7 – 3 – 2024
6e etappe Vanaf de kruising Oude Balksterweg – Skouleane naar It Heidenskip (22 km)
Jullie moeten het mij maar niet kwalijk nemen dat ik tijdens deze etappe wat van de route, zoals omschreven in mijn boekje, afwijk. In de vorige etappe zat ongeveer 3 km dat ik al eerder in omgekeerde richting gelopen heb en nu laat het Sint Odulphuspad mij 7,5 km dubbel lopen. Daar heb ik geen zin in en dus wijk ik bij Oudemirdum en Rijs van de route af en loop nu slechts 1,5 km dubbel.
Het is naar onze startplaats toch behoorlijk verder dan naar Sloten, waar we de vorige keer zijn gestart. Terwijl we net als altijd om 8 uur in Oldeberkoop in ons busje zaten, lopen we nu pas tegen negen uur terwijl we in Sloten al om kwart voor negen konden beginnen. Maar het is mooi weer en we hebben er zin in.
Omdat er vlakbij de Spoekefeart een parkeerplaatsje is starten we op de Skouleane. De eerste kilometer lopen we door het bos Elfbergen. Dit is het grootste bos in Gaasterland (175 hectare) en is één van de bossen die in de 19e eeuw door Jonkheer Van Swinderen is aangelegd. Het is een populair gebied want we komen op de Oude Balksterweg langs Camping de Zonneheuvel en Recreatiepark De Bosrand. Na de Oude Balksterweg, komen we op de voor ons bekende Jan Schotanuswei. Samen lopen we nadat we de Witikkerfeart (Witakkervaart) zijn gepasseerd over de Marderwei Rijs binnen.
Aan Rijs heb ik in de derde etappe al uitgebreid aandacht besteed, dus sla ik de beschrijving van dat dorp deze keer over. In Rijs neem ik afscheid van Saak die via de Leise Leane en de Wyldemerk weer naar ons busje loopt.
Ik loop verder langs de Freule van Swinderenlaan en passeer de plaats waar vroeger het vermaarde Huize Rijs heeft gestaan, dat werd gebouwd door grietman G. van Swinderen in 1843. (Daarvoor stond er ook al een Huize Rijs. Dat was gebouwd door de regentenfamilie De Wildt begin 18e eeuw.)
Zijn zoon Jan Hendrik Frans Karel van Swinderen volgde zijn vader in 1863 op en bleef maar liefst 40 jaar burgemeester. (In 1851 werd de naam grietman vervangen door burgemeester.) Deze Van Swinderen werd bekend als “de God van Gaasterland”. Hij steunde de arme bevolking van Gaasterland waar nodig met werk, geld of eten, maar vergat ook zijn eigen belang niet. In ieder geval nam de bevolking uit eerbied de pet af als ze Huize Rijs passeerden. Het pand is in 1937 verkocht en gesloopt.
Het prachtig versierde toegangshek (van de kunstenaar Ids Willemsma) geeft de plaats aan vroeger Huize Rijs stond. Het geeft de voormalige slottuin nog steeds een zeker cachet. Willemsma liet zich inspireren door Beukenbladeren, waarbij het licht, door gaatjespatronen die rupsen in de bladeren eten, vrij spel heeft.
Nadat ik nog even een foto gemaakt heb van een informatiebord, vervolg ik mijn route en kom even later langs het vermaarde Hotel Jans. Het pand dateert uit 1890, maar op provinciale kaarten uit 1750 is op deze plek al een herberg te zien. De naam Jans is afkomstig van het echtpaar Gerardus en Henderika Jans dat eigenaar van het hotel was van 1923 tot 1967.
