24 – 2 – 2024
4e-etappe-van-rijs-naar-sloten-25-km
Rijs
Het is nog net geen negen uur als Saak en ik de deuren van ons busje op de parkeerplaats van het Rijsterbos dichtslaan en op stap gaan. Ik ga proberen Sloten te halen en Saak maakt een rondwandeling van bijna 10 km. We staan pal tegenover villa Mooi Gaasteland en daar maak ik dan ook direct een foto van. Het pand heeft een rijke geschiedenis die ik jullie niet wil onthouden: De villa is gebouwd in 1912 ten behoeve van de Maatschappij Gaasterland. Ze werd gebruikt als woning van de administrateur en als kantoor.
In 1924 ging de Maatschappij failliet en werd het pand een jaar later verkocht aan het Rooms Katholiek Werkliedenverbond. Hierna werd het een vakantiehuis voor kinderen met een zwakke gezondheid. Er kwamen langzamerhand gebouwen bij en ook een kapel. Nonnen (verpleegzusters) verzorgenden de “bleekneusjes”. Er konden maximaal 25 kinderen worden gehuisvest. Tot 1940 hebben er in totaal 6000 kinderen een poosje doorgebracht om wat aan te sterken.
Toen de NSB de villa in 1940 in handen kreeg was het met de opvang gebeurd. Vanaf 1941 zat daar een Boerenschool in, Dat was geen opleidingsinstituut want de nadruk lag vooral op de rassen- en erfelijkheidsleer. De school is trouwens nooit een succes geworden.
In september 1947 kreeg het gebouw haar oude bestemming terug. Er werden tot 1970 weer ‘bleekneusjes’ opgevangen. Daarna deed het tot 2011 dienst als jeugdzorginstelling, waarna het enige jaren leeg stond. Daarna werd het een restaurant, maar ook dat is al weer dicht. Of er nu wat in zit weet ik niet.
Omdat ik toch al wat met de geschiedenis bezig ben, direct maar even de historie van het dorp Rijs. Rijs begon zich namelijk pas als dorp te ontwikkelen toen men in de 19e eeuw begon met het droogleggen van land. Maar daarvoor werd er al in de 17e eeuw een vaart gegraven, de Ryster Feart (Rijstervaart), op initiatief van de familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, De vaart werd dan ook wel de Schwartzenbergsloot genoemd. Deze loopt uit in de Oud-Karre (onderdeel van het meer De Fluessen). De aanleg zal ongetwijfeld wat met de turfwinning te maken hebben gehad.
Had ik het net al over de villa Mooi Gaasterland, Rijs had tot 1936 nog een vermaarde villa, namelijk Huize Rijs. Deze werd gebouwd door grietman G, van Swinderen. Zijn zoon Jan Hendrik Frans Karel van Swinderen volgde zijn vader in 1863 op en bleef maar liefst 40 jaar burgemeester. Deze Van Swinderen werd bekend als “de God van Gaasterland”. Hij steunde de arme bevolking van Gaasterland waar nodig met werk, geld of eten. De bevolking nam uit eerbied de pet af als ze Huize Rijs passeerden. Maar de jonkheer vergat ook zijn eigen belang niet, want hij liet op kosten van de gemeente een weg aanleggen op zijn grondgebied. Eind 19e eeuw kwam hij in financiële moeilijkheden door verkeerde beleggingen in aandelen van o.a. het Panamakanaal. In 1897 moest hij bezittingen verkopen aan de Maatschappij Gaasterland, die gezeteld was in Den Haag. Toch bleven er na de overname Van Swinderens in Huize Rijs wonen, want in 1936 overleed in deze woning Johanna Constantia Jacoba van Swinderen. Daarna werd het huis afgebroken.
De Maatschappij Gaasterland hield zich vooral bezig met de houtverkoop en kapte en rooide maar liefst 800 hectare bos. De toenmalige burgemeester Gaaikema maakte een eind aan de kaalslag van de bossen, Als dank voor zijn inzet werd in Balk de Gaaikemastraat naar hem vernoemd. Ook kreeg hij bij zijn 25 jarig jubileum van de bevolking een bank aangeboden, de Gaaikemabank. Deze staat bij het Jolderenbos.
