10 – 4 – 2024
11 De laatste etappe van Reahûs naar Bolsward 19,5 km
We maken er deze dag een middagsessie van en vertrekken pas om 12.40 uit Oldeberkoop. Even voor half twee zet ik de bus op de parkeerplaats bij de Sint Martinuskerk in Reahûs. Deze kerk is hier in 1892 gebouwd. Voor de liefhebbers die willen zien hoe de prachtige kerk er van binnen uit ziet, verwijs ik naar de volgende link. Die moet je in zijn geheel kopiëren en in Google plakken. : https://reliwiki.nl/index.php/Reahus,_Slypsterwei_3_-_Martinus
Als je deze site hebt bekeken, ga je naar de externe links en klik je op de derde link (meer afbeeldingen op Wikimedia). Het is echt de moeite waard het interieur te bekijken. Jammer is alleen dat niet alle schilderijen er op staan. En wat ook jammer is, is dat de kerk nog steeds te maken heeft met verzakkingen. Hopelijk weet men dat binnenkort te ondervangen.
De kerk (gebouwd in 1892) is vernoemd naar Sint Martinus, de heilige bisschop van Tours in Frankrijk. Die is vooral bekend geworden door zijn daad van barmhartigheid, toen hij als Romeins militair, op een koude dag, bij de stadspoort van Amiens zijn rode soldatenmantel deelde met een arme naakte bedelaar.
Omdat het zo’n prachtige kerk is, lopen we er naar toe om te kijken of we er in kunnen. Tot onze verrassing staat de deur uitnodigend op een kier en we kunnen zo naar binnen. We staan ons nog maar net te verwonderen over de pracht en praal als we achter in de kerk wat gestommel horen. Even later komt er een man op ons toe. Het blijkt Karel Andringa te zijn, de oud-directeur van de katholieke basisschool van Reahûs. Hij doet vrijwilligerswerk voor de kerk. We raken met hem in gesprek en we komen van Karel o.a. te weten dat de schilderijen aan de wand zijn gemaakt door Otto de Boer. Deze kunstschilder werd in 1797 in Woudsend geboren en is in 1856 in Leeuwarden gestorven. Hij staat bekend als schilder van portretten en altaarstukken. Karel laat ons ook een beeldje van Martinus zien dat al uit het midden van de 15e eeuw dateert. Het staat veilig achter glas en mist een arm, maar is verder nog redelijk gaaf. Wat moet zo’n beeldje al veel hebben meegemaakt en wat is het een wonder dat het nu in Reahûs voor iedereen te bezichtigen is. (Omdat een beeld achter glas moeilijk te fotograferen is, krijg ik later thuis nog een foto van Karel, die hijzelf heeft gemaakt toen het beeld even niet achter glas stond. Prachtig.)
Op de preekstoel vind je een beeld van Martinus met een gans. Het verhaal er achter is dat toen Martinus tot bisschop benoemd zou worden, hij zich verstopte in een ganzenhok, omdat hij zichzelf niet waardig genoeg voor dat ambt vond. Toen zijn aanhangers hem gingen zoeken, gingen de ganzen te keer waardoor zijn schuilplaats ontdekt werd. Zo kwam het dat hij alsnog tot bisschop gewijd kon worden.
Reahûs
Het dorp is als gehucht vanuit Easterein ontstaan en dat had alles te maken met de geschiedenis van de Rooms Katholieke parochie en de Reformatie. Dat komt als volgt: In 1580 (het jaar van de Reformatie of Hervorming) mocht pastoor Dominicus niet meer voorgaan in de kerk van Easterein. Hij kreeg een klein pensioentje en vertrok naar de Pôlle bij Sânlean waar een paar boerderijen stonden en waar hij stiekem doorging met preken. Daarna had men een schuilkerk in de Bonga State bij Easterein. Dit gebouw had een blauw dak en werd ook wel Het Blauwe Huis genoemd. Toen de volgende schuilkerk in een gebouw zat met een rood dak werd dat huis Rood Huis genoemd, de naamgever van het huidige dorp Reahûs. Het moet toen ‘in the middle of nowhere’ hebben gestaan. Bij dit huis ontstond al snel een katholiek buurtje. Pastoor Ignatius Cramers, die preekte in Rood Huis, wordt beschouwd als de stichter van Reahûs.
Na de bouw van de kerk ontwikkelde het dorp zich verder en kreeg het in 1922 de Sint Bonifaciusschool. Pas op 2 mei 1955 krijgt de plaats officieel de dorpsstatus. Het dorp telt ongeveer 180 inwoners.
