10 Van Baard naar Reahûs

10 Van Baard naar Reahûs

26 – 3 – 2024

10e etappe van Baard naar Reahûs 22,5 km

Het is nog maar kwart voor negen als Saak en ik de rugzakken op doen op de ruime parkeerplaats bij de brug in Baard. Hoewel de route van het Sint Odulphuspad Baard zelf niet aan doet, heb ik toen we door het dorp reden nog wel twee foto’s gemaakt: één van de Baarder Kat (de bijnaam van de inwoners) en één van de Gertrudiskerk (1876), die gewijd is aan Sint Gertrudis van Nijvel. Helaas hebben de katholieke?? organisatoren van het pad de voormalige Hervormde kerk letterlijk links laten liggen. En dan te bedenken dat er op die plaats al rond 1250 een katholiek kerkje stond. Omdat ik wel eens wilde weten waar het begrip katholiek weg kwam, heb ik even op internet gezocht en het volgende gevonden: ‘Het begrip katholiek betekent van oorsprong ‘universeel’. De Katholieke Kerk noemt zichzelf katholiek omdat zij als geheel door Christus is gezonden tot de gehele mensheid’. Waarvan acte.
Overigens is van de nu nog bestaande kerken de Doopsgezinde kerk uit 1856 het oudst.

Maar eerst nog even wat over de geschiedenis van Baard: Het dorp is ontstaan op een terp en werd pas in 1325 voor het eerst genoemd als Bauwert (vernoemd naar de persoon Bavo en een bewoonde hoogte: een werth). Toch bestond het dorp toen misschien al een eeuw, gezien de leeftijd van de kerk.
Eeuwenlang was het de woonplek van het adellijke geslacht Dekema, en stond er een stins van deze familie. Juw Hettes Dekema ( in 1449 in Baard geboren)  werd in 1494 door keizer Maximiliaan aangesteld als postestaat (een soort legeraanvoerder) van Friesland om een eind te maken aan de strijd tussen de Schieringers en Vetkopers ( al eens eerder uitgelegd). Omdat hij alleen door de Schieringers werd erkend, mislukte dat en kreeg Friesland in 1498 een nieuwe postestaat: Albrecht van Saksen.
Het huis van Juw bij Baard werd tweemaal verwoest en wel in 1514 en nog maar net weer opgebouwd in 1515 door de Vetkopers onder leiding van Jancko Douwema. De resten van het huis zijn onlangs terug gevonden. Overigens overleefde Juw de aanvallen. Hij stierf in 1523.

Het dorp was ook de naamgever van de grietenij Baarderadeel. Het grietenijbestuur (later het gemeentebestuur) zetelde in Jorwerd. De gemeente werd in 1984 opgeheven en ging op in de gemeente Littenseradiel. Ook die bestaat al niet meer, want in 2018 werd de gemeente opgeheven en verdeeld onder drie andere gemeenten: Leeuwarden, Súd-Westhoeke en Waadhoeke.

De Boalserter Feart ( De Friese benaming is sinds 2007 de officiële benaming voor de Bolswardertrekvaart), die langs het dorp loopt, Deze was voor Baard lang een belangrijke verbinding naar Easterlittens, omdat alle handel over het water ging.

Ik maak nog een foto van de brug met daarop ook de kerk en het pand ernaast met op de gevel ‘CAFE vergunning BILLARD’. Overigens heet het officieel Café De Kater, een verwijzing naar de bijnaam van de Baarders.

Easterlittens

Langs de Boalserter Feart lopen we vervolgens naar het dorp Easterlittens een paar kilometer verderop. Kinderen uit dit dorp liepen vroeger naar Baard omdat er in Easterlittens geen openbare school was. Ik kreeg deze wetenswaardigheid van iemand als reactie op mijn vorige verhaal. Zulke afstanden lopen naar basisschool school is er tegenwoordig niet meer bij. 