En ach, dan had Rijs vanaf 1900 ook nog een tichelfabriek. Voor de aan- en afvoer werd er zelfs een apart kanaal van een kilometer lengte gegraven naar de Ryster Feart. De leemkuilen in het landschap zijn nog terug vinden als je op Google Earth kijkt. Toch was deze steenfabriek geen lang leven beschoren, want al in 1914 werd de fabriek door defensie gevorderd voor de opvang van Belgische vluchtelingen. In eerste instantie waren dat alleen Belgische soldaten, maar later complete gezinnen. Gaasterland werd aangewezen als ‘sperrgebiet’ (al kende men dat woord toen nog niet). Het grote voordeel van zo’n ‘sperrgebiet’ is dat je de toegangswegen gemakkelijk in de gaten kon houden en dat gebeurde ook. Er waren wachtposten op de bruggen in Sloten, Warns, Woudsend en Galamadammen. Toen de vluchtelingen in 1918 waren vertrokken, werd de fabriek direct afgebroken. Een groot financieel succes zal het dan ook wel niet geweest zijn.
En nu moet Rijs het vooral van het toerisme hebben
Na dit korte geschiedenislesje kan ik met een gerust hart Rijs uitstappen, al gaat dat niet zo gemakkelijk. Wat ze aan het doen zijn weet ik niet, maar het fietspad naast de Marderleane en verderop de Jan Schotanuswei is hier en daar opengebroken, zodat we slalommend Rijs verlaten. Wel komen we over een alleraardigst bruggetje over de Wytikkersfeart (Witakkersvaart), dat in de jaren dertig nog de Blokjebrug of Basculebrug werd genoemd. Aan die laatste naam kun je zien dat het toen een ophaalbrug was en dat er ongetwijfeld scheepvaartverkeer was.
Nadat we de Jan Schotanuswei hebben verlaten, komen we door een bosgebied met de naam Elfbergen. Het is het grootste bos in Gaasterland (175 hectare) en is één van de bossen die in de 19e eeuw door jhr. Van Swinderen is aangelegd. Het valt op dat de bomen zijn geplant op langwerpige ophogingen (de grond uit de greppels aan weerskanten van de ophoging werd hier voor gebruikt.) Ze noemen dat rabatten. Dat deden ze meestal als een gebied laag lag en nat bleef. Hier ligt het bos echter vrij hoog, maar zorgt de keileem in de ondergrond ervoor dat het water slecht weg wil.
Nadat we weer op de Jan Schotanuswei zijn uitgekomen, lopen we een paar honderd meter terug richting Rijs. Het Sint Odulphuspad maakt daarna een ommetje, waardoor je door de Jolderenbos komt. Omstreeks de zeventiende eeuw begon men met het beplanten van de heidevelden in Gaasterland. Zo is een Amsterdamse regentenfamilie De Wildt de stichter van het Rijsterbos (172 hectare). Maar de kans is groot dat het Jolderenbos is aangelegd door de familie Jolderen. Die naam kwam/komt hier namelijk voor. In 1863 werd het bos door een grote storm plat geslagen, waarna het enige tijd akkerland was. Daarna werden er in 1893 door de al eerder genoemde Maatschappij Gaasterland weer bomen in geplant. Nadat het in 1925 dankzij burgemeester Gaaikema in gemeentelijke handen kwam, verwierf Saatsbosbeheer het bos in 1976. Omdat Gaaikema zich heeft ingezet om zo veel mogelijk bos van de kaalslag te redden, gaven de ingezetenen hem in 1927 bij zijn 25 jarig jubileum als dank een prachtige bank, de Gaaikemabank (zie foto). Ik vind het een wonder dat na bijna 100 jaar de bank er nog steeds mooi bij staat. Saak en ik hebben er even dankbaar gebruik van gemaakt en het valt op dat je op de bank een prachtig uitzicht hebt op het landschap en het daarachter gelegen IJsselmeer.
Hierna neem ik afscheid van Saak en slinger ik letterlijk door het Jolderenbos naar (alweer) de Jan Schotanuswei.
Daarna loop ik door Oudemirdum, een plaats die al in 1329 vermeld wordt. (De vroegste nederzettingen dateren hier overigens al van voor 850.) De naam kan afgeleid zijn van een merencomplex, waar het bij lag. In de 15e eeuw kreeg het dorp het voorvoegsel Oude (niet altijd zo geschreven) omdat Nijemirdum zich toen ook ontwikkelde.
De huidige Nederlands Hervormde Kerk dateert uit 1790 en heet ‘De Fontein’. Hij is gebouwd op de fundamenten van een tufstenen kerk uit de 13e eeuw, waarvan bekend is dat die een spitse stenen toren had. In 1933 kreeg Oudemirdum nog een kerk, de Boskerk. Deze is hier door de gereformeerde gemeente gebouwd.
Ik loop over De Brink het oude centrum van Oudemirdum in, recht op de kerk aan. Wat opvalt is dat men hier nog hecht aan de oude uitstraling, want met een prachtig kroegje en oud ogende bakkerij (waar Saak zo bleek mij de volgende dag stiekem nog heerlijke ouderwetse ‘moorkoppen’ heeft gekocht) ziet het er uitermate gezellig uit.