Hierna ga ik bij een fietspad linksaf en kom even later op de David de Wildtwei. David blijkt de kleinzoon te zijn van de bekende Amsterdamse regent Hiob de Wildt. Deze laatste verwierf in de 17e eeuw veel gebied rondom Rijs en hij liet begin 18e eeuw Huize Rijs bouwen. Een prachtige site geeft veel inzicht hoe het zich daarna ontwikkelde. Voor de liefhebbers: https://www.geschiedenisgaasterland.nl/rijsterbos/
Na de David de Wildtwei kom ik op een fietspad dat langs camping De Wite Burch gaat. De naam Wite Burch heeft niets met een burcht te maken volgens de website over de geschiedenis van Gaasterland. Want daar las ik de volgende verklaring: ‘Burch is het Gaasterlandse woord voor berg. Deze hoogten werden gebruikt als bouwland. Bij het ploegen kwam de witte ondergrond soms naar boven en kleurden de akkers wit’.
Na De Wite Burch loop ik over de Rysterdyk Bakhuizen in. Daar ben ik eerder doorgekomen, maar loop alleen een stukje van de Sint Odulphusstraat voor de tweede keer. Dat is te overzien. Ik hoef zelfs niet langs de kerk en loop via de Havenstraat met een boog naar De Klaster. Die naam bezorgt mij even een glimlach, omdat ik vroeger als kleutert door een vriendinnetje Klaster genoemd werd. De naam Karst Albert (zo heet ik officieel) was voor haar blijkbaar te moeilijk.
Het wordt een beetje eentonig maar ook over Bakhuizen heb ik in de derde etappe al het een en ander geschreven. Daarom beperk ik mij maar tot het volgende: Vanaf 1412 is er een Roomskatholieke kerk in Bakhuizen, behorend bij het Benedictijner Odulphusklooster in Stavoren. Bakhuizen bleef ook na de reformatie een katholieke enclave en elk jaar wordt hier op 12 juni Odulphus herdacht met een bedevaart. Dat is natuurlijk wel bijzonder.
Bakhuizen had tot in het begin van de vorige eeuw veel skûtsjeschippers. Ik weet niet of die hun skûtsjes in Bakhuizen hadden liggen of in Mirns, maar Bakhuizen heeft nu in ieder geval een jachthaven aan de Bakhústerfeart.
Ik loop verder over de Klaster naar Hemelum, een dorp dat al in 1180 voor het eerst genoemd wordt. Het bezat toen een stins en enkele states en vanaf de dertiende eeuw het Sint-Nicolaasklooster. Dit was een vrouwenklooster van de benedictijner orde. Later waren er behalve nonnen ook monniken gevestigd, die afkomstig waren van het Sint-Odulphusklooster in Stavoren. Op de fundamenten van de oude kloosterkapel verrees in 1668 de Nicolaas kerk, gewijd aan Nicolaas van Myra. Dankzij zijn vrijgevigheid stond Nicolaas model voor Sinterklaas.
Ook anno 2024 heeft het dorp nog steeds een klooster: het Russisch Orthodox Klooster. Dit zit sinds 1999 in de voormalige gereformeerde kerk die hier in 1889 werd gebouwd
Omdat er in en bij het dorp veel boeren waren, werd in 1896 de Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Hemelum opgericht. Een jaar later draaide de fabriek en was het een bron van werkgelegenheid. Tot 1970 heeft de fabriek het volgehouden. Gelukkig kreeg het pand vrioj sne;l een andere bestemming, want dankzij het toerisme is het sinds 1974 in gebruik als watersportbedrijf. Hemelum heeft dan ook net als Bakhuizen een jachthaven aan de opvaart.
.
Na het villapark ‘Untwyk de Morra’ (met aanlegsteigers), loop ik enige kilometers over de Vangdijk langs de Morra. Dat meer en ook de Fluessen liggen in feite in een oud gletscherdal dat door ijsbergen is uitgesleten. Maar duidelijk moet wel zijn dat de huidige meren pas in de 11e, 12e eeuw zijn ontstaan, door inklinking van het veen en door de zeespiegelstijging.
Op een paar plaatsen langs de Vangdijk kom ik een waarschuwingsbord tegen voor de gifsumak. Later lees ik op internet: De enige bekende groeiplaats van gifsumak is gelegen op een dijkje in Friesland. De soort is hier in 1919 door waterbeheerders aangeplant en nog steeds aanwezig. Gifsumak bevat in alle delen van de plant de stof urushiol. Deze stof kan bij een kleine beschadiging van de plant vrijkomen. Bij aanraking dringt de stof binnen korte tijd door de huid heen en veroorzaakt daar heftige allergische reacties.
