd afgemaakt, al heeft dat wel even geduurd. Want bouwde men er in 1897 al een theekoepel, pas na twintig jaar (1917) werd het park aangelegd.
En ach, al zoekend op Delpher (daarmee kun je heel veel oude kranten inzien) kwam ik ook nog een aardige anecdote tegen die ik u niet wil onthouden. Want wat las ik in het Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage van 12 – 1 – 1892: Vrijdagmiddag j.l. is onder Enschedé in de bosschen van den heer A. J. Blijdenstein , lid der Eerste kamer , gelegen bij de Lonnekerberg, in het zoogenaamde Haagsche Bosch , door een vijftal houthakkers een groot wild zwijn gezien. De arbeiders zetten het na, gewapend met bijlen en stokken en omsingelden het in een klein boschje doch het zwijn begon zoo ontzettend te knorren en nam zulk een dreigende houding aan, dat zij er bang voor werden en het ongedeerd uit het boschje lieten loopen, waarop het in de richting van de Lutte, gemeente Losser is verdwenen. Zaterdag hield een achttal jagers uit Enschedé een groote klopjacht, in de hoop het te zullen ontdekken, doch na een geheelen dag gezocht te hebben keerden zij onverrichter zake terug
En dan kom lopend door het bos plotseling bij een heus rijksmonument. Het is een driemarkensteen, die hier de Snippersteen wordt genoemd en die al in 1651 in het Luttermarkeboek wordt genoemd. Ik leg even mijn hand op de steen die erg veel moet hebben meegemaakt: o.a. de invallen (3x) van bisschop Bernhard von Galen (Bommen Berend) tussen 1656 en 1672. Prachtig dat zo’n op het oog simpele steen als een rijksmonument wordt aangemerkt. Daarom nog even wat achtergrondinformatie over dit monument: De zogenaamde Snippertsteen markeerde in vroegere tijden de grens tussen de Lonnekermarke, Luttermarke en Lossermark. Markestenen markeerden vroeger het grondgebied van kleine boerenkoninkrijkjes. Met het ontstaan van de gemeenten eindigde het doel van de markestenen als grenssteen’.
Citaat uit de Nieuwe Dinkellander van 17 februari 2014. ‘De definitieve grens tussen de gemeenten Losser en de toenmalige gemeente Lonneker werd bepaald op 10 april 1826. Op die dag ging een gezelschap op pad om in het veld de grens te inspecteren en vast te stellen. De landmeter van het kadaster, burgemeester G. Feuilleteau van Losser en burgemeester W.P.C. Greve van Lonneker werden daarbij vergezeld van vier aanwijzers, twee uit elke gemeente die goed van de grenssituaties op de hoogte waren. De grens werd nauwkeurig nagelopen van markesteen tot markesteen. Door de landmeter werd proces verbaal opgemaakt dat de basis vormde van de huidige gemeentegrenzen. Werd voorheen jaarlijks een ‘loakgang’ langs de markestenen gemaakt om te controleren of alle grensmarkeringen, het zogenaamde laken, nog wel op dezelfde plaats lagen, na de bepalingen van de gemeentegrenzen was dat niet meer nodig. De jaarlijks verplichte ‘loakgang’ raakte in vergetelheid en daarmee verdwenen in de loop der jaren ook markestenen uit het gezicht- en aandachtsveld’.
Na het oversteken van de Lossersestraat, de N732, word ik welkom geheten door een bord met daarop: Welkom bij Tip de Tip. Veel kon ik er niet over vinden, maar nog wel deze beschrijving van een boswachter: ‘Het gebied is vrij smal, daarom ook de naam ‘De Tip’ vermoed ik. ‘Klein maar fijn’ is hier van toepassing. Door de verschillende paden heb je het idee in een uitgestrekt bos te zijn. Bovendien is het heel erg afwisselend. Je vindt er veel naaldbomen maar ook dikke oude beuken met felgroene varens aan de voeten’. Die laatste heb ik niet meer gezien, maar dat lag meer aan het jaargetijde dan aan de varens. Overigens had men hier het Naoberpad danig verlegd. Ik liep nu namelijk dwars door de Tip, terwijl volgens mijn kaartje ik er omheen zou moeten lopen. Maar gelukkig was het hier goed aangegeven.
