3 Van Molkwerum naar Rijs

3 Van Molkwerum naar Rijs

17 – 2  2024

3e etappe Van Molkwerum naar Rijs 25km

Het is exact 9 uur als ik het parkeerterrein bij het IJsselmeer in Molkwerum af loop en Saak op weg gaat naar Laaxum. Dat is met de auto maar een ‘kippenscheetje’ want goed tien minuten later krijg ik al bericht dat ze ‘te plak’ is. Ik ben ondertussen door Molkwerum gelopen, dat  vermoedelijk al in de 13e eeuw is ontstaan nadat een ouder veenontginningsdorp verlaten werd. Het dorp was gebouwd op zeven eilandjes of pôllen. Dit waren lage terpen of verhoogde erven die door water van elkaar gescheiden waren. Via bruggetjes en planken onderhielden de dorpsbewoners hun onderlinge contacten. Door zijn vele kanaaltjes en de 27 bruggen in het dorp werd Molkwerum het Venetië van het Noorden genoemd.
Het wil je nu niet meer aan, maar Molkwerum was in de 16e en 17e eeuw een belangrijke handelsplaats met een sluis en een zeehaven in de Zuiderzee. In deze bloeiperiode had het dorp zelfs een kantoor in Amsterdam. Je vindt daar tot op de dag van vandaag nog twee gevelstenen met het wapen van Molkwerum. De eerste zit op de hoek van de Oude Waal en de Lastageweg en de tweede op de Geldersekade 114. De datum op die tweede (1824) is later aangebracht. De eerste krijg je op Google Earth haarscherp in beeld. Ze zitten overigens niet op de originele panden, Die zijn gesloopt.
Nadat ik langs een intrigerend gebouw ben gelopen, waar volgens Google Earth nu It Mearke in zit (heb niet kunnen ontdekken waar het vroeger voor diende), kom ik langs het steegje met daarin het Bakkerswinkeltje met museum, waar je ook de beroemde Molkwarder Koeke kunt krijgen. Jammer dat de route daar niet langs gaat (zag ik achteraf), want dan had ik een veel beter beeld van de hervormde kerk kunnen krijgen. Deze dateert uit 1850 en is gebouwd ter vervanging van een schuurkerk, die in 1799 werd ingewijd. Het dorp had overigens al in 1497 (en waarschijnlijk nog eerder) een eigen kerk, gewijd aan Sint-Lebuïnus.
Wat bijzonder is, is dat het dorp beroemd was om z’n handel in zwanen-pekelvlees. Dat is terug te vinden in het dorpswapen, een witte zwaan. Hoewel het recht om knobbelzwanen te houden sinds 1525 in grote delen van Friesland een adellijk privilege was, bleef het in de Zuidwesthoek een bijverdienste voor de gewone man. En als laatste bijzonderheid vermeld ik nog dat het dorp een Elvis Presleymuseum heeft.

Nadat ik Molkwerum ben uitgelopen, kom ik over de Noardermar, een pad dat prachtig door het landschap tussen Stavoren en Molkwerum slingert. Het loopt langs een paar boerderijen, die hier midden in de grote leegte zijn neergezet. Maar stil is het er niet, want in de landerijen zijn duizenden ganzen neergestreken. En wat ook opvalt is dat men hier langs het pad een compleet KNMI-weerstation heeft neergezet.

