Mijn Slachtemarathon

Mijn Slachtemarathon

Mijn Slachtemarathon (officieel ruim 42 kilometer)

Een kronkelende beleving van de leegte van het landschap over een aardkundig monument, met dank aan Peter Karstkarel, de bedenker van deze marathon..

De Slachte begint ten noordwesten van Easterbierrum/Oosterbierum pal aan de Waddenzee. Voor de liefhebbers heb ik hier de wandelknooppunten opgeschreven waar je langs komt als je de Slachte loopt:
Vanaf het begin gewoon de Slachte volgen dan kom je bij 83 en vervolgens 22, 57, 58, 50, 80, 87, 89, 15, 91, 42, 68, 54, 62, 68, 24, 28, 54, 42, 56, 36, 50, 80, 90, 91, 38, 41, 46, 33, 78, 14,

Het is kwart voor zes als in huize Berkenbosch in Oldeberkoop de wekker gaat. De voorbereiding op mijn marathon hadden we voor het grootste gedeelte de avond van tevoren al gedaan, zodat we kunnen volstaan met vlug iets eten, koffie zetten en broodjes opsmeren. We hadden hier een half uurtje voor uitgetrokken en dat lukt. Om kwart over zes zitten we in ons busje en gaan op reis naar de startplaats van de Slachtemarathon. Daar zijn we om zeven uur en na onze gebruikelijke kop koffie, kijken we nog even boven op de dijk en werpen een blik op de Waddenzee en het begin van de Slachte. Zonder dat ik we het door heb, neem ik een foto van Saak bij het Slachtemonument boven op de dijk. Wat wel erg vreemd is, is dat Keunstwurk vermeld dat het kunstwerk van 2005 is, maar dat de kunstenaar onbekend is. Daar kom ik pas thuis achter. Wij zagen het aan voor een tafel en twee zitbankjes, met in de tafel nog wat plaatsen aangegeven.
Als we weer zijn afgedaald, maakt Saak nog een foto van mij. Ik voel mij nu nog fris en fruitig, maar ben benieuwd of ik het haal, omdat ik tot nu toe nog nooit zo ver heb gelopen. De langste afstand was een paar jaar geleden met zoon Luite op Texel tijdens een familie-uitje. We hebben daar toen 34 kilometer gelopen. Dat viel me toen niet mee. Gelukkig ben ik nu beter voorbereid en met de Incatrail in Peru nog vers in de benen, heb ik er vertrouwen in dat het met die 42 kilometer van vandaag wel gaat lukken. Maar voor ik met de beschrijving van de wandeling begin, eerst nog even iets over de geschiedenis van de Slachte. Ik gebruik daarvoor een paar citaten, omdat ik het wiel ook niet hoef uit te vinden. De citaten komen uit een artikel van Omrop Fryslân en van It Fryske Gea. Wel heb ik er hier en daar nog wat eigen tekst aan toegevoegd. Maar het meeste is letterlijk overgenomen.  

De Geschiedenis

De Slachtedijk is een kronkelige dijk die landinwaarts loopt en dus niet de contouren van het buitenwater volgt. Vanaf de Waddenzee bij Easterbierrum reikt de dijk tot aan het midden van Fryslân om daar te eindigen in het boerenland bij Raerd.

Het is moeilijk voor te stellen dat de kleistreken in Noordoost- en Noordwest-Fryslân in de vroege middeleeuwen tot de dichtstbevolkte gebieden van Europa behoorden. Doordat het peil van het zeewater steeg, ontstond de Middelzee, waardoor Noordwest friesland min of meer op een eiland kwam te liggen  (zie kaartje bij de foto’s) Hierdoor werd Friesland opgesplitst in de gewesten Oostergo en Westergo.

