5 februari 2022
Ik stap vandaag om bijna twintig voor tien voor Lunia uit de auto. Saak had me aangeboden mij naar de Tsjongerbrug te brengen, maar dat is vandaag mijn eer te na. Ik loop de hele route zoals ze die op papier gezet heeft, een afstand van bijna 21 km. Het weer is prima en ik heb de wind een beetje schuin achter me als ik na de Molenhoek en de ronding rondom de oude CAV (nu houthandel Robben), bij de houtzagerij van Freddy Dijkstra de beschutting van de Molenbos achter me laat. Het waait, maar nog niet zo dat de pet mij van het hoofd waait. En wat ik veel belangrijker vind, het zonnetje schijnt zeer regelmatig tussen de wolken door waardoor zelfs een februari-landschap een veel vriendelijker uitstraling krijgt. Ik heb de pas er goed in en ik passeer om even voor tien uur de mij o zo bekende Tsjongerbrug. Bij de Groepsaccommodatie Recreatie Tjongerschans (zo heet dat tegenwoordig) is het zo te zien nog erg rustig. Ook zijn er nog geen tekenen dat er gepoogd wordt de oude schans (die er nooit gelegen heeft, maar wel ooit op papier is ingetekend) zichtbaar in het landschap aan te leggen. Een dappere poging van eigenaar Bart Boersbroek om dat wat in 1672/1673 niet is gelukt alsnog te realiseren. Het enige verschil is dat het nu een vreedzame bestemming krijgt (tenminste als het na al die coronaperikelen allemaal nog doorgaat). Ik houd het in de gaten. Maar al lag er nooit een schans, een post heeft er in de buurt wel gelegen en daar hebben we ook wel de bewijzen van. Enfin na deze korte historische bespiegeling sla ik de Tjongervallei (nog zonder s) in en even later neem ik bij mijn vroegere huis het pad naar de Kiekeberg, de Siebe Annesweg (genoemd naar een boer (1877 gestorven) die hier naast een boerderij veel bezittingen had . De bossen worden ook nog de Siebe Annesbossen genoemd). En ja, elke keer moet ik dan even kijken of de dingen die ik gemaakt heb of geplant er nog staan. Ik zal jullie niet vermoeien met een complete opsomming, maar het doet mij deugd dat de plaggenhut (met pannen) er nog staat en dat de rode beuk helemaal in de noordoosthoek (een afstammeling van de rode beuk bij de landbouwschool in Oldeberkoop) er nog steeds staat en van piepklein boompje langzaam al een boom begin te worden.
De paden in het gebied kan ik wel dromen, want ik heb er in die vijf jaar dat ik er gewoond heb honderden keren gelopen. En toch heeft Saak daar een route bedacht die ik nog niet al te vaak genomen heb. De route leidt me langs het zogenaamde Joodse kerkhof. Vroeger werden plaatsen waarvan men vermoedde dat er iets mee aan de hand was vaak een joods kerkhof genoemd. Archeologisch onderzoek in 1942 heeft uitgewezen dat er op deze plek een middeleeuws kerkje gestaan heeft. Ik ken de plek en loop er aan voorbij zonder acht te slaan op het informatiebord. Dat had ik ook al vaker gelezen. Het pad begint aardig modderig te worden als ik wat afdaal richting een bouwland. Gelukkig is het pad weer wat beter op een heideveldje (benteveldje zou ik zeggen, want het veld staat vol pijpenstrootje en berkjes). Net als ik hardop foeter dat het heideveldje (waar volgens de overlevering complete auto’s zijn begraven) wel enig onderhoud verdient, zie ik dat er in de buurt van de Buitenweg behoorlijk gesnoeid is. Er zijn gelukkig meer tot de conclusie gekomen dat er enig onderhoud nodig is.
Op de Buitenweg loop ik de Jan K. Bosmalaan voorbij en vraag ik mij af waar ik dan toch rechtsaf moet zoals op mijn kaartje staat aangegeven. Er moet ergens een knooppunt staan en dat vind ik gelukkig ook een kleine 200 meter voor de Siebe Annesweg op de Buitenweg komt. Achteraf herinner ik mij dit pad wel, omdat ik er toen ik bij de Kiekeberg woonde wel eens op de crossfiets langs kwam. Bij een bankje stop ik om mijn eerste beker koffie ter drinken. Ik ben weliswaar nog geen uur onderweg maar omdat zitgelegenheden soms dun gezaaid zijn, profiteer ik van dit bankje dat daar als herinnering aan Jeep en Wieke Heida met de mooie tekst ‘loslitte yn us libben, fêsthâlde yn us hert’ door de kinderen(?) is neergezet. Ik maak er dankbaar gebruik van.