Het pad verandert vlak voor de Kooijweg bij Stavoren van naam en heet daar Jurisdictie. Helaas heb ik niet kunnen achterhalen waarom het daar zo heet.
Eenmaal op de Kooijweg loop ik langs een aantal bedrijfshallen naar het station van Stavoren, waar helaas het stationsgebouw is afgebroken. Wel staat daar vlakbij één van de 11 fonteinen die in 2018 in de Friese steden zijn neergezet. Het is een vis met een enorm grote bek, die zomers water spuit.
Daarna loop ik Stavoren in, een stad met een rijke geschiedenis. Historici zijn het er over eens dat er vroeger nog een andere stad gelegen heeft, die men nu Oud-Stavoren noemt. Deze lag ergens nabij Stavoren op de bodem van de huidige IJsselmeer. Maar de exacte locatie is opvallend genoeg nog nooit gevonden.
In het jaar 1345 speelde de stad Stavoren een hoofdrol bij de ‘Slag bij Warns’, waarbij de Hollandse graaf Willem IV verpletterend werd verslagen. Deze veldslag vond vlakbij Stavoren plaats en diverse historici vinden dan ook dat het eigenlijk ‘De Slag bij Stavoren’ genoemd moet worden. Op het Reaklif (ik kom er niet langs) staat een grote zwerfkei met daarop ‘Leaver dea as slaaf’. (Liever dood dan slaaf) de spreuk herinnert aan die slag uit 1345. 
Hoewel er een prachtig verhaal is dat de stad vernoemd zou zijn naar de Indische God Stavo is men het er nu wel over eens dat de plaats in het verleden meestal Staveren (dus met een e in plaats van een o) werd genoemd. En dat betekent ‘bij de palen’. Die palen beschermden de vroegere haven tegen de hoge golven van de Zuiderzee.
Dat de stad oud is, is wel duidelijk. Bekend is namelijk dat er in 837 door de monnik Odulphus een klooster werd gesticht, het Sint-Odulphusklooster. Dat klooster werd in de negende en tiende eeuw een belangrijk hoofdkwartier voor het verspreiden van het christelijke geloof. De stad kende tot 991 zowel in economisch als in geestelijk opzicht een bloeiperiode. In dat jaar werden zowel het klooster als de stad door de Vikingen geplunderd. Gelukkig kwam de stad daarna weer helemaal tot bloei en kreeg het in 1061 zelfs stadsrechten.
De sage van het vrouwtje van Stavoren (sinds 1969 staat er een standbeeld van haar bij de haven) staat symbool voor de definitieve teloorgang van de haven (en daarmee de handelsactiviteiten). Voor de liefhebbers vond ik daarover een mooi verhaal op de volgende site: https://historiek.net/het-vrouwtje-van-stavoren-sage/70889/
Nu moet deze stad van de veel te vroeg overleden volkszanger Doede Bleeker (bijgenaamd de Staverse Misthoorn) het vooral hebben van het toerisme. Maar dan vooral van het watertoerisme. Rondom de plaats liggen op deze zaterdag in februari letterlijk duizenden boten in de verschillende haventjes en ligplaatsen. Maar toegegeven, er zijn echt prachtige boten bij (zie foto’s)

Na een slinger en een slag door Stavoren kom ik op de dijk terecht die mij langs het brandweergebouw via een aantal overstappen (er staan allemaal hekken) naar de Stationsweg brengt. Daar nuttig ik zittend op de laatste overstap pas mijn tweede kopje koffie. Die zitplaats was achteraf niet nodig geweest, want een paar honderd meter verder ontdek ik in de bocht van een niet meer onderhouden stuk Stationsweg  een prachtig gemetseld bankje. Maar ik heb de koffie al op en loop even later over het fietspad van de Noardermar naar Warns.

Ik kan mij  niet heugen dat ik ooit in Warns ben geweest. Op de brug over het brede Johan Frisokanaal (Warnservaart) heb ik zicht op Jachthaven De Pyramide en het is me direct duidelijk waarom het die naam heeft gekregen: er staat een pyramide. Daarna loop ik Warns binnen dat in feite uit twee delen bestaat. In het eerste gedeelte kom ik langs het prachtige oude pand ‘Op Warns’ waar men helaas een minder geslaagde aanbouw bij heeft gemaakt. (Gods wegen zijn ondoorgrondelijk, maar die van de Schoonheidscommissie nog ondoorgrondelijker.) Maar oordeel zelf (zie foto). In ieder geval is God goed in het dorp vertegenwoordigd, want met elkaar staan er wel drie kerken en een kapel. Twee in het noordelijke gedeelte en twee in het zuidelijke gedeelte. Het Noordelijke gedeelte moet het doen met een kapel uit 1949 en een Vermaning (de kerk van de Doopsgezinden). De laatste is van 1875, maar Warns had al een bloeiende doopsgezinde gemeente vanaf 1570. Aanleiding voor de bouw van de kapel was de aanwezigheid van 350 katholieke evacués uit Limburg die hier in de omgeving onderdak hadden gevonden. Maar ik kom niet langs de kapel.   