Onderweg zien we overal de schelpen van mossels langs de kant liggen. De meningen zijn verdeeld hoe die schelpen daar terecht komen. De meerkoet wordt genoemd. Maar een eenduidig antwoord heb ik niet kunnen vinden.
Binnen een half uur zijn we in Easterlittens. Bij dit dorp kruisen de Bolswarder Feart en de Frjentsjerter Feart (Franekervaart) elkaar en we moeten tweemaal over een hoge brug (een Heechhout wordt die genoemd) om aan de zuidwestkant van Easterlittens te komen. Voor zeilers: Beide vaarten zijn dus geen ‘staande mast routes’. Bovenop de laatste brug neem ik afscheid van Saak. Zij loopt hetzelfde pad terug.
Hoewel ik maar door een klein stukje van Easterlittens kom, toch even een stukje geschiedenis:  Het dorp is in ongeveer 1275 ontstaan. Het bestond ooit uit 5 terpen middenin de Greidhoeke. (De Greidhoek(e) of Kleiweidestreek is een gebied in Friesland tussen de steden Leeuwarden, Franeker, Bolsward en Sneek.) De grootste terp werd rond 800 na Christus opgehoogd in verband met overstromingsgevaar. Dit werd de kern van wat nu Easterlittens is. De nu nog bestaande buurtschappen Wieuwens, Langwert, Wammert en Skrins waren de andere bewoonde kleinere terpen. Na de bedijkingen werden de boerderijen ook rond de terpen gebouwd. De kerk werd in de 12e eeuw bovenop de grootste terp gebouwd. De huidige Nederlands Hervormde Kerk werd in die vroege katholieke tijden gesticht als de Heilige Margaretha kerk. De kerk heeft daarna verscheidene restauraties ondergaan.

In het dorp woonden vanouds turfschippers, scheepsbouwers en timmerlieden. Er werden over water o.a. huiden aangevoerd, die in leerlooierijen en vellenbloterijen (de wol werd daar van de huid gescheiden) aan de oever van de vaart bewerkt werden. De bijnaam Ropeintsjes (de bijnaam van de bewoners), nu ook wel Einepiken, schijnt te maken te hebben met het roepen over het water.
Door al bedrijfjes kwamen er ook veel handelaren. Het dorp bezat meerdere herbergen en telde op een bepaald moment maar liefst 5 bakkers. (op een bevolkingsaantal van nog geen 500 is dat erg veel.)
Rond het dorp stonden diverse soorten molens, waaronder een houtzaagmolen en een korenmolen;
Eind negentiende eeuw (1888) verrees er op de hoek van de vaarten een zuivelfabriek, die al met al zo’n 100 jaar gedraaid heeft en aan heel wat inwoners werk heeft geboden. Na de sloop van de zuivelfabriek in 1996/1997 is de pijp met bijbehorend ketelhuis gelukkig voor het dorpsgezicht behouden gebleven.

En ach, belangrijk is het niet maar wel erg leuk. Easterlittens heeft een prachtig volksverhaal dat je zo op internet kunt vinden. Het wordt verteld door Feijkje Toering  duurt 7 minuten en is in het Fries. Maar ook niet-Friezen kunnen wel begrijpen waar het over gaat. Typ in: ‘It pealtsje fan Easterlittens’ en je krijgt het verhaal na nog één klik te horen.

Na het passeren van Camping It Kruswetter (ligt aan beide vaarten) loop ik weer langs de Boalserter Feart. Na 2,5 kilometer neem ik even afscheid van de vaart en loop met een omweg over de weg Spyk en Hegenserleane naar het dorp Iens. Bij de ingang naar het dorp (de weg loopt daar dood), word ik verrast door een houten bordje met daarop nog de Nederlandse benaming Edens. Daar verbaas ik me over omdat even verderop een nieuw plaatsnaambord duidelijk Iens aan geeft. In ieder geval staat er bij de houten handwijzer ook een bankje met daarbij fleurige narcissen, zodat ik even van de gelegenheid gebruik maak om daar mijn tweede kopje koffie te drinken.

Iens

Iens is een terpdorp dat al in de 13e eeuw werd vermeld als Ederinghe en kan afgeleid zijn van de naam Ede. Het lag lang geïsoleerd. Het is door de Ienzer Opfeart met de Boalserter Feart verbonden. In 2021 telde Iens 50 inwoners. Het dorp werkt op veel vlakken samen met Spannum: er is een gezamenlijke dorpsvereniging en een gezamenlijk dorpsfeest. Tot mijn verrassing heeft het dorp zelfs een dorpshuis met de naam ‘It Popelhûs’. Een popel is een soort bies die gebruikt werd om te vlechten. Ik weet niet of het zo is, maar het kan te maken hebben met de vervlechting van de dorpen Spannum en Iens en met de samenwerking tussen de mensen onderling. Het dorp lag op een afgelegen terp, waardoor groei lang uitbleef.
De Kerk van Iens stamt voor een deel uit de 13e eeuw. In de kerk bevinden zich grafzerken uit de 16e eeuw. Er stond in de middeleeuwen een stins (verdedigbaar stenen huis) die bewoond werd door de familie Van Burmania. In de kerk hangt nog een rouwbord met het wapen van deze familie.