Rond 800 lag Westergo al als een eiland in het kweldergebied, omsloten door Middelzee en Marne. Daar begint het verhaal van de Slachte. Achter de kleigebieden lag een brede strook veengebied, die door ontwatering  steeds lager kwam te liggen. Onderzoekers denken dat de bodem in de veengebieden 2-5 meter daalde, tot een niveau van 1-2 meter beneden het gemiddelde zeeniveau. Ik weet niet wanneer de turfwinning in Friesland begon, maar bekend is dat in de 13e eeuw kloosters daar al actief mee bezig waren. Ook dat heeft ongetwijfeld bijgedragen tot een bodemdaling.
Voor heel Nederland geldt in ieder geval dat er al vanaf ongeveer de tiende eeuw na Chr. op grote schaal turf werd gewonnen voor de sterk groeiende bevolking.

In Friesland ontstond door die afwatering en turfwinning zo een langwerpige kom, omsloten door de hogere kleistreken en zandgronden. De waterhuishouding in dit ‘Lege Midden’ werd problematisch. Bij ongunstige wind in combinatie met stormvloed waaide het water uit het ‘Lege Midden’ op en bedreigde de akkers en dorpen in het zuidelijk deel van Westergo. Dat maakte samenwerking om het water tegen te houden en af te voeren tot een levensvoorwaarde. Waterschappen hebben dan ook een oude geschiedenis: de eerste vormen van samenwerking zijn in de Middeleeuwen ontstaan. (Als eerste ‘waterschap’ wordt een samenwerkingsverband (met een eigen bestuur) tussen buurschappen en heren bij Wijk bij Duurstede beschouwd. Dit was rond 1200.)

Om het land te beschermen tegen overstromingen werden om de dorpen ringdijken aangelegd. Het is niet toevallig dat men juist in het zuidelijk Westergo, in de hoek waar Marne en Middelzee elkaar raakten, met de aanleg van dijken begon. De welvaart en het snel in omvang groeiende inwonertal maakten het mogelijk zulke kostbare en arbeidsintensieve projecten te starten. Verder maakte de bevolkingsdruk landaanwinning en kolonisatie van de veenmoerassen nodig. Edelen, boeren en ambachtslieden sloegen daarom de handen ineen. Niet alleen om de eigen veiligheid te vergroten bij stormvloed, maar ook om de landbouwopbrengst te verhogen. Deze eerste regionale polders heten ook wel moederpolders. Ze zijn belangrijke mijlpalen in de geschiedenis van het landschap en de vorming van Fryslân.

Bij de aanleg van de dijken is zoveel mogelijk gebruikgemaakt van in het landschap voorkomende hoogten, zoals kwelderruggen en dorps- en boerderijterpen. Dat verklaart het kronkelige verloop van de Slachtedijk, die soms net zo’n grillig patroon volgt als de kreken en prielen op het drooggevallen Wad.

Ontstaan van de Slachte

De Slachte ontstond in de daaropvolgende eeuwen door delen van al bestaande ringvormige polderdijkjes verder op te hogen en tot een langgerekte binnendijk aaneen te smeden. Slachte is een oude naam voor binnendijk.

Door de aanleg van de bijna 42 kilometer lange slaperdijk, een landinwaarts gelegen reservedijk, ontstond rond 1300 een oostelijk en westelijk compartiment op het oude eiland Westergo. De Slachte beschermde het oostelijke deel tegen water uit het westen wanneer de dijken in de omgeving van Makkum en Harlingen het zouden begeven. In het zuiden vormde de waterkering een buffer tegen het door zuidwestenwind opgestuwde water uit het ‘Lege Midden’. Het westelijke deel gold voortaan als buitendijks land dat alleen door zeedijken werd beschermd.

Ruzie over kosten

Eendrachtige samenwerking tussen dorpsbewoners en boeren legde de basis voor de realisatie van de Slachtedyk. Tegelijk vormde die noodzakelijke eendracht de achilleshiel. De eeuwen die volgden staan bol van geschillen, gesteggel en hoog oplopende ruzies over de onderhoudskosten aan de dijk en de noodzakelijke spuisluizen. Verwaarlozing leidde vaak tot doorbraken bij stormvloed en overstromingen die veel schade veroorzaakten.

