9 Van Boazum naar Baard

9 Van Boazum naar Baard

26 – 3 – 2024

9e etappe Van Boazum naar Baard 25 km

Het is kwart voor negen als Saak en ik in Boazum de koffie op hebben en ons klaar maken voor de 9e etappe, die mij ijs en weder dienende naar Baard brengt. Geen Elfsteden-, maar een Elfdorpentocht. Het wordt een wandeling door het voormalige Westergo dat in de Middeleeuwen bijna in zijn geheel een eiland was (nooit geweten). Bij de foto’s staat een kaartje van de situatie van voor de inpoldering van de Middelzee .

Boazum

We lopen het dorp uit en gaan even buiten Boazum over een bruggetje richting De Zwette. Daar komen we uit op het Zwettepaed.
Omdat ik de vorige keer weinig over Boazum verteld heb hier nog enige gegevens over deze plaats: Allereerst de naam. Hiervoor vond ik twee verklaringen. Het kan zijn dat het de woonplaats was van het geslacht Bozinga, maar het kan ook zijn dat het komt van  ‘lieden die bij de koestal wonen’, Want het Oudfriese bôs betekent ‘koestal’. Dacht ik altijd dat de uitgang um wat met een terp te maken had, ik ben er nu achter dat um afkomstig is van hem en woonplaats betekent. (En daarnaast heeft het ook nog de betekenis van buitendijks land.)

In ieder geval ging de strijd tussen de de Schieringers en de Vetkopers, beide kloosterordes, ook Boazum niet voorbij. Want in 1465 werd bij Boazum een veldslag geleverd tussen de Schieringers onder leiding van Agge Donia en de Vetkopers onder leiding van Inge Galama van Coudum, waarbij Agge werd verslagen. Dik dertig jaar later onderwierpen de Schieringers zich aan de saksische potestaat (legeraanvoerder) en gubernator (bestuurder) Albrecht van Saksen, om zo de Vetkopers het hoofd te kunnen bieden.
Boazum lag vlakbij de oude Middelzee en er liep vroeger vanaf het dorp een riviertje naar toe. De Boazumervaart kan een latere voortzetting van dit stroompje zijn. In ieder geval was deze vaart van groot belang voor de scheepvaart.
Het dorp ligt op een zeer grote terp. Volgens sommige geschiedschrijvers zelfs op twee terpen. Aan de zuidkant van de terp lag het slot van Walta. De Walta’s werden toentertijd de heren van Boazum genoemd. Het slot is in 1839 afgebroken. Je vindt er nu de Sythiema – state die oorspronkelijk in Hallum stond. Vroeger gebeurde het wel vaker dat gebouwen werden afgebroken en ergens anders weer werden opgebouwd. Materiaal was toen verhoudingsgewijs veel duurder dan arbeidsloon. 
Vermeldenswaard is nog dat Boazum vanaf 1883 tot 1944 zelfs een station had aan de spoorlijn Leeuwarden-Stavoren. Het stationsgebouw is in 1958 afgebroken.

En verder heeft Boazum nog altijd ’Windmotor de Kleiterpstermolen’, al ligt die wel bijna 2 kilometer buiten het dorp. De molen van het merk Herkules (officieel  “Herkules Metallicus Windturbine”) is in 1920 in Duitsland gefabriceerd door de “Vereinigte Windturbine Werke AG” te Dresden. We lopen er op 100 meter langs, maar net als we van dichtbij een mooie foto willen maken, draait hij op de wind en zien we alleen maar de zijkant. In ieder geval is het een indrukwekkende molen, met maar liefst 30 bladen aan het windrad.

Nadat we de molen zijn gepasseerd lopen we verder over het Zwettepaed langs de Zwette (wereldberoemd door de Elfstedentocht).
Vlak voor Easterwierrum neem ik afscheid van Saak en loop even later het dorp in.

Easterwierrum/oosterwierum (met één r) in het Nederlands.

Het dorp wordt in 1275 aangehaald als Werum. Het dorp is ontstaan op de plek van de huidige buurtschap Tsjerkebuorren ( 500 meter ten noorden van het huidige Easterwierrum), dat in 1319 werd vermeld als Aesterwerum. Die buurtschap is ontstaan op een terp. Op deze terp stond een kerk, waarvan alleen de Kerktoren is overgebleven. (Ik vertel daar straks wel wat meer over.) In de 16e eeuw ontstaat ten zuiden van de terp een nieuwe buurtschap. De oorspronkelijke terp werd vervolgens Oosterwierum Hoochterp (Easterwierrum Heechterp) genoemd.

