8 februari 2022
Vandaag 8 februari begin ik samen met Saak bij de Carolinahoeve in Beetsterzwaag en loop door de dorpsstraat naar de Overtuin van Lyndesteyn. ‘Lyndensteyn is het uit 1821 stammende zomerverblijf van de familie Van Lynden. Het is later door de familie ondergebracht in de Corneliastichting. Deze stichting, genoemd naar de jong overleden Cornelia van Lynden, moest een gratis ziekenhuis voor Friese kinderen in stand houden. Nu dient het oude herenhuis als revalidatiecentrum’. De tuin in de Engelse landschapsstijl is in 1832 ontworpen door de beroemde tuinarchitect Roodbaard. Daarvoor lag er een veel strakkere tuin. In de tuin staat het beeld van de zeegod Neptunis en dat dateert al van 1720. Het is mij niet duidelijk waarom er voor het beeld Neptunis gekozen is. Met de zee heeft Beetsterzwaag bij mijn weten echt heel weinig te maken. In ieder geval is de Overtuin met zijn slingerende vijver, paden en oude bomen beslist de moeite waard en het is dan ook een aardigheid om er doorheen te lopen.
Na de Overtuin komen we even later op een wandelpad, het Posteleantsje, waarna we via De Walle op de Koefenne terecht komen. Dat is een lang pad dat parallel loopt aan de Gerdyksterwei (de weg naar Gorredijk). Het pad zit vol kuilen en een auto die ons achterop komt, hobbelt ons dan ook letterlijk voorbij. Omdat we hebben afgesproken dat Saak aan het eind van de Koefenne via een omweg terug loopt naar de auto zoeken we nog even een zitplaats om ons tweede kopje koffie te drinken. In eerste instantie lopen we naar een berg stammetjes, maar als we er vlakbij zijn, zien we voor een huis een prachtig tweepersoons bankje staan. De heer des huizes is net van plan om in zijn auto te stappen en we vragen hem of we daar even mogen zitten. “Daar staat hij voor,” zegt de man en we nestelen ons op het bankje. We hebben de koffie nog maar net ingeschonken of de heer des huizes komt in zijn auto aangereden, draait het raampje open en zegt: “O, ik zie dat jullie al koffie hebben. (We hadden dat toen nog niet in de gaten, maar de kans is groot dat hij razendsnel wat koffie uit huis gehaald heeft om het ons aan te bieden.) Omdat wij al aan de koffie zitten, schenkt de vriendelijke meneer zichzelf maar een kop koffie in en begint een heel gesprek. Ik zal niet alles herhalen waar we het in het kwartier dat we daar gezeten hebben over gehad hebben, maar als ik hem vertel dat Saak straks terug naar de auto loopt en ik naar Oldeberkoop, zegt hij: “O , ik ben laatst nog naar Oldeberkoop gefietst. We hadden gehoord dat de Geitefok het beeld van Hazes gepikt had en dat wilden we wel eens met eigen ogen bekijken.” Daarna kregen we het nog over zijn huis dat hij eigenhandig in twintig jaar tijd van een krot tot een imposante woning heeft uitgebouwd. Als ik hem vraag of het klopt dat er ergens een monumentje moet staan voor de tramslachtoffers (vroeger liep er langs de Sweagsterwei een tram), is het antwoord: “Klopt. Het was alleen niet duidelijk of de twee op de zelfde plaats zijn verongelukt.“ Nieuwsgierig als ik ben heb ik dat natuurlijk thuis even opgezocht en de feiten zijn dat er in september 1897 twee grasmaaiers uit Lippenhuizen zijn verongelukt. Ze hadden in het logement van Zwart in Beetsterzwaag de nodige borrels gedronken en ‘lagen in beschonken toestand (zo men vermoed) aan den weg op de rails’ volgens een berichtje in het Nieuwsblad van het Noorden. En op 1 maart 1907 lezen we in de krant Land en Volk dat “Gisterochtend ongeveer halftien uur, ontspoorde tusschen Lippenhuizen en Beetsterzwaag, even benoorden het Goddeloze Tolhek, een goederentram’. De tram reed tegen een boom en kantelde, ‘waardoor de machinist en vier anderen, allen werknemers van de Nederlandse Tramweg Maatschappij, brandwonden opliepen, waarvan enkelen ernstig’. (Het was een stoomtram. Vandaar.) Hieraan zijn uiteindelijk twee personen bezweken, zodat het aantal slachtoffers hiermee al op vier staat. In ieder geval was het ongeluk dusdanig ernstig dat zelfs de koningin haar deelneming heeft betuigd.