NA de Vermaning, maak ik even een ommetje, waarbij ik zicht krijg op een boerderij met in de pannen de intrigerende tekst: Fersliten iistiden (versleten ijstijden letterlijk vertaald.) Hoewel ik dit niet begrijp, heeft het misschien wat te maken met de geschiedenis van deze streek: Warns ligt namelijk op een oude stuwwal uit de voorlaatste ijstijd. Er was  al bewoning in de tijd van de jagers en verzamelaars (middensteentijd) tussen 8800 – 4900 voor Christus.
En om het verhaal van Warns maar even af te maken: Het dorp zelf werd voor het eerst als Wardesle in 1132 genoemd. De glorietijd van Warns en omstreken kwam in de Gouden Eeuw (1600-1750) toen er veel ‘grootschippers’(kapiteins) woonden. Zij verdienden veel geld met de handelsvaart op de Oostzee, Noordzee en de Middellandse zee. Van deze grootschippers zijn nog enige “Grootschipperswoningen” in Warns bewaard gebleven. Na de Gouden eeuw moesten de mensen het hier hebben van de (melk)veehouderij en van de visserij vanuit Laaksum.

Maar voor ik in Laaksum (Laaxum op z’n Fries) ben, loop ik na een rotonde nog door het tweede gedeelte van Warns, waar ik langs de totaal verminkte oude Gereformeerde school (rond 1900) kom. In de gevel lees ik de prachtige tekst: De Vreeze des Heeren is het Beginsel der Wijsheid. De angst voor Onze Lieve Heer werd er al voor het betreden van de school ingepompt. Ook in dit tweede gedeelte van Warns staan twee kerkjes: de oude gereformeerde kerk uit 1892 en de hervormde Johannes de Dooperkerk. De eerst werd In 1999 een dorpshuis. Ik citeer: De Spylder, doarpskultuerhûs in Warns, is het kloppende culturele hart van Warns. Een klein en sfeervol theater waar volop ruimte is voor culturele activiteiten en ontmoeting. Daar kom ik ook Saak tegen die mij met een omweg over ’t Reaklif vanuit Laaksum tegemoet gelopen is. Daarna komen we langs de Johannes de Dooperkerk, die een tufstenen toren heeft uit de 12e eeuw (niet de spits, die is van 1729) en een schip uit 1682. De ingang van de kerk is prachtig: De classicistische ingangspartij aan de zuidzijde is versierd met een doodshoofd, een gevleugelde zandloper en een banderol met de naam Gellius Wibrandus van Jongestal (1650 – 1698), grietman van Hemelumer Oldeferd.

Samen lopen we naar het kleinste vissersdorp met de kleinste vissershaven van Europa. Maar voor we daar zijn ontmoeten we onderweg een drietal wandelaars. Die Saak eerder is tegen gekomen. Ze vertellen ons dat ze het Sint Odulphuspad al gelopen hebben en dat ze nu gewoon even een ommetje maken. Aardige lui, waar we zomaar halverwege Warns en Laaksum midden op de weg even gezellig mee staan te praten. 
Daarna lopen we Laaksum binnen, een gehucht waar in 1345 Willem IV met zijn troepen aan land kwam om daarna in de pan gehakt te worden. In ieder geval heeft Laaksum een prachtig pittoresk haventje dat hier in 1912 is aangelegd. Waren er vroeger talrijke vissers die er gebruik van maakten, na de afsluiting van de Zuiderzee zijn er nog maar een paar over en raakte de zoutloods De Hang in verval. In dit kleine gebouw werden vroeger haringen gezouten en gerookt, die daarna als Lemster bokkigen veelal naar Duitsland werden geëxporteerd.
Gelukkig zit er in de nu volledig gerestaureerde voormalige visafslag sinds 2020 een visrestaurant. De buitenkant is gelijk gebleven, maar de binnenkant is volledig aangepast. Wel zitten er nog oude balken in waar je de geschiedenis bijna van af kunt lezen. Het gebouw is niet voor niets erkend als historisch erfgoed.
Hoewel het buiten niet echt koud is, blijven we toch maar binnen zitten. En het moet gezegd, de kibbeling en het lekkerbekje smaken er voortreffelijk. Daarna verlaat ik wat eerder dan Saak dit druk bezochte restaurantje en ga op weg naar Mirns.

Maar over Mirns kan ik kort zijn. Hoewel ik het plaatsnaambord passeer, kom ik er niet echt door, omdat ik over Bakhuizen loop. Maar één feit wil ik jullie niet onthouden. Opmerkelijk is namelijk dat op de begraafplaats een ‘nieuwe’ klokkenstoel staat die hier is geplaatst omdat de oude in 1943 door een neerstortende Amerikaanse bommenwerper verloren ging. De vliegtuigbemanning kwam hierbij om het leven. In 1953 werd een nieuwe klokkenstoel gebouwd, die tevens fungeert als oorlogsmonument. 