Het huidige dorp is ontstaan bij een brug. In 1840 werd de buurt Oosterwierrummer Bruggebuurt genoemd en werd de terp Kerkburen (Tsjerkebuorren)  genoemd. Het buurtje bij de brug groeide in de 20ste eeuw uit tot een komdorp (bij de kruising van weg en vaart).

In het dorp zijn twee kerken te vinden, de rooms-katholieke Sint-Wirokerk uit 1925 en de Hervormde kerk uit 1902.
De neogotische Sint-Wirokerk was de opvolger van een kerk uit 1792. De Hervormde kerk is gebouwd als vervanger van de in 1905 afgebroken kerk van Tsjerkebuorren. Daar kom ik straks langs.
Dat Easterwierrum niet geïsoleerd lag bewijzen de munten die hier vooral langs de Zwette zijn gevonden. Al in de late middeleeuwen verloren mensen hier geld, dat ze later vooral bij de aanleg van het fietspad weer teruggevonden hebben. Het pad langs de Zwette (vroeger een jaagpad) was kortom eeuwenlang de Kalverstraat van Easterwierrum. Een jaagpad/trekpad werd vroeger gebruikt om schepen met een paard of met menskracht vooruit te trekken bij ongunstige wind of tegenstroom.

Aan het eind van het dorp moet ik mij eerst over een tegelpaadje langs dorpshuis de Tysker wringen (een beetje overdreven) voor ik de landerijen te noorden van Easterwierrum induik. Van een pad is daar geen sprake en ik oriënteer mij op de bruggetjes die hier en daar hun leuning boven het maaiveld uitsteken. Zo kom ik achter de terp van Tsjerkebuorren terecht waar ik haast wadend door het weiland loop. (Ik had gewoon na het laatste bruggetje wat links moeten aanhouden dan had ik de ergste plassen ontweken. Maar dat is wijsheid achteraf).  

Tsjerkebuorren

Het is echt een prachtige ruimte daar bij de toren op de terp van Tsjerkebuorren. Niet voor niets is deze plaats door de toenmalige koningin Beatrix bezocht. De terp was vroeger veel groter. De afgegraven grond is vooral naar Zuid-Friesland gegaan om daar het land vruchtbaarder te maken. In 1903 is de kerk afgebroken waardoor de ‘rijke stinkerds’ uit de 16e eeuw (zo werden de mensen genoemd die in de kerk werden begraven), nu net als ieder ander gewoon in de open lucht liggen. De kerk was van de 12e eeuw en de torenspits is van de 18e eeuw, omdat men toen de hoogte in wilde. De begraafplaats rond de toren wordt nog altijd gebruikt.
Ik hoop niet dat ik het kerkhof onteer, maar ik ben zo vrij om even op het bankje te gaan zitten om wat te eten en te drinken en te genieten van het uitzicht.

Hierna loop ik naar Mantgum waar ik onderweg nog een tweede Hercules zie staan.

Mantgum

Het dorp is ontstaan op een terp aan de Westelijke oever van de Middelzee. Een deel van de terp is afgegraven. Het dorp werd in de 13e eeuw vermeld als Mantingum, De naam zou verwijzen naar de woonplaats (heem/um) van het geslacht Mantinge, of Mantinga. Tot het dorpsgebied behoren ook de buurtschappen Tsjeintgum en Skillaerd. Tussen 1908 en 1984 was Mantgum de hoofdplaats van de gemeente Baarderadeel. Nu hoort het bij de gemeente Leeuwarden.

Al snel loop ik in Mantgum langs de opvallend bepleisterde Mariakerk. Deze dateert uit circa 1500. De kerk verving een oudere kerk, die uit circa 1200 stamde. In de 19e eeuw heeft de kerk diverse veranderingen ondergaan.
In het dorp zie ik een paar prachtige huizen en dat is geen wonder, want Mantgum trok vanouds veel renteniers aan. De dorpskom van Mantgum is dan ook niet voor niets aangewezen als beschermd dorpsgezicht.
Omdat ik in Mantgum al snel rechtsaf moet zie ik verder niet veel van het dorp. Wel kom ik langs het Multifunctioneel Centrum de Wjukken. Dit gigantische gebouw is met eigen mankracht uit het dorp gebouwd en dat is zondermeer een prestatie van formaat. Daarna ben ik ook zo het dorp weer uit en loop ik door een klaphek recht op een boerderij aan. Ik ben hier eerder geweest en moest toen over het erf. Zo staat het ook nog aangegeven, maar je kunt nu om het erf heen door gewoon het betonpad (Jabikspaad staat er op een bordje aan het begin) te volgen.
Daarna loop ik over de Arsumerdyk naar Jorwert waar ik word verwelkomd door een zee van narcissen. Op een bankje bij de bloemen pauzeer ik even en loop daarna het dorp in. Op de Master Fopmawei kom ik een paard en wagen tegen met een bellende koetsier. Dat zag je vroeger niet.  