Door Reahûs lopen twee belangrijke wegen. Ten eerste een waterweg: de Franekervaart en ten tweede, haaks daarop, de Slachtedyk. De Slachtedyk stamt uit de tijd van de bedijking van de Middelsee, rond de 11de en 12de de eeuw.
Ik verlaat Reahûs en begin mijn tocht door de landerijen naar Tirns. Onderweg passeer ik een boerderij, met daar tegenover een paardenbak. Volgens Karel Andringa stond precies op die plaats het Rood Huis. Een plaats met een geschiedenis, waar wel enige aandacht aan besteed mag worden.
Even verderop zie ik vlakbij een bruggetje midden in de landerijen een hokje staan met daarop het woord ‘Molke’. Je kunt daar zelf melk tappen en er staan ook nog wat boeken
Hierna ga ik over het bruggetje dat over de Sypstervaart ligt en loop over een fietspad naar Tirns. Naast het fietspad wordt gewerkt en ik kan mooi zien dat het pure klei is waar in gegraven wordt. Hierna kom ik op de weg en ben ik al snel in Tirns. Veel voorzieningen zal het dorp niet hebben, maar wel een ijsbaan zie ik als ik het dorp in loop.
Tirns
Het dorp is ontstaan op een terp in de zuidelijke Hemdijk van de Middelzee. Van de terp is weinig meer terug te vinden. In de 13e eeuw werd de plaats vermeld als Terdenghe dat men verklaart als ‘bij de lieden van de persoon Teerd’.
Van 1406 tot 1572 staat bij Tirns het klooster Thabor, dat toebehoorde aan de Augustijnen. Zij leefden volgens de kloosterregel van Augustinus en streefden naar een innerlijke harmonie met God. Het werd in 1406 gesticht en is in 1572 verwoest.. Een van de bekendste mensen was Worp van Thabor die hier in 1523 prior was. Mede door hem werd het een centrum voor de Friese geschiedschrijving.
De monniken van Thabor hebben er mede voor gezorgd dat er dijken in de toenmalige Middelzee zijn aangelegd. Deze dijken zijn nog altijd in het landschap aanwezig. De orde werd in 1580 opgeheven.
Door de vondst van o.a. een vikingring en een puntertje wordt geconcludeerd dat Tirns vroeger mogelijk een haventje had.
De huidige Hervormde (PKN) kerk dateert uit 1699 en verving een oudere kerk die gewijd was aan de heilige Lambertus. De westgevel en de geveltoren dateren uit 1827. Pas in 1999 kreeg de kerk een orgel, dat afkomstig is uit de voormalige Gereformeerde kerk van Oppenhuizen
Verder heeft Tirns nog een Amerikaanse windmotor en in navolging van de elf steden sinds 2018 een eigen fontein. Deze heeft de vorm van een ooievaar en heet de Ontlading. Hij staat in de vaart dicht tegen de brug aan, met als gevolg dat ik het arme beest volkomen over de kop gekeken heb.
Ik passeer de brug over de Franekervaart en loop even over rustige weggetjes naar De Kliuw. Als ik daar naar toe loop, ontwaar ik midden in die groene omgeving een rood rechthoekje. Saak staat daar aan een landweggetje. We zwaaien nog even naar lekaar, want ik kom er niet langs.
De Kliuw zelf is maar een buurtje, waar ik zo doorheen ben. Het duurt daarna niet lang meer of ik kom bij een weggetje met de naam Oldeclooster. Op de plaats waar nu twee boerderijen staan, stond vroeger het klooster Bloemkamp.
Het is in 1191 vanuit het Klooster Klaarkamp (in Rinsumageest) gesticht en kreeg op veel plaatsen land in bezit (onder meer door inpoldering van stukken Middelzee). Ook bezat het een aantal kerken.
In 1233 werd door Dodo, de toenmalige abt van Bloemkamp het vrouwenklooster Nijeklooster gesticht bij Scharnegoutum. Daar hield men zich ook met de dijken bezig. De naam Doddo komt mij bekend voor en dat is niet voor niets. Tijden het lopen van het Jabikspaad kwam ik bij Haskerdijken langs de kapel van Dodo en door een bosje waarin aandacht aan deze man besteed wordt. De letters DODO zijn vanuit de lucht te lezen volgens een bericht, maar om eerlijk te zijn, heb ik die op Google Earth niet kunnen vinden.