Daarna kom ik door Lindermaten: ‘Verspreid door het gebied liggen natuurakkertjes. Muizen, konijnen, vogels en andere kleine dieren vinden er een schuilplek en voedsel. In de vroege ochtend tref je ze misschien wel aan als ze zich tegoed doen aan zaden en plantjes. De felgele kleuren van akkerbloemen zoals klaproos, margriet en korenbloem trekken veel insecten aan. Aan de zuidzijde stroomt de Elsbeek. Door herinrichting heeft de beek meer ruimte gekregen en loopt nu vrijer door het landschap. Bij hoog water stroomt een deel van het bos en de graslanden vol, wat goed is voor een gevarieerde vegetatie. De slanke sleutelbloem is bijvoorbeeld een soort die graag natte voeten heeft. In het voorjaar is deze lichtgele bloem een van de eerste bloeiers’.
Mijn tocht door de landerijen is met Lindermaten echt begonnen, al is het niet zo dat ik door een kaal landschap loop. Mooie brede zandpaden met aan weerskanten houtwallen markeren hier het Twentse land. Maar ik kom ook langs een gigantisch autokerkhof. Wat dan gelukkig wel weer erg mooi is, is dat ik tweemaal de Elsbeek passeer, die hier prachtig door het landschap kronkelt.
Als ik eindelijk bij de grens kom, zie ik een oude grenspaal en krijg ik met een QR-code te lezen dat men hier na de oorlog een stukje niemandsland heeft gehad. Dit was ter bescherming van de Duitse bevolking, omdat de Twentenaren regelmatig op rooftocht naar Duitsland gingen om daar dakpannen te stelen. Daar was toen een schreeuwend te kort aan in Nederland door alle beschietingen die er geweest zijn. Net na de grens kom ik bij het voormalige klooster Glane Maria Vlucht, dat hier in 1665 werd gesticht door de zusters Franciscanessen van het Catharinaklooster in Almelo. Zij vluchtten hier naar toe omdat door de Reformatie in Twente het katholieke geloof niet mocht worden uitgeoefend. Bij de stichting van het klooster kregen zij hulp van de Bisschop van Münster die wij beter kennen onder zijn bijnaam Bommen Berend. Het klooster werd in 1811 opgeheven. Helaas is er van het gebouw weinig te zien, omdat het bijna aan het oog onttrokken wordt door de vele bomen en struiken.
Na anderhalf uur lopen door de landerijen kom ik met een slinger en vele slagen bij Glanerbrug. Die plaats ligt echt tegen de natuurlijke grens met Duitsland aan: de Glaner Beek. Aan de Duitse kant van de beek ligt de stad Gronau.
Hoewel de omgeving van Glanerbrug al in de prehistorie bewoond was, bodemvondsten bewijzen dat, begint er pas rond het jaar 1000 wat permanente bewoning te ontstaan. Toch heeft het nog tot 1888 geduurd voor het dorp zich stormachtig begon te ontwikkelen. In dat jaar begonnen de gebroeders Van Heek hun “Baumwollspinnerei Eilermark” vlak over de grens in Gronau. Tal van arbeiders uit de verarmde regio’s van ons land zoeken werk bij Eilermark en in andere textielfabrieken in Enschede en Gronau. Hoewel Glanerbrug als dorp dus enorm gegroeid is,raakt het steeds meer vergroeid met Enschede en wordt het als zodanig steeds meer als een voorstad gezien.
Als ik de Glanerbeek ben overgestoken, loop ik door een paar buitenwijken van Glanerbrug. De mensen zullen er ongetwijfeld met plezier wonen, maar als liefhebber van de cultuurhistorie is er voor mij weinig te halen. Bovendien klopt de beschrijving in mijn boekje voor geen meter, waarschijnlijk veroorzaakt door de nieuwbouw die hier na het uitkomen van het boekje is gepleegd. Gelukkig loop ik maar eenmaal even verkeerd en geven de verderop geplaatste aanwijzingen mij weer voldoende houvast. Maar veel is er niet te genieten en dus is het voor deze keer bijna een opluchting dat ik Glanerbrug verlaat en mij weer mag overgeven aan het Twentse land ten oosten van Enschede. Maar lang kan ik er vandaag niet van genieten, want al na twee kilometer moet ik het Naoberpad verlaten en ga ik op weg naar Hotel – Restaurant Hölterhof. De steenkoude nacht op camping Witte Berg heeft z’n sporen nagelaten. Want onder het motto ‘het moet wel leuk blijven’ hebben we dan ook het hotel geboekt. Slapen we vast warmer.