Jorwert

Maar laat ik eerst even wat over de geschiedenis van Jorwert vertellen: In vroeger tijd heette het terpdorp “Everwirdt” (de Wierde van Evert, een everzwijn). Evert was het totemdier van de vereerders van de god Freyr die bij de Friezen hoog in ere stond.
In Jorwert verrees in de elfde eeuw een grote uit tufsteen opgetrokken kerk. De naam van de kerk Redbadtsjerke stamt af van Sint Radboud, die van 899 tot 917 bisschop van Utrecht was. (En dus niet van koning Redbad, die rond 700 de heidense koning der Friezen was.) De tufstenen kerk kent zowel Romaanse als Gotische stijlkenmerken, mede het gevolg van de vele restauraties.  
Wat ik niet kende was dat de kerk van Jorwert in de late Middeleeuwen het seendrecht (kerkelijke rechtbank) kreeg. De term “seend” is afgeleid van synode. Een seend behandelde zaken rond ontucht en overspel, maar behandelde ook aanklachten wegens ketterij en deed aan de bestrijding van hekserij. Omdat de kerk ook nog de hoofdkerk van het gebied was, werd Jorwert het centrum van de wereldlijke en geestelijke macht.
In ieder geval is Jorwert al heel oud, want het amulet van Jorwert (waarschijnlijk verloren door een pelgrim), dateert al uit de 9e eeuw. Het is te bezichtigen in het Fries museum.

In Jorwert maak ik een foto van ’t Skriuwershûske, waar Geert Mak zijn bekende boek ‘Hoe God verdween uit Jorwert’ heeft geschreven. Men is er druk aan het werk.
Het plaatselijke café ‘Het Wapen van Baarderadeel’, staat er nog prachtig bij evenals de Sint-Radboudkerk. Alleen word ik wat teleurgesteld door het opschrift boven de kerkdeur: ‘Treet dit heiligdom binnen o zondaar. God wil uw vader wezen.’ Nou hoeft dat laatste van mij niet, maar omdat ik blijkbaar ook als een zondaar wordt beschouwd, neem ik de moeite om naar de deur te lopen om even binnen te kijken. Maar of onze lieve Heer of het kerkbestuur wil mij er niet in hebben, want de deur zit op slot. Kortom deze teleurgestelde zondaar verlaat even later de kern van dit mooie dorpje bij de brug over de Jorwerterfeart zonder het Heiligdom betreden te hebben.
Wat mij nog opvalt is dat men het piepkleine haventje bij de brug ‘Haven de Frachtsleat’ heeft genoemd, terwijl er nauwelijks een praam kan liggen. Grote vrachten zullen er niet binnen gekomen zijn.

Over de Jaenbuorren loop ik daarna richting Fûns, Aan deze weg ligt een boerderij met de intrigerende naam ‘Trije Stegers Hout’. Ik heb niet kunnen vinden waarom het die naam heeft gekregen, maar wie het weet mag het zeggen.

Fûns

Niet lang daarna sla ik af naar Fûns, een buurtschap dat vermoedelijk vernoemd is naar de familie Fonds, en net als alle dorpen hier is ontstaan op een terp. De buurtschap bestaat uit een paar huizen en een viertal boerderijen, zodat ik er door ben voor ik er erg in heb.  .

Na Fûns moet ik over een bruggetje en door een klaphek en duik weer bijna letterlijk de landerijen in. Van een pad is hier ook geen sprake. Gelukkig zijn de bruggetjes goed te vinden en ik kom door een schapenweide bij Hilaard, waar ik volgens mijn boekje ‘rechtsaf moet en de bordjes van het Sint Odulphuspad moet volgen. Ik verlaat daar dus de knooppuntenroute.