In de 14e eeuw koos het klooster partij voor de Schieringers in het geschil tussen de Schieringers en Vetkopers.
In april 1535, op tweede paasdag, werd het klooster bezet door 300 Wederdopers, die er zich verschansten tegen de vervolging door het Habsburgse bestuur. Stadhouder Georg Schenck van Toutenburg riep de Landstorm op en sloeg een beleg rond het klooster, dat tien dagen duurde. Honderd mensen vonden daarbij de dood. Toen het complex ten slotte werd ingenomen, werden er nog 24 Wederdopers opgehangen en 15 onthoofd. Dit gebeuren staat bekend als het Beleg van Oldeklooster.
In 1572 werd het klooster door de Geuzen overmeesterd, geplunderd en verwoest. In de kerk van Hidaard bevindt zich het graf van de laatste abt, Thomas van Groningen.
Helaas is er niets van de kloostergebouwen bewaard gebleven, maar de naam Oldeklooster bestaat nog steeds. En aardig is dat men er een bezinningsplek heeft ingericht. Dat ziet er mooi uit en je krijgt een goed beeld van hoe het klooster er vroeger heeft uitgezien: een indrukwekkend gebouw, dat het hier 381 jaar heeft volgehouden.
Omdat ik wel wilde weten, waarom men nu juist daar een klooster gebouwd heeft, keek ik even op AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland). Je kunt daarop van heel Nederland zien waar het hoger en lager is. Dat is dan wel de wereld van nu, maar duidelijk is te zien dat het gebied waarop het klooster stond al van nature wat hoger ligt dan de omgeving. Daarnaast stond het klooster ook nog op een terp, die helaas is afgegraven. Het klooster werd dus omringd door laagtes en dat was strategisch gezien geen slechte keuze. Toch heeft die ligging niet kunnen verhinderen dat het klooster meerdere keren werd aangevallen en in 1572 werd verwoest.
De naam klooster leeft nu nog voort door de namen: Kleasterfeart en de wegen Oldeclooster en Kloosterweg. En zelfs de naam van de windmotor ten noorden van Bloemkamp heeft met het klooster te maken: Windmotor Polder Monnikehuis
Vanaf Bloemkamp loop ik verder over de Oldeclooster en krijg daar te maken met een ernstige bedreiging. Als ik namelijk een foto neem van een broedende zwaan, komt vlak daarna het mannetje met gespreide vleugels op mij af gestormd. Gelukkig remt het beest op tijd af en blijft het bij een bedreiging. En om eerlijk te zijn ben ik daar niet rouwig om, omdat zo’n mannetjeszwaan best veel kracht heeft en je lelijk kan verwonden.
Maar ik heb het overleefd en loop even later over een ‘graspad’ langs de Kleasterfeart naar de Kloosterweg en vandaar over de Doniaweg naar Burchwert,
Burchwert
Allereerst mijn excuses dat ik de naam Burchwert op de foto’s verkeerd heb gespeld. (Ik krijg het er niet meer af.) Door twee namen voor één en hetzelfde dorp te gebruiken heb ik twee spellingswijzen door elkaar gehaald. Ben overigens al jaren tegenstander van die dubbele benamingen. Burgwerd is sinds 2007 officieel Burchwert. Schrijf dan ook die Friese naam op het bord. Mensen zijn er zo aan gewend. (Moest ik even kwijt.)
Het dorp Burchwert is ontstaan uit een nederzetting in het kwelderlandschap, toen de zee hier nog vrij spel had en door slenken, geulen en prielen ver het land binnendrong. Enkele eeuwen voor onze jaartelling vestigden zich hier al mensen op de kwelderwallen. In perioden waarin het zeewater steeg, verhoogden ze hun nederzettingen. Zo ontstonden de voor dit landschap zo karakteristieke terpen. Burchwert behoort tot de oudste, de zogenaamde eerste generatie terpen. Toen er nog geen zeedijken waren, kwam het water met eb en vloed via de slenken en geulen het land in en als het hoog water was, dan liep het land onder. In de 10e eeuw zijn hier in de omgeving de eerste dijken aangelegd. In Westergo werd daarna begonnen met het aanleggen van een aantal polders. Dit gebeurde door de verschillende terpen met een dijk met elkaar te verbinden. In Wûnseradiel ontstond zo de polder Hartwerd – Witmarsum (Dieperterhem).