Ik overleef mijn schitterende tocht langs de Morra die als een van de weinige meren een fietsstrand heeft (je kunt hier alleen lopend of op de fiets komen). Daarna kom ik aan het eind van dit meer bij Galamadammen.
De naam Galamadammen is onverbrekelijk verbonden met de familie Galama. Opmerkelijk is dat de naam Galama al rond het jaar 1100 wordt genoemd. In 1517 was Hartman Galesz Galama hier zelfs grietman.
In de Spaanse tijd waren ze lid van het ‘Verbond der Edelen’ en dus grote tegenstanders van Alva, die het hier toen voor het zeggen had. Voor alle duidelijkheid, het ‘Verbond der Edelen’ was een alliantie tussen calvinistische en katholieke edelmannen uit 1565, die zich kantte tegen de harde geloofsvervolging in de Spaanse Nederlanden met een soort smeekschrift. Ze waren dus tegen de inquisitie (kerkelijke rechtbanken). En daar was best veel moed voor nodig.
Voor de liefhebbers enige zinnen uit een plakkaat: Op het maken, drukken, verspreiden en bezitten van ketterse (protestantse) boeken en afbeeldingen stond de doodstraf. Maar ook als je gepakt werd voor het bijwonen van ketterse bijeenkomsten, het prediken van een tegendraadse religie, of het huisvesten van ketters, had je weinig kans het te overleven. Want zelfs al herriep je je dwaling, dan nog werden de mannen onthoofd en de vrouwen verdronken. En als je aan je protestantse geloof vasthield, kwam je op de brandstapel. Het plakkaat werd in de Nederlanden toepasselijk ‘het bloedplakkaat’ genoemd.
De Staten van Friesland gaven de Galama`s en hun nakomelingen in 1628 het recht op tolheffing als beloning voor de ontginning van de laaggelegen gronden. Maar als het waterpeil te hoog werd en de vissers of passanten hen verveelden, grendelden zij de nauwe verbinding tussen de meren de Morra en de Fluessen (Galamadammen ligt daar dus precies tussenin) af met dammen. Zo kreeg het punt bekendheid als Galama Dammen. Pas in 1942 werd de tolheffing opgeheven. Na het overzetveer kwam er in 1837 een brug en sinds 2007 heeft men er een aquaduct.
Bij de Galamadammen stond al vanaf de 18e eeuw een herberg, waar later het befaamde hotel-café Galamadammen lag. Het hotel ging in 2020 failliet, maar heeft ondertussen zijn deuren weer geopend voor Oekraiense vluchtelingen. .
In ieder geval was Sixtus Antonius Galama de laatste uit de familie. Hij stierf in 1757. Maar de naam Galama leeft tot op de dag van vandaag voort.
Na Galamadammen kom ik al snel in Koudum. Zoals zo veel dorpen in Gaasterland is Koudum ook al in de middeleeuwen ontstaan. Pas na de Tweede Wereldoorlog begon het oorspronkelijke lintdorp zich aan weerskanten uit te breiden.
Het dorp heeft een drietal kerken waarvan de Hervormde kerk de oudste is. Deze werd gebouwd in 1857 ter vervanging van een voorganger uit 1617. De kerk heeft een half ingebouwde toren met een ingesnoerde spits.
Het interieur bevat nog een aantal elementen uit de 17e eeuw, zoals de op zeven marmeren dorische zuilen rustende preekstoel uit 1648 met de wapens van Johan van Aylva (uit een Fries edelmansgeslacht) en Catharina van Walta.
De Gereformeerde kerk is van 1874 en de Doopsgezinde kerk van 1902.