Nadat ik de kerk ben gepasseerd, loop ik over de Fonteinwei het dorp weer uit. Een paar stevige palen met de letters NOK bij de sportvelden vallen op. NOK staat voor Nijemirdum Oudemirdum Kombinatie. Begonnen als voetbalclub is het nu een omnivereniging waar je ook aan volleybal, tennis en gymnastiek kunt doen.
Daarna loop ik, alweer slingerend, door het Fonteinbos. De bekende tuinarchitect Roodbaard zou het prachtig gevonden hebben, want de nieuw aangelegde fietspaden slingeren bijna allemaal in Gaasterland. Na veel gekronkel en kleine heuveltjes en dalen (het landschap is hier dankzij de voorlaatste ijstijd overal geaccidenteerd) bereik ik eindelijk de Houtwal met daarnaast de Sminkefeart. Als ik die ben overgestoken loop ik langs een golfterrein, waar op diverse plaatsen een balletje geslagen wordt.
Als ik het golfterrein achter me gelaten heb, kom ik bij de vermaarde, maar niet al te brede Luts, waar de Elfstedentocht (op de schaats) langs gaat. Even later passeer ik het vermaarde Kippenburg: In 1834 werd dit huis gebouwd in opdracht van jonkheer Van Swinderen. Het was bedoeld als landhuis annex kippenboerderij. De kippen brachten weinig in het laatje en daarom werd het huis in 1850 verhuurd als logement. Vooral tijdens de jaarlijkse Wyldemerk werd het logement druk bezocht. Helaas werd de markt midden in de natuur na een bestaan van honderden jaren in 1900 opgeheven. Opvallend is dat er in Kippenburg geen sterke drank werd geschonken. Dat hadden de Van Swinderens bedongen in het huurcontract. Het logement was daardoor vooral in trek bij de ‘Christelijke Jongelings-Vereenigingen’ die er hun jaarlijkse bijeenkomsten hielden. Deze jongeren werden geacht geen alcoholische drank te drinken. In 1893 waren er wel 5000 bezoekers. Ook muziek- en zangverenigingen hielden er hun bijeenkomsten op Hemelvaartsdag. In 1903 werd het een pension en nog later een hotel-pension. Tegenwoordig richt men zich weer ouderwets op groepen en kun je het hele pand afhuren. Boven de ingang herinnert een bord nog steeds aan de oorspronkelijke functie van kippenboerderij
Hierna kom ik door het Lycklamabos of liever gezegd, loop ik over een van de statige lanen, waarvan ik het vermoeden heb dat dat de Boeksingel is. Het Lycklamabos is van oorsprong een eiken- en berkenhakhoutbos en diende vanaf begin 1800 als hakhoutplantage. Later zijn er ook naaldbomen op het landgoed aangeplant. Het Lycklamabos maakt deel uit van een groter bosgebied tussen Balk en Oudemirdum en grenst aan het Starnumanbos, de Bremer Wildernis en de Nijemirdumerheide. In 1630 werd het bos verkocht aan grietman Rintcke Lycklama van Stellingwerf en zijn vrouw Doetcke van Wijckel. Er werd aan het huidige Heidepaed een buitenplaats gebouwd ,genaamd “Lycklama-Bosch” voor hun zoon Hans Lycklama die in 1637 grietman van Gaasterland werd.
Ik kom uit bij een fietspad met daarbij een bankje. Het is een herinneringsbankje aan Jelmer Polder?? met als tekst: ‘Is dit net in mooi plakje? Gean mar even lekker sitten’. Het zit er vast mooi, maar dat doe ik vandaag niet aan tijd.
Na het Lycklamabos moet ik op het Heidepaed richting Nijemirdum. Hoewel ik niet door Nijemirdum kom, krijg ik lopend op de Jeneverdyk (prachtige naam) wel de toren van dat dorp mooi in beeld. Het is een eenzame toren zonder schip. De toren is namelijk het enige wat overgebleven is van een middeleeuwse kerk die al in de 18e eeuw werd gesloopt. Die kerk is nauw verbonden met een oude legende. Ik citeer mijn boekje: Eeuwen geleden woonden hier twee zussen die allebei Martha heetten. Toen de oudste een kerk in Oudemirdum liet bouwen, wilde de jongste ook een kerk bouwen. Omdat ze twijfelde over de locatie, vroeg ze haar herder, een wijze man, om raad. Die pakte Martha bij de hand en nam haar mee het veld in. Hij wees haar op een plek waar de koeien elke ochtend lagen te herkauwen. Daar op die hoogte moest de kerk komen. En zo geschiedde.