Hilaard

Als ik bij Hilaard kom en rechtsaf kan, zie ik met de beste wil van de wereld geen enkele aanwijzing en dus loop ik nog even verder het dorp in. Ik passeer daarbij een prachtig pand met op de gevel het ‘stokoude’ opschrift: ‘Auke Bakker Electric Smederij Annex Rijwielen’. Maar als ik nog wat verder loop, wordt het mij duidelijk dat ik echt de eerste afslag moet hebben en dus ga ik terug en loop (nu) linksaf over de Van Aylvaleane het dorp weer uit. (Van Aylva was onze legeraanvoerder tijdens het rampjaar 1672 toen wij tegen de Münsterse troepen van Bommen Berend vochten. Maar ik weet niet of deze straat echt naar hem vernoemd is.) In ieder geval passeer ik op deze straat de Koptisch Orthodoxe Kerk, die hier sinds 2000 in de oude gereformeerde kerk (van 1888) is gevestigd. (In Nederland wonen ongeveer 7000 kopten.) Omdat ik nog steeds geen enkele aanwijzing heb gevonden dat ik goed zit, vraag ik toch maar even aan een welwillende fietser of ik zo op het Odulphuspad richting Boksum loop. “Dat weet ik niet, zegt de aardige man, maar ik weet wel dat je over 400 meter  linksaf over een fietspad naar Boksum kunt.” Het kan niet anders of ik zit goed en met een gerust hart loop ik verder.

Bij het fietspad naar Boksum staat een bordje met ‘Verboden voor ruiters en bromfietsers’. Net op het moment dat ik er een foto van maak, knettert mij een brommertje voorbij. Het bord maakt dus weinig indruk. Tot aan Boksum heb ik verder geen last van ruiters en brommers gehad, zodat ik er maar vanuit ga dat die ene uitzondering de regel bevestigt. Alleen komen er wel twee groene chinook helikopters met een zwaar gebrom overvliegen. De landelijke rust wordt er duidelijk door verstoord. Maar ik heb er als oud soldaat der eerste klasse (jullie zien wel ik heb aardig carrière gemaakt in het leger) vrede mee en moet even aan mijn buurman denken die op dit moment met het marineschip de Tromp in de Rode Zee is. Dan loop ik hier toch heel wat veiliger.

Boksum

In Boksum, de plaatsnaam zou verwijzen naar de woonplaats (heem/um) van de persoon Bokke of Bokse, passeer ik als eerste Doarpshûs It String: een modern ogend multifunctioneel gebouw uit 2012.
Het dorp met nu zo’n 450 inwoners is uiteraard op een terp ontstaan aan de rand van de vroegere Middelzee. Men vermoedt dat dat al voor onze jaartelling is gebeurd. In ieder geval is het zo vredig ogende dorpje, dat in de 13e eeuw bijna volledig in eigendom kwam van het klooster Mariadal, getuige geweest van een moordaanslag. Want in 1332 werd de abt Eelko Liauckama door monniken van het klooster doodgeslagen op de uithof van Boksum. De aflaten voor deze daad zullen ongetwijfeld al klaar gelegen hebben.
Ook tijdens de Tachtigjarige Oorlog bleef Boksum niets bespaard, want op 17 januari 1586 wonnen de troepen van Filips II (de Spanjaarden) de Slag bij Boksum. Volgens de tekst op een gedenkbord in de plaatselijke Sint-Margaretakerk zijn tijdens deze slag wel duizend doden gevallen. Tijdens de slag (ik neem aan er na) verschanste vaandrig Otto Clant zich in de kerk, waarna hij door de Spanjaarden werd neergestoken. Waarvan acte.
Na al dit geweld moet ik nog wel even vermelden dat Boksum een ambachtelijke bakker heeft (en dat is opmerkelijk voor een dop met maar 450 inwoners) en een mooie 12e eeuwse kerk, de Sint-Margaretakerk . Deze kerk werd in de 13e eeuw nog vergroot.
De oude Gereformeerde Kerk uit 1909 sloot op 18 april 2004 haar deuren. In de oude kerk is nu een bezinningscentrum gevestigd. De Gereformeerde Kerk was niet de enige die het niet heeft volgehouden, want in 2017 moest ook de basisschool de deuren sluiten. Deze was vernoemd naar bovengenoemde jonkheer en vaandrig Otto Clant.

Na Boksum mag ik alweer dwars door de landerijen naar Blessum, met dit verschil dat er hier een betonpad ligt. Voor mij lopen twee mensen die een hekje bij een bruggetje open laten staan, zodat ik dat alleen maar hoef te sluiten. Aardige mensen. Hoewel het pad vlakbij een boerderij bijna bedolven is door de modder, ligt er gelukkig geen stront op het pad. Dat was tijdens mijn vorige tocht wel anders toen ik echt door een paar centimeter drijfmest moest banjeren. Dat blijft mij vandaag bespaard.    