Na de koffie loop ik over een smal pad met allemaal hulstbomen naar de N380 en kom daarna al snel op de Eilewijksreed. Omdat ik eigenlijk wel nieuwsgierig ben hoe dat pad die naam gekregen heeft vraag ik het aan een echtpaar dat daar aan de wandel is en waarvan ik het vermoeden heb dat die hier bekend zijn. Het antwoord is ‘Geen idee.’ Daar moet ik het mee doen. Later lees ik op een site met de straatnamen van Oudehorne dat het pad al ‘sinds onheugelijke tijd’, die naam draagt en dat het waarschijnlijk is vernoemd naar Eile die aan deze reed heeft gewoond. Tsja, dat blijft een beetje onbevredigend. Ik vervolg mijn wandeling en zie dat ik vlak langs het kerkhof met de klokkenstoel loop waar men elk jaar het Sint Thomasluiden beoefent. Tussen 21 en 31 december worden hier de klokken geluid om de kwade geesten die de dagen doen korten te verjagen. Het aardige is dat dat elk jaar weer lukt, want de dagen beginnen prompt weer te lengen. Na de Eilewijksreed kom ik bij de Tweede Compagnonsweg (eigenlijk een splitsing) met een prachtig door bomen omzoomd wijkje. Ik heb dat al heel lang een mooi streekje gevonden omdat ik er als jongknaap in het eerste jaar van mijn kweekschooltijd (van die leeftijd ben ik nu eenmaal) regelmatig met een groepje langs gefietst ben. (Later fietste ik vaker alleen en reed ik altijd over de Kiekeberg. Dat was bovendien korter.)
Bij de Oude Singel moet ik rechtsaf. Die moet ik tot het eind toe uitlopen. Maar omdat het rustig is, is wandelen langs een straat bijna nooit vervelend. Je ziet soms de prachtigste huizen en in dit geval ook een prachtig huisje. Het is van rode steen en in de tuin is een jonge vrouw in een overall aan het werk. Mensen in een overall zie je al niet meer zo vaak, laat staan een jonge vrouw in een overall. Een paar honden reageren op mijn aanwezigheid op straat. Als de vrouw me ziet, zwaait ze zo uitbundig dat ik er haast verlegen van wordt. Wat een vriendelijkheid. Zou mijn theorie dat hoe kleiner de huisjes, hoe vriendelijker de mensen dan toch opgaan? In ieder geval zal dit huisje vroeger niet als een tiny house bekend gestaan hebben, maar was het misschien toen wel een uitermate luxe woning in een tijd dat er overal nog plaggehutten stonden. ‘Tiiden hawwe tiiden’, zeggen de Friezen en dat hoef ik niet te vertalen.
Na de Oude Singel loop ik even langs de Gorredijksteweg en daarna de Tsjoele op die later overgaat in De Singel. IK bel Saak dat ik halverwege ben (had ik beloofd). Zij stapt daarna in de auto en rijdt naar het eindpunt en loopt mij een stuk tegemoet. Zo hebben we dat al een paar keer gedaan en dat gaat tot nu toe goed. Maar weer loop ik langs een straat. De Ster van Berkoop kent helaas niet alleen maar zandpaden. Gelukkig is het er net als op de Oude Singel niet erg druk en ik heb alle tijd om rustig om mij heen te kijken. Ondertussen voel ik dat ik honger begin te krijgen en kijk ik uit naar een bankje. Mooi niet dus en ik kom uiteindelijk terecht op een paar bielzen die mensen daar als erfafscheiding hebben neergelegd. Mijn tweede kopje koffie en een broodje gaan er in als een preek in een ouderling. (Ik heb gezocht naar een uitdrukking met ongeveer dezelfde betekenis omdat ik deze uitdrukking al één keer eerder gebruikt heb. Helaas niet gevonden.) Na vijf minuten hijs ik mijn rugzak weer op mijn rug en loop verder richting Jubbega. Ik heb de wind nu heerlijk in de rug en dat loopt toch prettiger dan er tegenin. Eenmaal in het dorp verbaas ik mij over de kastelen van huizen die er gebouwd zijn. Prachtige woningen die het eens straatarme Jubbega een heel andere aanzien en uitstraling geven.