Nadat we afscheid genomen hebben van de vriendelijke meneer en ik even later van Saak loop ik het pad uit en verder over het fietspad dat het oude tramtracée volgt. Onderweg kom ik bij het Ald Djip (Koningsdiep) het monumentje tegen en maak een foto. Mooi dat er aandacht is voor de geschiedenis. Daarna kom ik nog langs het Goddeloze Tolhek. Hoe komen ze in de lieve vrede aan die naam, vraag ik mij af.. Hierover geeft Wikepedia mij thuis uitsluitsel en ik kan het niet laten dat even te kopiëren: In vroeger tijden zou dit een ongure plek geweest zijn. Een volkslegende vertelt van een visser, die niets anders deed dan vloeken. Toen hij na een ziekbed overleed werd hij bij het tolhek gevonden met zijn hoofd achterstevoren op zijn romp gezet. Volgens het volksverhaal zou dat het werk van de duivel zijn geweest. In een andere sage wordt gezegd dat er een schaatser verdronken zou zijn. Hij schreeuwde om hulp van de bewoners. Hoewel zij hem hoorden hielpen zij hem niet. Er is een verhaal bekend van een drietal in een bootje waarvan twee de derde man buiten de boot wierpen, en hem onder het schip duwden zodat hij niet kon roepen en spoedig verdronk. Toen bij het herstellen van de brug ooit een geraamte werd gevonden en men de tolgaarder om opheldering vroeg, sloeg hem de angst om het hart en hing zichzelf op.’ Kortom allemaal kommer en kwel.
Ik sla even later rechtsaf een zandpad in. Deze komt uit op de Bûtewei. Rechtsaf is richting Terwispel, maar ik ga linksaf, steek de Sweachtsterwei over en zie direct al een bankje. Dat was bij mijn tocht naar Beetsterzwaag ook al het geval: in Lippenhuizen plaatsen ze bankjes. Ik kom na de Bûtewei op een fietspad terecht met op de paal een niet al te duidelijke tekst die me uit het hart is gegrepen: ‘Verboden voor Ruiters’. Dat mogen ze wat mij betreft bij meer fietspaden plaatsen. Ik vind paarden prachtige dieren en gun iedereen zijn of haar hobby, maar als paarden over een schelpenpad lopen, ontstaan er diepe gaten en is de lol van het fietsen voor vooral ouderen voorbij. Kortom naast fietspaden, ruiterroutes aanwijzen. Langs het fietspad vind ik nog twee bankjes, waarbij één bankje achter prikkeldraad staat. Dat is natuurlijk niet zo handig, maar heeft ongetwijfeld te maken met de zaagactiviteiten, want overal zie ik afgezaagde takken liggen. (Et moet eerst op zien malst, veurdat et weer mooi wodt, is een Stellingwarver uitdrukking die hier zeker van toepassing is). Ik kom uit in Lippenhuizen en zie op de hoek bij een gesloten snackbar een prachtig bankje rondom een boom staan. Daar nuttig ik mijn laatste kopje koffie en neem alvast een broodje.
