27 januari 2022
Na eerst nog even gezwommen te hebben in onze zwemvijver (de thermometer gaf aan dat het water precies 5 graden was) stap ik nog steeds niet helemaal warm bij Saakje in het autootje. Met afstanden van goed twintig kilometer wandelen hoef je nooit ver met de auto te rijden en nog geen twintig minuten later staan we op het parkeerterrein bij Hotel Appelscha. Nadat we de rugzakken hebben omgedaan lopen we langs het hotel en gaan een pad op dat ons via pretpark Duinen Zathe naar een alleraardigst zandpad brengt met de naam Kerkepad (foto). Op het bord staat Appelstap – Kerkepad. Een beetje overdreven, want hoewel de Lionsclub zich blijkbaar over het pad ontfermt heeft, heet het pad gewoon Kerkepad en had Appelstap gewoon onderaan de tekst moeten staan. Maar dat terzijde. Het is in ieder geval een prachtig pad dat licht slingerend ten noorden van de Westerse Es loopt. Aan de bomen is duidelijk te zien dat het al behoorlijk oud is. Want hoewel de huidige trefkerk van 1903 is stond er daarvoor ook al een kerk, die toen is afgebrand. Hoe oud die was is mij niet bekend, maar het kan best zijn dat het Kerkepad honderden jaren oud is. Het pad loopt nu niet meer tot aan de kerk en we komen uit op de Wester Es, vlakbij de Posthoorn. Daar gaan we de Aekingaweg op en lopen langs Trajectum Zeuvenakkers. Omdat ik niet weet wat het is, zoek ik het thuis op. Ik citeer wat op de eigen site staat: ‘Behandeling: Je wordt hier geholpen als het ergens anders niet lukt. Je krijgt begeleiding, hulp en behandeling die precies bij je past. Ook als je veel last hebben van gedragsproblemen, ben je welkom.’ Dat lijkt me wel duidelijk. In ieder geval ligt het vlakbij het anarchistenkamp, waar ik vroeger nog wel eens gespeeld heb, toen wijlen Oene Bult (hij kwam daar geregeld) samen met mij en een paar anderen in de werkgroep ‘De Vrije Naosie Stellingwarf’ zat. En ik kan het niet laten (het heeft niks met deze wandeling te maken), maar toen Oene eens een persconferentie geregeld had en we in een stampvolle zaal van Het Wapen van Oldeberkoop de vraag kregen of wij net als de ETA (Een eertijds Baskische verzetsgroep) ook met bommen zouden gooien, antwoordde de pacifist Oene gevat: “Als wij ooit met bommen gooien dan gooien we met zure bommen.” En daarmee was de vraag beantwoord.
Na het bungalowpark De Hulsthof komen we een bankje tegen en drinken Saak en ik nog even een kop koffie met daarbij een heerlijk stuk kruidkoek met roomboter. Daarna neem ik afscheid van haar en loop ik alleen verder richting het viaduct over de N371. Ik maak vlak na het viaduct nog een foto van een bord waarop staat ‘Hier groeien en bloeien inheemse zomerbloemen’. Het bord is behoorlijk groen uitgeslagen en het zal niet lang meer duren of het bord is niet meer te lezen. Nadat ik de ingang van het Buitencentrum Drents-Friese Wold (daar mogen we best een beetje trots op zijn) achter me gelaten heb, loop ik richting Langedijke. Het is erg rustig op de weg en daar heb ik uiteraard niks op tegen. Wie schetst mijn verbazing dat ik vlak voor Langedijke een jongeman op de fiets tegen kom die in een korte broek en in een t-shirt op de fiets zit en een mondkapje om zijn kin draagt. Het is echt roetkoud en ik denk ‘hij krijgt in ieder geval geen koude kin’. Ik zie dat hij naar een huis fietst en loop hoofdschuddend verder. Even later zie ik echter die zelfde jongeman mij weer voorbij fietsen in nog precies dezelfde outfit, terwijl ik even later een vrouw dik ingepakt met een muts op en handschoenen aan ook op de fiets voorbij zie komen. Het verschil is wel erg groot en in dit geval heb ik meer affiniteit met de vrouw dan met de jongeman. Ook ik heb een muts op en handschoenen aan en een redelijk warm trainingsjack. Stoere jongens hebben ze daar in Langedijke.