Hierna loop ik naar Bakhuizen dat hier rond 1200 gesticht is. Dit dorp ligt aan de voet van een oude keileemrug die daar in de buurt wel 11 meter hoog is. Het dorp behoorde tot  de 18e eeuw bij het dorp Mirns, maar werd daarna zelfstandig. Het bleef ook na de reformatie in de 16e eeuw een katholieke enclave. Elk jaar wordt hier op 12 juni de (waarschijnlijke) sterfdag van Odulphus in 865 herdacht met een bedevaart. Dat gebeurt ook in Stavoren en Hemelum.
Maar voor ik door Bakhuizen kom, laat het Sint Odulphuspad mij eerst nog even door de landerijen aan de westkant van het dorp lopen. Ik zie dat er een paar slingertjes in het pad zitten, maar zie geen enkele aanwijzing. Zodoende mag ik ook de achterkant van het ‘índustriegebied’ van Bakhuizen aanschouwen. Goed voor de werkgelegenheid maar minder goed voor de ‘verwende’ wandelaar.
Het duurt dus even voor ik Bakhuizen echt in loop.
Na het passeren van het dorpshuis kom ik langs de neogotische rooms-katholieke Sint-Odulphuskerk, die hier werd gebouwd in 1913/’14. Een aardig plaatsje, waar ik zelfs op de motor nog nooit door gekomen ben.

Daarna loop ik (voor het grootste gedeelte) over een betonnen fietspad richting het Mirnser Klif. Prachtig is te zien hoe de voorlaatste ijstijd hier zijn sporen heeft nagelaten. Ik loop duidelijk over een keileemrug, want aan mijn rechterzijde lopen de landerijen beduidend naar beneden.

Bij het Mirnserklif maak een ommetje en kom langs het bankje van Willem Bonnema (zie foto). Bonnema werkte bij Rijkswaterstaat en het bankje is hier als herinnering aan hem geplaatst. Na een afdaling kom ik op een ontzettend blubberig paadje, dat mij bij het strandje van het Mirnserklif brengt en even later bij het ’t Mar’. Dit paviljoen staat bijna op de rand van het klif,. Het klif is hier volgens een groot bord bij ’t Mar 4,6 meter hoog en loopt hier behoorlijk steil naar beneden. Zelfs gedurende 150.000 jaar heeft dit klif de weersinvloeden en de golven van de vroegere Zuiderzee en het IJsselmeer doorstaan. Een klif van keileem laat zich niet zomaar wegspoelen.
Hierna kies ik mijn eigen route door het Rijsterbos, omdat ik geen zin heb om nog een paar honderd meter langs de weg te lopen. Dat is echter geen onverdeeld genoegen, al kom ik tot mijn grote verrassing zomaar een bordje van het Odulphuspad tegen. Volgens mij loopt het pad daar helemaal niet langs, maar ach, wat doet het er toe. Het Rijsterbos is mooi, maar wel ontzettend nat. Ik ben dan ook blij als ik weer op de droge brede laan zit, de Murnserleane, die kaarsrecht van Rijs naar het Mirnserklif loopt. Vlak voor Rijs kom ik (weer) langs dat prachtige Vredestempeltje met daarop de tekst: Vrede groot geschenk van God, Blijft bestendig Neerlands lot; Laat het dankbaar op u zien. Altijd twist en wraakzucht vlien
Het tempeltje werd hier al in 1814 geplaatst als herinnering aan de Franse tijd (de Napoleontische tijd). Toen waren we eindelijk weer vrij. In 1941 werd het tempeltje eigendom van het Fryske Gea. Vanuit het Rijsterbos werden tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1944 V2-raketten afgeschoten op Engeland. Op 30 september 1944 mislukte een lancering en het tempeltje werd vernield. In 1945 werd op de plaats waar de V2-raket was neergekomen een nieuw tempeltje met het oude materiaal herbouwd. Omdat het slecht werd onderhouden en in verval raakte, werd het al in 1969 gesloopt. Maar in 1977 werd het tempeltje voor de derde keer opgebouwd en dat staat er na 47 jaar nog steeds spik en span bij. Prachtig.
Daarna is het niet ver meer voor ik het eind van het bos bereik, waar Saak mij al staat op te wachten. Met een heerlijk 0% biertje bij de hand rijdt zij mij even later naar huis. Conclusie: Het was een mooie dag.   

Geef gerust je reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Back to Top