Caspar de Robles

Bij de Allerheiligenvloed van 1570 braken opnieuw de zeedijken. Grote delen van de Friese kuststreek liepen onder water. Duizenden inwoners lieten het leven. Ook de Slachte liep forse schade op. Het was stadhouder Caspar de Robles, de laatste van het Spaanse bewind, die met harde hand paal en perk stelde aan het gekissebis. Hij eiste dat ‘de boeren den dijk maken’. Met dwangarbeid en onder militair toezicht zette hij ruim drieduizend man uit Westergo aan het werk. Hij zorgde in 1576 voor een boedelscheiding waardoor voortaan de lasten tussen de binnen- en buitendijksters billijker verdeeld waren. Zo maakte hij een eind aan de conflicten. Het beeld van de ‘Stiennen Man’ bij Harlingen herinnert aan zijn ingrijpen.

Nog meer dijkdoorbraken

In de zestiende en zeventiende eeuw stond het water met een zekere regelmaat voor de dijk. In 1610 keerde de Slachte de stormvloed (De Emerentiavloed of Pontiaansvloed) na dijkdoorbraken tussen Workum en Stavoren. In 1628 raakte de dijk bij Franeker beschadigd. In 1702 vond na doorbraken nogmaals groot onderhoud plaats. In 1825 keerde de binnendijk voor het laatst de watervloed die Fryslân overstroomde. (Opmerking Karst: Dat klopt gedeeltelijk. Want stond bijna heel zuidoost Friesland onder water juist het gebied ten westen van de Slachte niet. Hier waren de zeedijken blijkbaar sterk genoeg. Alleen langs de vroegere Middelzee heeft de Slachte toen als waterkering dienst gedaan.  

1993

Tot in de jaren negentig van de vorige eeuw behield de Slachte de functie van slaperdijk. Alle openingen, zoals voor vaarroutes en uitwateringssluizen, konden bij overstromingsgevaar afgesloten worden met schotbalken. Nadat in 1993 de Friese zeewering op de toenmalige Deltahoogte was gebracht – gemiddeld 8 meter boven N.A.P. – was de rol van de Slachte als noodwaterkering uitgespeeld. Omdat de rol van het Wetterskip Fryslân bij de Slachte hiermee ook werd beëindigd werd in 2000 besloten de Slachte over te dragen aan It Fryske Gea.

Mijn Slachtemarathon

Het is 7.17 als ik Strava aanzet en ik met de Slachtemarathon begin. Een groen bordje met Slachtedyk staat keurig aan het begin van de weg de Slachte. Vergissen is hier uitgesloten. Als ik een bosje aan de linkerkant passeer, neem ik afscheid van Saak. Zij blijft hier nog even op de parkeerplek staan en rijdt na een uur naar de plaats waar ik mijn eerste tussenstop heb. In totaal hebben we 5 tussenstops gepland, wat neerkomt op om de zeven kilometer. Na het bosje loop ik de leegte tegemoet. Links zie ik de toren van Easterbierrum die nog net zijn spits boven het geboomte uitsteekt. Van Siesbierrum/Sexbierum zie ik nog niks. Dat verandert als ik de oversteek met de Hearewei maak. Langzaam komt ook de toren van Sexbierum tussen het geboomte tevoorschijn. Het geeft direct al een beeld van wat me te wachten staat. Omdat de Slachte de dorpen mijdt, op en paar uitzonderingen na, zie je overal de kerktorens hun kop boven de bomen uitsteken. Wat dat betreft heeft lopen in de winter zijn voordelen. Doordat de bomen dan kaal zijn, kun je de kerken vaak veel beter zien.
Ik loop verder over de Slachte en kom bij een wat grotere weg. Rechts heet de weg de Frjensjerterdyk en links (bijna rechtdoor) gewoon nog de Slachte. Ik passeer even later een bedrijf met de naam Goodijk. Het staat midden in de landerijen en het houdt zich bezig met zowel de akkerbouw als de veeteelt. Op hun website vond ik nog een verouderd berichtje: Omdat we dit jaar (2023) geen broccoli gaan verbouwen, hebben we geen vakantiewerkers nodig! Op internet lees ik het volgende: ‘Het oogsten van broccoli is een arbeidsintensief proces waarbij mensen over het veld achter de tractor lopen en met het oog selecteren welke stronken groot genoeg zijn. Die snijden ze af en leggen ze op de lopende band.’ Duidelijk.  
Niet veel later kom ik langs een groot en ietwat pompeus monument dat ook het Slachtemonument heet. Het staat op de plaats waar ooit het  Getswerdersyl of Getswerderzijl was, een uitwateringssluis. ‘Het was de noordelijkste sluis in de Slachtedijk. De sluis (zijl of syl) werd vernoemd naar Gaetswert, een terpje in de nabijheid en voor het eerst vermeld in 1407. In 1982 werd de sluis gesloopt. Op de plaats van de sluis is het monument opgericht, waarin de oorspronkelijke gedenkstenen uit 1841 zijn verwerkt.’ Hierbij de tekst zoals die op de linker steen vermeld staat: Bovenaan staat: In den jare 1841 toen ( en onderaan) is deze sluis ter verbetering van den afvoer van het overtallige boezemwater naar zee, geheel vernieuwd en verwijd, onder directie van A. C. Kros, Hoofd Ingenieur van den waterstaat in Friesland.