Op de weg door Langedijke kom ik geen mens tegen en ook als ik bij het beeld van de Melker rechtsaf ga, is er niemand op de weg te zien. Niet lang daarna sla ik linksaf een sintelpad op, die mij dwars door de Langedijkster dreven naar de Haerdijk brengt. Mooi dat men (in het kader van de ruilverkaveling??) ook aan zulke fietspaden gedacht heeft. Ik zoek eenmaal op dit pad telefonisch contact met Vera Smit in Tronde. Zij had gereageerd op een van mijn verhalen en gezegd dat als ik weer langs hun huis kwam ik zeker om koffie moest komen. Kijk, dat laat ik mij geen tweemaal zeggen. Probleem is dat ik geen telefoonnummer van haar kan vinden. IK typ haar naam in op Google met daarbij de woonplaats, maar een telefoonnummer krijg ik niet in beeld. Na tien minuten prutsen, ik ben al bijna bij de Haerdijk, klik ik op het fotootje van haar dat bij de reactie van haar op facebook staat. En het wonder geschiedt: ik krijg een telefoontje in beeld en als ik daarop druk gaat de telefoon over. Helaas geen contact. Maar een paar tellen later krijg ik telefoon van haar en nodig ik mezelf uit op de koffie. Ik ben van harte welkom.
Na de Haerdijk kom je op het fietspad dat ten noorden van de Schaopedobbe langs loopt en ook hier (het lijkt wel of de wereld is uitgestorven) kom ik op één persoon na niemand tegen. Ik groet de man op de fiets die duidelijk in gedachten verzonken is en mij met een minuscuul knikje laat merken dat hij mijn groet gehoord heeft. Op dat moment ben ik bijna bij de Peperstraat en ik moet plotseling denken aan het verhaal dat Hendrik Betten uit Elsloo mij ooit vertelde over het bos ten noorden van het pad (ten westen van Puntersbossien). In een hol onder de grond had Berend Hafman, die ook wel dikke Berend werd genoemd daar in de oorlog een clandestiene slachterij. Zoiets plopt dan zomaar op en daarmee verras je soms jezelf. Toen ik ooit van Hammerfest naar Gibraltar fietste, zag ik bij Gällivare in Zweden een berg puin liggen en wist ik meteen dat dat wat met de ijzerertswinning te maken had. Die kennis, mij bijgebracht door meester van Delden op de lagere school, plopte goed veertig jaar later ook zomaar op. Ik vond dat toen verrassend en blijf het verrassend vinden dat je soms dingen weet, waarvan je niet weet dat je ze nog weet.
Nadat ik goed vijftig meter over de Peperstraat ben gelopen (ik blijf het een prachtig straatje vinden) zie ik aan het begin van het fietspad naar de Stobbepoele een reclamebord in de vorm van een varken (foto). Het is reclame van de zorgboerderij waar je zo te zien koffie, ijsjes en kadootjes kunt krijgen, maar geen spek. Het valt in ieder geval op. Na de Stoppepoele kom ik er langs en gezien het aantal auto’s werken daar in ieder geval een aantal mensen. Eenmaal in Tronde is het nog een paar honderd meter lopen naar Vera en Jaap en nadat ik De Lende (Linde staat er nog steeds zie foto) ben gepasseerd duurt het niet lang meer of ik schuif bij hen aan bij de keukentafel. En ja hoor, ik krijg een heerlijk kopje koffie met opgeschuimde melk. Mijn voornemen om hier ook mijn middageten op te eten laat ik snel varen, want we raken zo druk in gesprek over Tronde (beide wonen daar al meer dan vijftig jaar) en de weg door Tronde, die toen ze er kwamen wonen nog gewoon een klinkerweg was. Ik geef hen als kadootje mijn boek Van Huizen en Huisjes, een bundel met kerstverhalen of zoals anderen zeggen Karstverhalen. Jaap wil mij daarop het boek geven dat hij ooit gemaakt heeft. Het heeft als titel ‘Dooie Vliegen’ en met als ondertitel ‘een mepverhaal in rijm en foto’s’. Tot Jaaps verrassing kan ik hem meedelen dat ik het boek al jaren in mijn bezit heb.