Doordat men het over het onderhoud van de dijken vaak niet met elkaar eens was, werden de dijken verwaarloosd en ontstonden er dijkdoorbraken. In de 13e eeuw 20 maal, in de 14e eeuw 8 maal, in de 15e eeuw 15 maal en in de 16e eeuw 20 maal.
In 1533 werd het onderhoud aan de dijken geregeld bij het “Groot Arbitrament” door de stadhouder van Karel V genaamd George Schenck van Toutenburg. Verschillende gemeenten kregen toen een stuk dijk in onderhoud. Hoewel het ‘Groot Arbitrament’ een einde moest maken aan de strijd over het onderhoud van de dijken, bleef er onenigheid. Zo kwam het in 1570 tot een grote ramp bij de Allerheiligenvloed. Hierna werden de zeedijken wel verbeterd.
Ik loop over de Doniaweg Burchwert in en vindt een groot bord langs de weg waarin wordt ingegaan op de geschiedenis van de Doniastate (er staat nu een boerderij op die plaats). Al in 1424 werd de state genoemd: “By der tzercka tho Borghwerth deer van aldis heet tho Doyngha ende nu haet Nye Ockyngha”. (Bij de kerk te Burgwerd die van ouds heet Donia en nu Nieuw Ockinga.). In 1752 werd de state verkocht aan Gilles Mesdag. Hij behield het vis- en jachtrecht maar tot zijn spijt niet het recht op de zwanenjacht. Een aardig verhaal is dat de Mesdagen zich als aristocraten gedroegen. Zij verkregen een eigen grafkelder in de kerk en de begrafenis van Gilles geschiedde dan ook met de nodige statie. Na een lange reis werd de kist drie maal rond de kerk gedragen alvorens hij werd bijgezet in het familiegraf.
In de 19e eeuw werd gekscherend opgemerkt dat de Mesdagen na hun overlijden schipper waren geworden, aangezien de kelder veelvuldig onder water stond.
Omdat er in Burchwert maar één brug over de Boalserter Feart ligt, neem ik het hele dorp mee, voor ik over de vaart kan. Daarna loop ik fluitend langs de vaart naar Bolsward. Vlak voor de stad zie ik een bekend persoon naderen. Saak is mij vanuit Bolsward tegemoet gelopen. Als we daarna samen de stad bereiken zijn we nog niet op het eindpunt. We moeten nog 3,5 km door de stad banjeren voor we bij de bus zijn. Maar dat is geen straf.
Bolsward
Even een stukje geschiedenis: De stad is ontstaan vanuit drie terpen aan een zijtak van de Marne (die naar de Zuiderzee liep). De meest noordelijk terp werd rond het begin van de jaartelling op een oeverwal opgeworpen. Hierop verrees in de 11de eeuw de St.-Martinikerk. Op enige afstand ten zuiden hiervan ontstond in de 8ste een tweede langgerekte terp met als kern de huidige Hoogstraat en Heeremastraat. En vóór de 12de eeuw werd deze handelsterp uitgebreid met een tweede hoogte (derde terp).
In de 12de eeuw werd de Marnedijk aangelegd
Bolsward kende vanaf 1281 een Franciskaner (Minderbroeders) Klooster en kreeg daarna nog kloosters voor de Begijnen en de Witheren: Dit zijn Norbertijnen die ook wel Premonstatenzers worden genoemd. De naam Witheren komt doordat de Norbertijnen een wit habijt droegen. En voor de liefhebbers: De Norbertijnen leven volgens de regel van Augustinus. Hun leuze luidt: ad omne opus bonum paratus (‘tot elk goed werk bereid’). Alle drie kloosterordes werden tijdens de reformatie in 1580 opgeheven. Uiteindelijk bleef alleen de Broerekerk bewaard. Deze kerk werd in de 13de eeuw gebouwd als kloosterkerk van de Minderbroeders.
Als Hervormde kerk deed hij daarna dienst tot 1970. Een brand op 8 mei 1980, maakte van de kerk een ruïne. Om die te beschermen werd er in 2006 een glazen overkapping over aangebracht.
Bolsward maakte in de 15e eeuw een bloeiperiode door ondanks een grote stadsbrand in 1475. De plaats werd de belangrijkste van Westergo, o.a. doordat het in 1412 deel ging uitmaken van de Hanze en Bolsward in 1455 stadsrechten kreeg. Omdat de stad steeds belangrijker werd, werd de rond 1380 aangelegde omwalling van de stad in het begin van de 16de eeuw versterkt en voorzien van een dubbele omgrachting..