Bij het dorp staat de Edensermolen, een kleine poldermolen uit 1847 die bij grote wateroverlast als hulpgemaal dienst doet. Ten zuidwesten van iens staat aan de overzijde van de Boalserter Feart  een rond 1925 gebouwde Amerikaanse windmotor.

Als ik Iens uit loop, kom ik bij de Ienser Opfeart. Ik weet niet wanneer deze gegraven is, maar veel opvaarten zijn gegraven toen men de terpen begon af te graven en dat was na 1800. De vruchtbare grond werd gebruikt voor de verbetering van de grond in vooral het zuiden van Friesland. Maar deze vaart lag er al rond 1700 als ik de kaart van Schotanus – Halma uit 1718 mag geloven.

Na de opvaart kom ik weer bij de Boalserter Feart en loop richting Wommels. Onderweg passeer ik de Amerikaanse windmotor. Het pad langs de vaart loopt wel 1,5 kilometer om Wommels heen voor ik bij een brug het dorp in kan lopen.

Wommels

De naam Wommels kom waarschijnlijk van ‘de plaats waar Womel en zijn familie woont. Womelenze werd voor het eerst in 1270 genoemd. Maar het dorp is waarschijnlijk veel ouder. Romeinse muntvondsten toonden aan dat het dorp in die tijd al bewoond was. Door de stijging van de zeespiegel (ik las met 1,70 meter) ging men terpen opwerpen.
In of bij Wommels stond de stins van de Hottinga’s die bij het Schieringer kamp hoorden. De stins werd regelmatig aangevallen, maar werd niet ingenomen. Overigens lieten de Hottinga’s zich ook niet onbetuigd want in 1491 vermoordden ze de oude Agge Donia uit Hidaard die bij de Vetkopers hoorde. Pas rond 1515 slaagden de Geldersen van de Zwarte Hoop er in de stins in te nemen en te plunderen. Jarich Hottinga, de man die er toen woonde, moest vluchten maar overleefde het wel.
Vermeldenswaard is verder nog dat 14 van de oudste terpen in en bij Wommels liggen. Op een paar van die terpen is Wommels gebouwd

Dat Wommels een belangrijke plaats was, blijkt wel uit het feit dat het jarenlang de hoofdplaats van de gemeente Hennaarderadeel is geweest en daarna tot 2018 van de gemeente Littenseradiel. De gemeente werd toen opgeheven en de dorpen werden zoals ik al eerder vermeld heb, verdeeld over 3 ander gemeenten. Wommels hoort nu bij de gemeente Súd-West Fryslân, die de grootste gemeente (qua oppervlakte) van Nederland is..

Ik ben nog nooit in Wommels geweest, maar als ik over de brug het dorp in loop, valt het mij op dat het dorp ruim is opgezet. Ik kom namelijk al snel langs een groot grasveld in het centrum, waar op de hoek een buste van de Freule Clara Jacoba baronesse De Vos van Steenwijk staat. Zij is de oprichtster van de Freule kaatswedstrijden die speciaal georganiseerd werden voor jongens van 13 tot 16, maar nu tot 18 jaar en zonder minimumleeftijd. De eerste wedstrijd was in 1903 en de Freule-partij is ondertussen een fenomeen op zich geworden. Mooi dat ze de freule in Wommels de eer hebben bewezen die haar toekomt.
Ik passeer daarna de Jacobikerk van Wommels die in 1508 na een brand in de toren is hersteld en groter gemaakt. De kerk is dus al wat ouder. Ik weet niet of dat deze is, maar Wommels had al een kerk rond 1100.   