Na een klein half uur verlaat ik dit gastvrije stel en loop via de Abbendijk richting Nijeberkoop. Na nog een ommetje door een bosje kom ik bij de kruising met de N351 die ik oversteek. Een paar honderd meter verder ga ik linksaf de voormalige dorpsstraat van Nijeberkoop in, nu een graspad. Het pad liep naar de kerk van Nijeberkoop en naar het oosten toe naar het verdwenen ‘dorp’ Middelburen bij Makkinga. Vroeger een belangrijke verbindingsweg nu een modderig graspad en naar Middelburen is geen pad meer te bekennen. Het kan verkeren. Als het pad een bocht naar het noorden maakt raak ik nog even in gesprek met een paar oudere dames die daar genoeglijk op een bankje met elkaar zitten te keuvelen. Tussen hen in een grote thermoskan. “Zo, lekker aan de koffie zie ik,” zeg ik terwijl ik naar de thermoskan wijs. “Nee, lekkere warme chocolademelk,” is het antwoord. “Maar we hebben de slagroom helaas vergeten.” Ik glimlach, wens hen nog een plezierige dag verder en loop naar de Oosterwoldseweg. Vandaar is het een vierhonderd meter naar de ingang van het Diaconieveen. Daar moet ik in.
Ik merk dat mijn darmen beginnen op te spelen en (ik zal jullie de details besparen) prijs mij gelukkig met het feit dat ik sinds jaar en dag op al mijn wandelingen een rolletje wc-papier in mijn rugzak heb. Ik duik diep de bosjes in, want het blijft toch een beetje een gênante vertoning, zo’n oude kerel die daar verscholen achter een dichte hulstboom op de hurken gaat. Het overkomt mij bijna nooit, maar ik mag wel stellen dat als het moet gebeuren de opluchting groot is. Eenmaal weer op het pad zie ik een man aankomen die mij vriendelijk groetend voorbij loopt. Dat is bij de Wissel . Het pad splitst zich daar even en de paden komen na honderd meter weer bij elkaar. Karren die vroeger vanaf de Tsjonger kwamen, konden elkaar hier passeren maar dat heb ik al eens eerder opgeschreven. Na het Diaconieveen loop ik langs de Catspoele (het is wonderlijk dat de plas zo heet naar een oud bewoner van het huis, die voor zover mij bekend daar verder totaal geen bezittingen had).
Via de zuidkant van de Delleboeren kom ik bij de Plaggenhut (foto), waar ik constateer dat mijn boek Banjeren, daar neergelegd om in te kijken en om wat van de omgeving te weten te komen, al voor de tweede maal door iemand is meegenomen. Gelukkig houdt het informatiekistje dat ik daar neergezet heb het al zo’n vijftien jaar vol. De informatie is nu op een paar A4tjes te vinden. Daarna loop ik over de Hoorn langs de oude pingoruïne en kom bij het meest westelijke punt van De Hoorn. Tot mijn grote verbazing is het klaphek daar verdwenen en mag je er volgens het bord (foto) dat daar geplaatst is nu ook niet meer langs. Natuurreservaat, Verboden Toegang en rustgebied staat er op een hagelnieuw bord. Het vreemde is dat je vanaf de oostkant driekwart jaar bijna de hele Hoorn over mag lopen. Daar staat namelijk vlakbij de plaggenhut een bord met : ‘Voegelbroedgebied, Verboden Toegang van 15 maart tot 1 juli’. It Fryske Gea, moet hier wel heel diep over hebben nagedacht, want ik kan de logica niet bevatten. Bovendien is het dikke onzin om het gebied buiten het broedseizoen als rustgebied aan te merken, want ik heb daar geen vogel op die Hoorn gezien, terwijl het (om het maar eens eufemistisch te zeggen) daar bepaald niet zwart van de mensen was.
Ik stap over een net aangebrachte draad en vervolg mijn weg langs de Tsjonger. Daarna loop ik door het land van Tjerk Hof en over een paar stevige bruggetjes naar de Sterrebos bij Oldeberkoop. Bij het beeld van een voetballer (foto) komt Saak mij weer tegemoet lopen. Ze vraagt me of die voetballer ook een naam heeft. “Ik zou het niet weten,” zeg ik. Daarna lopen we naar de parkeerplaats bij Lunia en rijden naar huis. Ik zie dat ik 23, 4 km gelopen heb. En hoewel ik geen last gehad heb van het feit dat ik in drie dagen twee fikse wandelingen gemaakt heb, ben ik wel blij dat ik weer thuis ben. Op naar de volgende route.