Het is een verhaal dat mij sterk doet denken aan wat er ook over de leylijnen verteld wordt. Bekend is dat ossen en koeien bij voorkeur op een leycentrum gaan liggen en dat veel oude steden en kerken op zulke leycentra zijn gebouwd.. Als je geïnteresseerd bent in leylijnen, typ dit in en je krijgt alle informatie. Enige kanttekening: Wetenschappelijk is nog nooit bewezen dat ze enige invloed hebben.
Over de Griene Singel ga ik terug naar het Heidepaed (ik loop bijna letterlijk een blokje om) en wandel zonder er acht op te slaan aan de boerderij voorbij waar vroeger de buitenplaats ‘Lycklama-Bosch heeft gestaan. Het mag duidelijk zijn dat ik dat toen nog niet wist.
Even later kom ik door de Bremer Wildernis. Dit bosgebied dankt zijn naam aan de brem die hier vroeger volop groeide. In ieder geval komt het woord wildernis mij een beetje overdreven voor, want zo wild ziet het bos er nu ook weer niet uit.
Als ik het bos uitkom, word ik geconfronteerd met een lijkwagen, waar net een kist uit geschoven wordt. De kist komt op een baar die (zo lees ik later op internet) naar de natuurbegraafplaats gebracht wordt. Eerbiedig neem ik mijn pet af en loop het groepje mensen dat druk bezig is met de baar zwijgend voorbij.
Over een fietspad loop ik even later richting Sondel. Wat opvalt, is dat er midden in het land restanten van de Funkmessestellung (radarstelling) uit de oorlog staan. Deze zijn hier midden in de winter van 1942 gebouwd en kregen daardoor de naam Kamp Eisbär. Ze worden zo te zien nu gebruikt voor het vee.
Als ik denk dat ik bij Sondel ben, blijkt dat er daar een groot vakantiepark gebouwd is (recreatiecentrum Sondel (staat nog steeds op een bordje, maar het heet sinds 2013 officieel Parc Sondel). Jullie moeten het mij maar niet kwalijk nemen, maar volgens mij zijn die huisjes prima geschikt voor permanente bewoning. Als je dat in alle vakantieparken toestaat, ben je meteen van het woningtekort af. Maar dat zal wel een te simpele gedachte zijn.
Het blijkt dat ik na het bungalowpark niet door Sondel kom en via een paar landweggetjes naar Wyckel loop. Maar ook daar kom ik niet doorheen. Vlak voor het dorp moet ik namelijk rechtsaf. Omdat hij zo pontificaal aanwezig is, je ziet hem al van verre, kan ik het niet laten toch even wat te schrijven over de kerk van Wyckel:
In de 17e-eeuwse kerk heeft namelijk de militair en vermaarde vestingbouwer Menno van Coehoorn (1641-1704) een praalgraf gekregen. Deze bewoonde hier zijn buitenplaats Meerenstein, die al in 1811 werd afgebroken. Het bijbehorende park is er nog wel en staat bekend als het Van Coehoornbos. Het bos werd in 1680 door de naamgever aangelegd en wordt nu beheerd door It Fryske Gea.
Sinds 2004 heet de kerk Vaste Burchtkerk. Over het bouwjaar van de kerk bestaat onduidelijkheid. De toren dateert uit de 15e eeuw. Voor de herbouw van het schip wordt het jaar 1671 genoemd, maar het is ook mogelijk dat de kerk pas rond 1695 herbouwd werd. Kortom dat weet men niet precies.
Ik loop ondertussen met een omweg door de landerijen naar Sloten. Omdat Saak ons busje aan de rondweg geparkeerd heeft, kom ik ook niet door Sloten (volgende etappe wel). Wel loop ik dwars over een bedrijventerrein waar men boten bouwt en/of waar ze worden opgeslagen. Ik ben nog geen 100 kilometer op pad en heb echt duizenden boten zien liggen. Natuurlijk liggen ze in de winteropslag, maar ik betwijfel of ze zomers allemaal het water op gaan. Sommige mensen zullen er uitermate gelukkig mee zijn, maar ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat voor een gedeelte van de botenbezitters ‘het bezit van de zaak het einde van het vermaak is’. Enfin, iedereen moet maar op zijn of haar manier proberen gelukkig te worden. Ik houd mij maar bij het wandelen en muziek maken. (Soms combineer ik dat. Een lied over het Naoberpad bijvoorbeeld kunnen jullie op YouTube vinden.)
En over Sloten vertel ik jullie de volgende keer wel. Het is zo wel weer mooi genoeg geweest.





















