Direct na het monument kom ik op een graspad dat mij naar de A31 brengt. Omdat deze vierbaansweg een enorme hindernis was voor de Slachtewandelaars heeft men hier apart voor hen de Slachtetille aangelegd. Het ontwerp van architect Rein Hofstra heeft maar liefst een overspanning van 85 meter. Proefondervindelijk heb ik vast mogen stellen dat de opgang vrij stijl is en niet voor niets heeft men stalen ribbels aangebracht om wegglijden te voorkomen. In ieder geval is het een prachtige brug geworden, waardoor ik zonder te stoppen zo de A31 overkom. Hierna kom ik weer op een graspad terecht dat uitkomt op het landweggetje met de naam Leane. Daar zie ik Saak al staan , maar voor ik er ben krijg ik nog te maken met een korte bui. Het valt niet mee om met een stormachtige wind mijn regenjas aan te trekken. Maar het lukt en even later heb ik mijn eerste tussenstop.  

Na mijn tweede kop koffie loop ik verder over de Leane en kom bij Herbaijum uit op de Rijksweg, die even verderop de Harlingerweg heet. Hier loop ik even langs, tot ik bij een Hoogspanningsstation rechtsaf kan. Ik loop dan op de weg Kiesterzijl, zo genoemd naar de vlakbij gelegen buurtschap Kie. In deze weg lag de grootste en belangrijkste zijl in de Slachtedijk. De sluisdeuren stonden gewoonlijk open en werden alleen gesloten in tijden van nood. De zijl was daarom een zogenaamde keersluis of waarborgsluis. De zijl sloot dan het water af van de Harlinger zijlroede, vanaf 1645 Harlingertrekvaart en vanaf 1939 van het Van Harinxmakanaal.

Aangenomen wordt dat de Kiesterzijl is aangelegd tegelijk met het ontstaan van de oude polder Franeker-Achlum, ergens tussen 1000 en 1200. De sluis was oorspronkelijk een houten zijl die in 1698 werd vervangen door een stenen exemplaar. In 1837 werd de zijl vernieuwd en kwamen er drie stroomgaten met in elk stroomgat twee sluisdeuren. Over het middelste stroomgat kwam een draaibrug.

Het volgende citaat geeft aan dat men tot eind vorige eeuw voorbereid was op een zeedijkdoorbraak:
‘In het kader van de verbetering van het vaarwater FonejachtHarlingen kwam de Kiesterzijl een stukje zuidelijker te liggen in het Van Harinxmakanaal. De zijl had nu twee doorvaarten die niet meer met deuren werden afgesloten, maar met een serie lange buizen die in sponningen werden neergelaten. De draaibrug op de middenpijler was uitgerust met grijpers en de brug functioneerde als ‘hijskraan’ die de buizen van de wal tilde, ze boven de sleuven bracht en ze vervolgens neerliet. Met dit systeem was men echter bij stormweer niet in staat de doorvaarten tijdig af te sluiten. Daarom werd in 1956 aan de noord- en zuidkant van de brug een complete takelinrichting aangebracht en daarmee kon men binnen twee uur de doorvaarten met de buizen afsluiten. In 1996 werd deze installatie weggehaald omdat het belang van de Kiesterzijl als noodkering nauwelijks nog nut had nadat de zeedijken op deltahoogte waren gebracht.’