Na een kilometer door het dorp kom ik bij het Swynzerpaad en laat ik even later de nieuwbouw van Wommels achter me. Die nieuwbouw is ook echt nieuw, want op Google Earth vond ik ook nog de oude situatie en daarop is nog geen huis te zien. Ik loop recht op een boerderij af, die vooraan bij de weg een bus opgehangen heeft met daarop de tekst ‘krante’. Dat is sympathiek, want anders moet de krantenjongen/meisje heen en terug wel 1,5 kilometer fietsen om één krant te bezorgen.
Eenmaal vlakbij de boerderij zie ik de vogelkijkhut staan, waar al aan het begin van het Swynzerpaad aandacht aan wordt besteed. Ik neem er even een kijkje en zie in de plas wat eenden en ganzen. Dom genoeg vergeet ik om in die hut mijn chocolademelk op te drinken en dus sta ik even later bij een hek met een bordje Skrok (een weidevogelgebied) wat te prutsen met een thermoskan en een bekertje. Gelukkig valt mijn bekertje in het gras niet om, maar even rustig zitten is er voor mij niet bij.
In het Skrok hebben in 2018 maar liefst 28 soorten gebroed, maar ik zie er geen vogel en hoor er maar eentje. En dat is de grutto. Een kinderhand is gauw gevuld, want omdat ik grutto’s bijna nooit hoor, ben ik al tevreden. Maar wat het nog mooier maakt is dat ik daar maar liefs zes hazen zie rondhuppelen. (Ik ga er maar van uit dat het hazen zijn, want om eerlijk te zijn kan ik het verschil tussen een haas en een konijn vanuit de verte echt niet zien.)
En wat je altijd zult zien is dat als je naar een bankje zoekt je die nooit kunt vinden, en als je ze niet nodig hebt staan ze er. Goed 200 meter na mijn gepruts met de thermoskan zie ik midden in het Skrok een bankje. Ik maak er maar een foto van.

Na het Skrok  loop ik richting Easterein, dat je ook al van veraf kunt zien liggen.    

Easterein

Het dorp werd in 1378 al genoemd als ‘Aestereynde ‘ ( = oostelijk gelegen uiteinde) Pas in 1991 kreeg het de naam zoals we die nu kennen. Het was eeuwenlang de grootste plaats van Hennaarderadeel  tot het in de 19e eeuw werd overvleugeld door Wommels. Hoewel Easterein niet echt als een terpdorp wordt beschouwd, ligt de Martinikerk wel op een terp en is (nu nog gedeeltelijk) omgeven door een gracht. Opmerkelijk is dat de kerktoren tot 1672 een stenen spits had van maar liefst 18 meter hoog. Toen die door een onweersbui werd vernield kwam er in 1685 een houten spits op van ‘maar’ 9 meter. Toch wordt de kerk (nog steeds) als een van de fraaiste van Friesland beschouwd. Daarnaast heeft het nog de voormalige Gereformeerde kerk die van 1902 tot 2000 heeft dienst gedaan.
Waar het dorp economisch gezien van heeft bestaan, is mij niet duidelijk geworden. Wel heeft het pakhuizen en heerste er een bepaalde welstand. Maar meer ben ik niet te weten gekomen.
Easterein kent ook een klassiek verhaal dat je in verschillende variaties op meerdere plaatsen kunt tegen komen. Het gaat over Walpert  (echte naam Bokke) en Stapert (echte naam Aggert)  die beide dingen naar de hand van de edelvrouw Bertha dingen. Haar vader besluit dat ze er maar om moeten vechten; diegene die het langst op zijn paard blijft zitten heeft gewonnen. Bokke zijn paard valt en zo komt Bokke aan de naam Valpeert dat later Walpert wordt. Agge zijn paard blijft staan (stapeerd wordt stapert). Zo worden ook de terpen genoemd waar de heren woonden en de naam (Nij) Stapert komt nog altijd in Easterein voor.

Na Easterein loop ik over wat wegen en fietspaden naar Itens. Ik geniet van de vergezichten en de Hidaardervaart. Die vaart is mijn grootste metgezel tijdens dit traject.

Itens

Vlak voor Itens zie ik dat er kistjes aan de kant van de weg staan en bordjes met ‘Zaai, mensen zaai’ en met daaronder: ‘Adopteer één meter bijenflinterlint’.
Langs de weg staan struikjes en ook al wat bloemen. Men doet daar aan ecologisch bermbeheer en om eerlijk te zijn, vind ik dat wel mooi. Ik probeer het thuis namelijk ook een beetje te doen langs onze 200 meter lange oprit.
Uiteindelijk kom ik zuidelijk van Itens uit  op de Hearedyk en kom niet door de plaats zelf. Ik sla Itens dan ook maar over in mijn beschrijving. (Omdat Saak met ons busje later wel door Itens rijdt, beschrijft ze enthousiast de kerk. Maar goed, die heb ik niet gezien).