Blessum

Ik kom dus nog redelijk schoon in Blessum. Het is een plaats met een alleraardigste dorpsstraat, de Buorren, en aan het eind een mooie kerk. Ik citeer even Blessum.info: ‘Blessum wordt al rond 1250 als Blessingum genoemd. De naam wijst op een combinatie van een familienaam ‘Blessing(a)’ met ‘heem’ (erf), dat later ‘um’ werd. Ook is het mogelijk dat het eerste deel van de naam ‘Blasius’ komt, die in de middeleeuwen een populaire heilige was.
Men neemt aan dat het al vanaf de 9e eeuw bewoond is  (volgens een bord bij de kerk).  De geïsoleerde ligging zorgde door de eeuwen heen voor het behoud van aanzien en karakter van het dorp.
In vroeger eeuwen stonden hier twee states, Rinia-State en Wissema-State. Monniken stichten rond 1250 op de terp een kerkje, opgetrokken uit klooster-moppen. De oudste delen van de kerk stammen uit deze periode. Tot 1879 had de kerk een zadeldaktoren. Deze is toen afgebroken en vervangen door de huidige spits. Tussen 1975 en 1980 is de kerk gerestaureerd. De kerk is te huur voor partijen en feesten
.’
Het dorp heeft nog geen 80 inwoners en zo te zien op de kerk en een zorgboerderij na geen enkele voorziening. En ook al heeft het de omvang van een buurtschap, het oogt door de gezellig aandoende dorpsstraat als een echt dorp. 

Na Blessum loop ik grotendeels langs de Blessumervaart naar Hoptille, een buurtschap bij de Boalserter Feart (Bolswardertrekvaart). Er ligt hier een fraai  betonnen fietspad, zodat ik vrolijk fluitend door de stille weilanden loop. Onderweg kom ik nog langs een fraaie vogelkijkhut met camerabewaking. Maar of dat echt zo is wens ik te betwijfelen.

Hoptille

Nadat ik nog een poosje op een weg gelopen heb met dezelfde naam als de buurtschap, passeer ik de brug over de Boalserter Feart: Hoptille staat er (uiteraard) op. Het tilt hier echt op van Hoptilles, want je hebt hier ook nog een B&B Hoptille. Ik weet niet hoe ze aan de naam Hop gekomen zijn, maar een tille is een ophaalbrug, een brug bij de Hop??.
Vanaf de brug maak ik een foto van de Boalserter Feart en zie dat de mensen die bij de brug wonen een bord hebben geplaats met de tekst: ‘Slow Speed Dank U’. Saak vertelde me later dat zij er een keer langs geschaatst is, maar dat ze zich toen nog niet hoefde in te houden.  

Van de Hoptille is het nog vier kilometer over het voormalige jaagpad naar Baard mijn einddoel voor vandaag. Het is nu een keurig fietspad dat slingert langs de eveneens slingerende Boalserter Feart. Als ik eenmaal onder de vrij drukke N359 door ben, heb ik het vrije veld weer voor me. Ik loop precies tussen de dorpjes Leons en Hûns door en citeer maar even wat Friesland Wonderland over de tweelingdorpjes heeft geschreven:
Verkleinwoorden liggen voor in de mond als je Húns en Leons probeert te beschrijven. Beide dorpjes hebben een prachtig oud kerkje bovenop een klein terpje. Verspreid daaromheen een paar huisjes en boerderijtjes. 
Eeuwenlang hebben de twee dorpen het weidse Friese landschap met elkaar gedeeld. Lijdzaam hebben ze moeten toezien dat in de jaren zestig de provinciale N359 door ambtenaren kaarsrecht met een liniaal door het landschap werd getrokken. Perfect tussen de tweelingdorpen door. De vooruitgang houd je niet tegen. Gelukkig hebben de dorpen een oversteek gekregen zodat je nog steeds van het ene naar het andere dorp kunt komen met auto of fiets. Ze doen daarom nog steeds samen een wedstrijdje mooiste dorpsgezicht. U mag het zeggen!

Hoewel ik daar uiteraard best iets over wil zeggen, is de afstand tussen de dorpjes gewoon te groot om er een oordeel over te vellen. Maar bovenstaande beschrijving vind ik ook wel mooi genoeg. Nadat ik bij de Panwurksbrêge over de verbindingsweg tussen Hûns en Leons ben gekomen (aan de ene kant van de brug heet de weg Hûns en aan de andere kant Leons) zie ik in de verte Baard al liggen. Nog steeds slingerend langs de Boalserter Feart bereik ik een kwartiertje later de brug bij Baard, waar ik ons busje al zie staan.

Het was een mooie tocht door de landelijke dreven van het vroegere Westergo. En hoewel er weer veel overlap zat in vooral het Elfstedenpad, heb ik er echt van genoten. Want waar ik ook liep ik kon bijna altijd meerdere kerkjes zien liggen. Dat heeft wel wat, zelfs voor een ‘bosvogel’ als ik. 

Geef gerust je reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Back to Top