Als ik de brug gepasseerd ben, heet de weg na 250 meter de Herbaijumerweg. Daarover moet ik verder. Vlak voor ik de spoorwegovergang passeer zie ik de opvallende trein rijden die van Leeuwarden naar Harlingen rijdt.
De Slachte slingert hier prachtig door het lege landschap waar de wind vrij spel heeft. Ik loop dan ook regelmatig met de pet in de hand, omdat hij mij dreigt af te waaien. En met op de pet mijn ‘gouden’ speldje van de Fiets Elfstedentocht (10x gereden) zou ik het zonde vinden als ik die hier kwijtraak. Ik loop langs Soksum, maar daar zie ik eigenlijk niks van. Wel kom ik langs een zo te zien nieuw aangelegde waterpartij met een eilandje in het midden. Op het eilandje heeft men een krokodil gelegd. Zulke kitsch vind ik wel aardig omdat het nergens op slaat. 

Ik blijf op de Herbaijumerstraat tot ik vlak voor Achlum op de Jister terecht kom. Het is dan niet ver meer naar de brug bij Achlum, waar Saak mij voor de tweede maal staat op te wachten. Ze staat er prachtig bij de vaart en is er nadat ik weer was vertrokken even blijven staan.
Ik loop na mijn tussenstop langs de Achlumer Feart Achlum in. Het is een mooi dorpje, waarvan ik natuurlijk alleen maar de bebouwing langs de vaart zie. Maar het is er prachtig. Omdat ik in Achlum geen enkele aanwijzing zie over de Slachte begin ik ernstig te twijfelen of ik nog wel goed zit. Als ik dan ook bij een laatste afslag kom, slaat de twijfel dusdanig toe dat ik even het straatje in loop. Gelukkig is daar een vriendelijke meneer aan het werk, die mij er op wijst dat ik gewoon de vaart aan moet houden. Dat wist ik eigenlijk wel, maar omdat ik geen enkele aanwijzing tegenkwam in Achlum, dacht ik: ‘misschien is er nog wel een vaart in Achlum”.  Nee dus. Ik bedank de vriendelijke meneer en kom even buiten Achlum gelukkig weer een bordje met Slachtedyk tegen. Dat is niet verkeerd.
Ik loop daarna over De Wiske langs de Achlumer Feart die na het passeren van de Arumer Feart bij Payesyl de Lollumer Feart heet. Hier staat op een paaltje een gedicht van Tine Bethlehem , maar daar is weinig meer van te lezen (zie foto). Het bordje mag wel eens vervangen worden.  Ik kom daarna op een splitsing en moet linksaf over een graspad. Hier loop ik wel 2 kilometer over voor ik bij de Lollumerweg kom, waar toevallig Saak ook net langs komt. We zwaaien even naar elkaar.  
Ik loop verder over de Lollumerweg. Wat opvalt is dat het uitermate rustig is op deze wegen. Ik ben tot nu toen maar heel weinig auto’s tegen gekomen. Na het passeren van een alleraardigst piepklein huisje moet ik linksaf over jawel de weg Slachtedyk. Hier kom ik helemaal niks tegen. Ik passeer een bruggetje met de naam Tolsumersyl, dat over de Tsjommer Feart ligt. Bij dit bruggetje staat nog een hokje voor de schotbalken. Ook dat behoort bij de cultuurhistorie van de Slachte. Mooi laten staan dus. Na de Tolsumersyl loop ik verder over de Slachtedyk, die even verderop weer gewoon Slachte heet. Ik kom daarbij langs een boerderij, waar een paar hopen vlas langs de kant van de weg liggen. Ook staat er een bordje dat reclame maakt voor de vlasroute. Het is een gewas dat bezig is aan een come-back. Het is namelijk voor veel dingen te gebruiken. Niet alleen wordt er linnen van gemaakt maar ook lijnzaadolie, dierenvoer, linoleum, plaat- en isolatiemateriaal. Ben benieuwd of die trend  zich door zet. Even verderop zie ik een opvallende paal langs de kant van de weg staan. Dat blijkt de bidllerstien te zijn. Het is een replica van