Rien

Niet ver van Itens ligt het plaatsje Rien, een oud satellietdorp van Lytsewierum, dat voor het eerst in 1527 als Reensterzyl wordt genoemd. Het dorp is namelijk ontstaan bij een sluis (zijl). De naam is afgeleid van het Friese ‘rein’ wat regen betekent. (Opmerking Karst: Vind dit wel erg gezocht.) Het dorp had in ieder geval wat met water. Door het dorp loopt de Franekervaart en bij de brug staat de oude waterherberg. En daarover heb ik mij ter plekke boos gemaakt. Die oude waterherberg staat er namelijk totaal verwaarloosd bij en niet zo’n beetje ook. In de gevels zitten nog twee gevelstenen met op de ene Hennaarderadeel en op de andere het jaartal 1763. Het is me niet duidelijk geworden of dat de datum is dat het pand gebouwd is, maar die indruk wordt wel gewekt. Maar dat het oud is en een blikvanger is duidelijk. Al van verre was de verwaarloosde buitenkant ( het pand is bepleisterd) te zien. Ik vind dat echt een grote schande en hoop werkelijk dat het pand binnenkort weer in oude luister hersteld wordt. Het is nu de schandvlek van Rien. Doodzonde.

Na Rien loop ik ( al weer) over een goed fietspad naar Lytsewierum dat bijna als een fata morgana in de ruimte opduikt. Maar dat is het gelukkig niet en na een klein kolometertje loop ik over een bruggetje het plaatsje in. En dat is bijzonder. Met nog geen tien huizen en één boerderij heeft het dorpje een enorme kerk, de Gertrudis kerk. Ik had het gevoel dat ik door het dorp werd omarmd toen ik op het pad rond de kerk liep. De huizen staan er keurig omheen waardoor het dorp ondanks zijn ‘grootte’ een compacte indruk maakt. Ik maak naast wat foto’s van de kerk ook nog een foto van de stichtingssteen in de zuidelijke kerkmuur met een bijzonder opschrift: Hierop staat te lezen ‘dat de kerk op 31 maart 1557 is gebouwd, toen het brood twaalf stuivers kostte’ (zie de foto). De kerk was de vervanger van een eerdere kerk die in 1514 door brand werd verwoest. Ik heb het niet kunnen vinden, maar de kans bestaat dat die is aangestoken door de Saksische Zwarte Hoop, die toen Friesland teisterde.

Het dorp ligt aan de Lytsewierummer Opfeart die is verbonden met de Franekervaart. Lytsewierrum werd vroeger ook wel Lutkewierum werd genoemd. (En dan denk je toch al gauw aan het Groningse lutje = klein.) Het dorp vormt samen met de dorpen Hennaard, Itens en Rien een gemeenschap die de 4 dorpen (De fjouwer doarpen) wordt genoemd.
In 2023 telde Lytsewierrum 70 inwoners, maar daaronder valt ook de buurtschap Greate Wierrum (Grote Wierum).

Greate Wierrum valt niet voor niets onder Lytsewierrum. Waarom het die naam gekregen heeft, is mij niet bekend, maar wat ik wel weet is dat Greate Wierrum later genoemd wordt (pas in 1527) dan Lytsewierrum (in 1381). Het heeft ook geen  dorpsstructuur. Er staan alleen een paar boerderijen, maar wel met een Amerikaanse windmotor: Deze molen met de naam Greate Wierrum werd gebouwd in 1922 ter bemaling van de Groote Wierumerpolder en is een echte Hercules en een blikvanger. En last but not least is deze windmotor met zijn grote diameter en zijn zeer hoge toren is de hoogste Amerikaanse windmotor van Nederland.

Reahús

Na Greate Wierrum loop ik over de weg met dezelfde naam (wordt later de Sânleansterdyk)  naar Reahûs. Halverwege hoor ik een luid getoeter en rijdt Saak mij achterop. Ze zegt me dat ze de bus bij de Sint-Martinuskerk van Reahûs neer zet en die is gemakkelijk te vinden. Het duurt dan ook niet lang meer of ik heb de geplande route voor vandaag afgelegd. Over Reahus vertel ik bij de laatste etappe nog wel het een en ander. Nu eerst naar huis. (Dat bleek overigens nog niet mee te vallen. Door wegafsluitingen moesten we einden omrijden. Maar Saak reed en ik kon er wel van genieten.)

Geef gerust je reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Back to Top