Daarna verlaat ik de gezellig ogende dorpsstraat, de huizen staan nog dicht op de weg en dat heeft wel wat, en loop richting het zuiden via de Buorsterwyk naar de Opsterlandse Compagnonsvaart. Het is een mooi fietspad langs de sportvelden en de wijk. Een dissonant is dat het hek langs de velden niet alleen erg hoog is , maar bovenop ook nog eens drie lagen prikkeldraad telt. Een strafkamp is er niks bij, maar ik neem aan dat er op de sportvelden nog gewoon gevoetbald wordt. Ik schud mijn hoofd en loop verder. Ik passeer de Reitsmadraai en kom even later bij de brug in de Slûsleane die mij bekend voorkomt. Afgelopen zaterdag kwam ik hier ook al langs. Maar volgens Saak was er deze keer niet aan te ontkomen en dus loop ik op het zelfde fietspad als zaterdag, maar nu de andere kant op. En ach, eigenlijk is dat ook helemaal niet erg, want als je de andere kant op loopt ziet de wereld er toch anders uit. Bij Jubbega geen enkel bank. Nadat ik in Jubbega bij een kruising nog even een knooppuntenpijl op een lantaarnpaal heb geplakt (ik zag daar tenminste geen pijl) loop ik via de Singel naar de afslag Hommedraai. Het is een mooie naam, maar de draai is al lang vervangen door een dam merk ik als ik de vaart gepasseerd ben en de Jogchem Alberdaweg op loop. (De weg is vernoemd naar de grootvader van de bekende Joop Alberda.) Jogchem Alberda was in diverse verenigingen actief en heeft veel voor de Jubbegaster bevolking betekend. Wat ik begrepen heb is dat hij daar begon als postbode, maar dat weet ik niet zeker. Kortom, correcties c.q. aanvullingen zijn welkom.
Na een paar honderd meter op deze weg draai ik de Belgische Wijk in, een pad dat al op de kaart van Eekhof van 1848 vermeld wordt. Maar hoe de wijk aan zijn naam komt, is niet bekend. In ieder geval is het geen straf hier langs te lopen. Een paar mensen in opvallende pakken zijn er voor een vastgoed renovatiebedrijf werkzaam. Een van de mannen loopt heel even met mij op naar een Dixie. “Benieuwd hoe deze er van binnen uitziet,” zegt de man. “De vorige zag er niet uit.” Ik loop verder en heb hem niet horen mopperen, dus blijkbaar was deze Dixie in orde.
Ik kom even later op een modderig pad terecht. Afgezien van de modder (het is overal tegenwoordig modderig) is het een mooi pad dat langs de oude ijsbaan van Jubbega Schurega komt. Saak heeft daar nog eens als meisje een wedstrijd gereden, maar meer weet ik er niet van dus zal ze wel niet met een prijs zijn thuisgekomen. Van de oude ijsbaan is trouwens weinig meer terug te vinden. Ik kom uit op de Schoterlandseweg, steek even later de weg naar Gorredijk over en loop even na de Koppenjan weer een zandpad op. Voor alle duidelijkheid, ik noem paden vaak zandpaden, terwijl er soms wel overal losse steentjes in liggen. Ik kom uit op de Buitenweg (hier nog gewoon in het Nederlands). Daarna is het de paden op en de lanen in. Na de Buitenweg moet ik een paar kilometer over het fietspad naar Oldeberkoop. Dat is even doorbijten. In het dorp blijkt de knooppuntenroute nog even door de Molenbos te gaan. Onderweg maak ik nog een een paar foto’s van o.a. een bruggetje met de slingervijver en van het beeld De Blauwe Stad waarvoor mensen uit Oldeberkoop kisten vol blauwe vazen e.d. hebben ingeleverd. De tijd moet bij dit beeld zijn werk doen. Ik ben benieuwd. Daarna kom ik op een klinkerweggetje, groet nog even een oud-buurman die ik bij de brievenbussen tegen kom en loop naar Lunia, waar Saak al in haar roze autootje staat te wachten. Het aardige is dat ik mijn flesje cola, mijn booster-drankje niet heb hoeven gebruiken. De afstanden beginnen te wennen. Op naar de volgende route.