Het dorp heeft een aantal ‘oude’ panden, die overigens allemaal zijn aangepast of herbouwd. Het voormalige raadhuis is van 1939 en is in traditionalistische stijl gebouwd. Traditionalisme grijpt terug op oude bouwstijlen. Bekendste stroming hierin is de Delftse school (van 1925 tot 1955). En een geluk bij een ongeluk, doordat ik in Koudum verkeerd liep, ben ik toevallig langs het oude Raadhuis gelopen en heb die zelfs op de foto gezet. Maar daar kwam ik pas thuis achter. Het kan verkeren.
Een van de oudere panden is de voormalige herberg ‘Het Wapen van Friesland’ uit 1850. Verder kent het dorp nog de voormalige coöperatieve zuivelfabriek ‘Concordia’ en heeft het de spinnekopmolen ‘De Vlijt’. Die voormalige poldermolen (van de Oppenhuisterpolder) is in 1986 overgebracht naar de huidige plaats en ingericht als korenmolen.
Hoewel Koudum bekend staat als een watersportplaats is er maar een kleine haven aan de Koudumervaart. De grote jachthavens bevinden zich in de buurtschap Galamadammen.
Helaas loop ik in Koudum niet langs de kerk door een volgens mij verkeerd aangebrachte pijl van de knooppuntenroute. Wel zie ik de kerk regelmatig zijn kop boven de andere gebouwen uitsteken. Na Koudum kom over de Koudumervaart en sla rechtsaf richting It Heidenskip. Een klein uurtje loop ik daarna door de Oerpolder (Ik noem dat nu zo omdat de Friese schrijver Hylke Speerstra er in 2006 er een boek over geschreven heeft met die titel). Een prachtig leeg gebied, waar de rust je tegemoet straalt. Of zoals er in de introductie van het boek staat: Het Heidenschap, een moerassig gebied in Zuidwest-Friesland, is door de eeuwen heen ontworsteld aan de zee. Tot de negentiende eeuw stond het gebied ’s winters veelal onder water en was het ’s zomers grasland. In deze oerpolder vestigde zich een boerenbevolking die met veel geploeter het land tot vruchtbare grond omtoverde en het gebied goed ging bedijken. Ik geloof het graag, want ook nu zie ik hele stukken land onder water staan. De naam van het dorp ( in het Fries It Heidenskip) heeft het waarschijnlijk te danken aan de heide-achtige sompige begroeiing.
Het dorp wordt voor het eerst in 1511 genoemd en is ontstaan uit het buurtschap Brandeburen. Het dorp kent ook nog een buurtje met de naam De Hel. Omdat er verschillende verklaringen voor die naam zijn verwijs ik maar naar de website van het Warkumserfskip, waar uitgebreid over dit buurtje geschreven wordt: http://www.warkumserfskip.nl/id129.htm
It Heidenskip staat bekend als het fierljepdoarp (fierljeppen is polstokverspringen) maar is ook bekend van de meer dan 100 jaar oude fanfare en van het touwtrekken. In 2007 werd It Heidenskip in die discipline (onder de 680 kilogram) zelfs wereldkampioen.
Het dorp met zo’n 350 inwoners had twee kerken: Een Gereformeerde uit 1915 (nu een woonhuis) en een Hervormde kerk uit 1886. Toch stond hier al in 1389 een kerk, de Sint Ursulakerk.. En ondanks dat het dorp maar klein is, slagen ze er in de Christelijke basisschool in het dorp in stand te houden.
En ja, dan zou ik na It Heidenskip nog naar Gaastmeer lopen, maar dat gaat niet door. Saakje komt er namelijk tijdens mijn wandeling achter dat ik bij de Yntemasleat met een pont over moet en die vaart in maart door de week niet. Alleen op zaterdag en zondag kan ik van 11 tot 4 met de pont over. Als Saak dat niet had ontdekt en in Gaastmeer op mij had staan wachten, had ze maar liefst 30 kilometer moeten omrijden om mij aan de andere kant van de Yntemasleat op te kunnen pikken. Het stomme is dat het keurig in mijn boekje vermeld staat. Enfin, ik werd op tijd gewaarschuwd en dus eindigt mijn wandeling deze keer al in It Heidenskip. We zijn dan ook mooi op tijd weer thuis.