een oude grenspaal, die aangaf welk gedeelte van de dijk voor het dijkonderhoud bij Franeker hoorde en welk gedeelte bij Franekeradeel. Dat was vastgelegd in een overeenkomst van 1707. Op het bovenste deel staat het wapen van Franekeradeel en aan de andere kant S.P.Q.F. met het wapen van Franker. Daar staat dan nog 1707 onder. Waar S.P.Q.F. voor staat weet ik niet. Het kan zijn dat het een variant is op het latijnse S.P.Q.R. Senatus Populusque RomanusDe variant zou dan inhouden: Volgens het bestuur en de mensen van Franeker. Maar dat heb ik er nu zelf van gemaakt. Als iemand het weet mag hij/zij het zeggen.
Daarna brengt dit slingerende weggetje mij naar Swarte Beien, een buurtschap tussen Lollum en Kubaard. Daar staat Saak al met uitgeklapt dak (van het busje) op mij te wachten. De wind suist om ons busje als ik even later achter een heerlijke warme maaltijd zit.
Ik eet stevig door en kan na een dik kwartier mijn weg vervolgen. Ik loop verder over de Slachte die ook hier prachtig slingerend door het landschap loopt. Hoewe ik langs de Slachte weinig cultuurhistorisch interessante gebouwen tegen kom, de Slachte an sich is en blijft mij intrigeren. Het is echt verbazingwekkend dat dit aardkundig monument na zoveel eeuwen hier nog steeds in het landschap ligt. Waar complete schansen zijn verdwenen omdat men de grond van de aarden wallen nodig had voor iets anders ligt deze dijk er hier ogenschijnlijk nog steeds ongeschonden bij. Het is bijna ontroerend als je bedenkt hoeveel menskracht dat gekost moet hebben.
Als ik eindelijk op een t-splitsing kom, sla ik linksaf richting Littenserbuorren. Zo heet de weg hier ook. Een beetje verwarrend is het als ik even verderop op een splitsing in de weg kom: zowel de linker als de rechter weg heet hier Littenserbuorren. Maar het groene bordje met Slachtedyk maakt aan alle twijfel een eind. En volgens een ander bord kom ik ook nog langs een camperplaats. Maar eerst kom ik nog langs een boerderijtje waar een complete uitstalling van landbouwgereedschap in de bermen opvalt. De boer hoeft hiervoor vast geen precariorechten (belasting op het gebruik van gemeentegrond) te betalen. Ik loop er tussendoor en denk er het mijne van. Op het erf zie ik vier geiten staan die elk met een touwtje aan een langer touw zijn vastgemaakt. Veel ruimte om te bewegen hebben ze niet, maar ze zien er gelukkig wel goed verzorgd uit.
Hierna kom ik voorbij de camperplaats die zo te zien weinig gasten heeft. Toch ziet het er netjes uit. Hierna houdt de weg op en loop ik verder over een fietspad. Dat gaat over de fietsbrug met de naam ’Nije Kromme’. Die brug ligt over de Westergoawei, zodat ook deze weg geen obstakel meer is voor de Slachtewandelaars. Voordat ik bij de fietsbrug ben, vallen mij de glasplaten op met daarop korte gedichten. Eentje daarvan heb ik opgenomen in de fotogalerij. Het gedicht refereert niet alleen aan het verleden, maar ook aan het heden. Ik vind het wel mooi.
Eenmaal over de Westergoawei kom ik bij de Krommesyl. Ook hier liggen weer schotbalken en staat een paaltje met daarop een gedicht. Deze keer van Baukje Wytsma. Maar helaas is ook dit bordje aan vervanging toe. De tekst is hier en daar niet meer te lezen.
Na Krommesyl vind ik aan de rechterkant van de weg een bankje met daarvoor een ode aan de Jok, dat is een vrouwtjeskievit (zie foto). Maar ook de grutto wordt hier niet vergeten, want achter de eerste boerderij even verderop staat een enorm beeld van een grutto in het land. In de boerderij is het Agrarisch Natuurfonds Fryslân gevestigd.