Hoewel door de verzanding van de Marne deze waterweg niet meer te gebruiken was, bleef de stad via de Makkumervaart met de Zuiderzee verbonden. Er werden toen veel veeteeltproducten uitgevoerd. Toen de Bolswarder handel zich in de 17de eeuw op Amsterdam ging richten, bracht dit grote welvaart. Er werden trekvaarten aangelegd naar Workum (1620) en Leeuwarden (1648).
Na een periode van neergang nam de welvaart in de loop van de 18e eeuw weer toe dankzij stijgende boterprijzen.
Helaas zijn de stadspoorten tussen 1823 en 1827 gesloopt en verdwenen na 1874 ook de stadswallen, op het Hoog Bolwerk na.
In de 19e eeuw kreeg men verharde wegen naar Sneek en Workum en kwam de stad in 1882 zelfs te liggen aan de tramlijn Sneek – Harlingen. In 1907-’08 kwam er een tramstation aan de Snekerstraat (gesloopt rond 1990). De tramlijn werd in 1948 opgeheven. In de binnenstad werden in 1896 enkele grachten gedempt, met als belangrijkste de Bargefenne en de Skilwyk.
Ja er werd wat afgesloopt in Bolsward. Ik noem dat vaak een vorm van gelegaliseerde vernieling. Zo werd in 1969 de oude Geref. kerk (1889) gesloopt, waardoor er ruimte ontstond voor een plein (een parkeerterrein): het huidige Raadhuisplein. Maar gelukkig is er nog veel overeind gebleven en heeft Bolsward een beschermd stadsgezicht.
We lopen door de binnenstad van Bolsward en passeren het voormalige raadhuis. Ik ontkom er niet aan om daarover iets op te schrijven, omdat het zo’n prachtig gebouw is: De ontwerper en bouwmeester is Jacob Gysberts, de vader van de Friese dichter Gysbert Japicx. Het raadhuis werd gebouwd in de jaren 1614 – 1617 in de stijl van het Fries maniërisme. Het verving een gebouw uit 1474. Het stadhuis heeft een achtkantige toren met een luidklok (1619). Op de grote klok van het klokkenspel staat het volgende randschrift: Tel zorgvuldig de uren welke mijn stem verkondigt: een van die vele zal uw laatste zijn.
In het souterrain bevond zich een waag. Er hangt nog een grote weegschaal. De gevangenpoort leidde naar de gevangenis boven in het gebouw. Onder de zolder van de toren bevindt zich een Oudheidkamer.
Bolsward is in 2011 opgegaan in de gemeente Súdwest-Fryslân. Werd het gebouw daarna nauwelijks meer gebruikt, in 2021 werd het stadhuis na een verbouwing in gebruik genomen als gemeentekantoor en als cultureel centrum.
Daarna is het een kwestie van even doorlopen (zie de foto’s). Als we eindelijk bij het punt komen waar ik ben begonnen met het Sint Odulphuspad, maak ik nog een foto en steken we de weg over. Bij het Wokrestaurant vieren we het einde van deze route, waar ik met gemengde gevoelens op terug kijk. Er zaten prachtige stukken in, maar de route liep ook tientallen kilometers over al langer bestaande routes zoals het Elfstedenpad en het Groot Frieslandpad. Ook laat men je rustig een route tweemaal lopen en ik ben zelfs driemaal door Oudega gekomen. Verder was de omschrijving summier en ontbrak er hier en daar nog wel eens een aanwijzing. Maar laat ik positief eindigen. De laatste etappes gingen door een streek die ik totaal niet kende en daar heb ik erg van genoten. Van sommige plaatsjes had ik zelfs nog nooit gehoord en bleken er soms prachtig bij te liggen. Ook de vergezichten met de hier en daar opdoemende kerkjes zijn prachtig, vooral als je midden door de landerijen loopt. Wil je die kerkjes goed kunnen zien, loop dan in de winter of het vroege voorjaar. Heel veel kerkjes zijn namelijk door bomen omringd. Dat heeft zijn charme, maar je ziet daardoor in de zomer soms nauwelijks de kerk staan. Maar toegegeven, als het een beetje warmer is, loopt het wel zo fijn, al heb ik door het zachte winterweer weinig last van de kou gehad. In ieder geval heb ik Friesland weer beter leren kennen. Op naar de volgende route: een gedeelte van het Kustpad, dat ik van Bad Nieuweschans naar Harlingen ga lopen.
En o ja, het eten in het Wokrestaurant was voortreffelijk.