Ik loop verder over de weg die hier nog steeds Slachte heet en kom warempel twee wandelaars tegen. Ze zijn me al voorbij als ik me realiseer dat dit vrij uniek is, want ik heb er toe nu toe nog geen een gezien. Ik neem nog even vlug een foto op een punt  waar toevallig een modern huis en een ouder huis staan. Smaken verschillen zal ik maar zeggen.
Niet veel later kom ik langs een soort kijkbunkertje. Die naam heb ik er zelf aan gegeven. Je kunt daar in stappen en door een draaibaar vierkant kijkgat kijken naar een aantal verschillende dorpen. Het zal wel leuk zijn, maar een groot plezier doen ze mij er niet mee.
Even later zie ik dat ze bij Camping de Achte bij Wommels feest hebben. Tenminste er staat een grote circustent en een groepje fietsers gaat daar net naar toe. Ik kom er niet langs en loop verder over de Slachte naar de Tjebbingadyk. Op de hoek staat een huis met de naam Gouden Engel, waarvan de betekenis helaas niet te achterhalen is. Ik sla hier rechtsaf en zie Saak met ons busje langs de kant staan. Dat wordt mijn vierde tussenstop. Maar lang maak ik er niet gebruik van. Ik ben nog voldoende zelfvoorzienend en zit in een ritme. Dat probeer ik vast te houden.
Ik kom bij Hidaardersyl en even later over de Hidaardervaart. Het zijn van die buurtschappen waar je doorheen bent voor je er erg in hebt. Er staan nauwelijks huizen. Ik weet niet of dit al onder het Lege Midden valt, maar ook even verderop in De Kliuw zijn de huizen en een boerderij op één hand te tellen. In 2022 telde de buurtschap maar liefst 5 inwoners (al las ik ergens anders 15). De Kliuw is vernoemd naar een soort sluis die hier aanwezig was en die hier klief/klijf of kleef genoemd werd.   
In de Kliuw ga ik linksaf en loop over de Doniadyk naar Reahûs, een afstand van zo’n 2,5 kilometer. Als ik de brug over  de Franekervaart ben gepasseerd, leiden rode voetstappen mij richting de camping. Maar daar trap ik natuurlijk niet in en ik zie dat de rode voetstappen vanaf de camping ook verder het dorp in lopen. Het is een aardige gimmick waarbij men wel goede watervaste verf heeft gebruikt. In Reahûs passeer ik de Sint Martinuskerk, waarin zich een zeldzaam beeldje bevindt uit de 15e eeuw. Ik ben in mijn verslag van de 11e etappe van het Sint Odulphuspad uitgebreid ingegaan op de geschiedenis van de kerk. Het is te vinden op www.metkarstopstap.nl, maar als je ‘met karst op stap’ intypt bij Google vind je het ook. Ik kom nu niet voor de kerk langs maar volg de weg Greate Wierrum die door Greate Wierrum gaat. Deze buurtschap telt vijf adressen met gezamenlijk maar 10 inwoners. Dan heeft Lyts Wierrum dat even ten noordoosten van Great Wierrum ligt er nog heel wat meer, Daar heeft men nog zo’n 70 inwoners. Overigens is Lyts Wierrum een prachtig ‘dorpje’, echt schitterend gelegen om een enorme kerk. Maar ik zie het vandaag alleen maar als een groene enclave in het landschap liggen. Zelfs de kerk is vanaf de oude slachtedyk (hier de Hegedyk) nauwelijks zichtbaar. Na bijna een kilometer over deze weg sla ik rechtsaf richting Boazum. De weg heet hier weer ouderwets Slachtedyk. Ik heb nog twee koeken in mijn rugtas en eet ze beide maar op omdat ze in het zakje behoorlijk aan het verkruimelen zijn. Ze zijn erg zoet en ook nog eens peperduur €1.68 per stuk. Maar dat even terzijde. Ik heb ze nog maar net achter de kiezen als ik op de Slachtedyk ons busje zie staan. En ja daar staat een verrassing op mij te wachten: Saak heeft kopje thee met een lekkere abrikozenflap voor mij klaargelegd. Met een zucht begin ik aan deze lekkernij, die gelukkig minder zoet is dan de koeken die ik al achter de kiezen heb. Maar om eerlijk te zijn was het wel iets te veel van het goede, want even later loop ik bulkend en boerend verder richting Boazum. Daar kom ik vandaag niet doorheen. De Slachtedijk loopt er omheen zodat ik van Boazum nauwelijks wat te zien krijg. Ik moet namelijk na het spoor niet over de Suderdyk, maar over de Sylsterdyk. De naam zegt het al daar was een zijl oftewel een sluis. Die bevond zich in de Boazumer Feart. De schotbalken liggen als aandenken aan die keersluis nog keuriig bij de brug.
Als ik even daarna een boerderij gepasseerd ben, kom ik voor de zoveelste keer op een graspad. Hoewel het de avond van tevoren behoorlijk geregend heeft, blijkt het graspad nog helemaal droog te zijn. Dat valt me mee, want als je op internet met Google Earth naar het eind van de verharde Sylsterdyk gaat, zie je de plassen op het pad staan. Ik loop verder over het graspad en kom uit op de weg die ook hier de Hegedyk heet. Deze weg is wat drukker dan normaal op de route (met uitzondering van het stukje Rijksweg bij Herbaijum, maar daar heb je een parallelweg). Soms kom ik een paar auto’s tegelijk tegen, maar over het algemeen valt de drukt mij erg mee. Ik stap keurig in de berm als ik een auto aan zie komen. Ik loop links van de weg.
Na de rotonde in de Yndyk (de N384) loop ik verder over de Hegedyk naar Easterwierrum. Hier kom ik echt doorheen. Easterwierrum heeft een aardig centrum met de Easterwierrumer Aldfeart en een prachtige oude herberg, die, als ik er langs loop, te koop staat. Doodzonde dat zulke historische gebouwen leeg staan.
Het is nu nog maar 2 kilometer naar Raerd en mijn voeten beginnen behoorlijk te gloeien. Ik passeer de Sint-Wirokerk die hier pas sinds 1925 staat. Volgend jaar hebben ze hier dus wat te vieren. Daarna op naar Raerd. Saak komt nog even met ons busje naast mij rijden, maar ik geef aan dat ik gewoon door blijf lopen. Het kostte mij na de laatste stop bij Boazum al moeite om op gang te komen, dus dat moet niet nog een keer. Lopend over de Dille passeer ik De Zwette. Dat is de vaart waar de Elfstedentocht op de schaats over gaat. IK heb verder weinig oog voor deze legendarische vaart en ga na de Dille bij het Hoogspanningsstation linksaf langs de Snitserdyk (de N354). Ik probeer niet te veel aan mijn voeten te denken en probeer vrolijk fluitend (figuurlijk) de laatste 1,5 kilometer van deze marathon te overbruggen. Al snel zie ik de kerk van Raerd staan (mijn eindpunt), maar die is toch verder weg dan ik had gehoopt. Want zelfs na de afslag Raerd moet ik nog 700 meter voor ik bij de eindstreep ben. Ik heb deze keer weinig oog voor de poort van de voormalige Jongemastate en hoop de kerk zo snel mogelijk te zien. Maar ik moet nog even geduld hebben. Er zitten nog een paar bochtjes in de weg voordat de Laurentiuskerk in volle glorie voor mij op doemd. Tot mijn verrassing word ik daar met applaus ontvangen door mijn vrouw en een paar Raerdsters, die Saak van mijn wandeling had verteld. Met 45 kilometer op de teller stap ik over de finish.
Ik laat nog even een foto van mij maken bij het ‘Ein fan ‘e Slachte kuier’ en wil daarna snel naar huis. Dat doen we dan ook. Mijn Slachtemarathon zit er op met dank aan Peter Karstkarel.   

  

Geef gerust je reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Back to Top