Als ik op de Schoolweg in het dorp loop, zie ik in de verte het prachtige witte huisje waar tot voor kort mijn goede vriend Jelle woonde. Wat was hij trots op zijn woninkje dat hij ongeveer twee jaar geleden had gekocht. Eind november zijn Saakje en ik nog bij hem geweest en heeft Saak Jelle zijn hele familiegeschiedenis uit de doeken gedaan. Een van zijn voorouders was een zeker Dopkewitch en wat hebben we daar (al eerder) een lol om gehad. Een paar weken na ons bezoekje is Jelle plotseling overleden. Bijna even oud als ik lag hij plotseling dood in de kamer. Het heeft mij zeer gedaan en ik zou zondermeer even bij Jelle op de koffie gegaan zijn als hij nog geleefd had. Het enige wat ik daarna nog kon doen is het liedje Suzanne zingen op zijn crematie samen met gitarist Mark. Dat vond Jelle zo mooi dat we dat speciaal voor hem al eerder hadden ingeoefend en opgenomen. Ik kijk nog even naar zijn vroegere woning, merk dat ik een beetje down wordt en sla linksaf de Slûsleane in.
Ik heb de wind plotseling van opzij en aangezien die ook behoorlijk is aangewakkerd, waait mij de pet bijna van het hoofd en wordt het ook frisser. Gelukkig heb ik een muts bij me en de pet verdwijnt in de rugtas. Eenmaal bij de brug in de Slûsleane merk ik dat de nummers van de knooppunten op mijn blaadje niet overeen komen met de nummers op de paaltjes langs de weg. Dat is geen probleem, want ik weet waar ik langs moet, maar is wel even een aandachtspuntje. Vlakbij Lippenhuizen staat zomaar weer eens een bankje en dat mag Jubbega zich aantrekken. Ik maak er geen gebruik van, maar is voor de vermoeide wandelaar of fietser zeker soms een uitkomst. Ik maak op de T-splitsing nog even een foto van de karakteristieke watertoren en sla na een paar honderd meter op de Boerestreek linksaf richting de Lippenhuisterheide en Beetsterzwaag.
En ach, de een of andere onverlaat heeft gemeend de houten paaltjes te moeten omkleden met een kunsstofbuis. De gevolgen laten zich raden. Ik schud mijn hoofd en plotseling moet ik zomaar ineens aan mijn opa Hinkema denken. Hij moet hier ook langs gelopen zijn toen hij van de Miente bij Zandhuizen naar Beetsterzwaag liep om daar in de bossen voor het mandjesvlechten rond 1910 twijgen te snijden. Hij vertelde altijd dat als hij door de Kompenije liep ‘et mes eupen in de buse had, want in de Kompeni’je daor sneden ze’. Dat mijn grootvader het gevecht niet uit de weg ging bleek me al eerder uit een krantenverslag waarbij hij en zijn broer tot 15 gulden boete werden veroordeeld omdat ze in een café ruzie hadden met twee anderen. Die twee kregen elk 25 gulden boete omdat die toen een mes gebruikt hadden en mijn grootvader en zijn broer niet. Maar als hij ging ‘twiegsnieden’ had hij dus sowieso een mes nodig en dus ook altijd bij zich. En lopend op het pad over de heide (beter zou je dat nu het pad langs de Lippenhuister Bentebossen kunnen noemen omdat er maar heel weinig heide meer te zien is) zie ik mijn grootvader op zijn klompen die minstens veertig kilometer lopen met op de terugreis op zijn rug een stapel takkenbossen. En dat deed hij dan een aantal weken elke dag achter elkaar om zo voor de wintermaanden genoegen twijgen te hebben. Ik loop vandaag alleen maar heen en dat vind ik al ver genoeg.
Nog voor het bruggetje over het Koningsdiep komt Saak me tegemoet gelopen en samen lopen we even later bij het prachtige huis ‘Feroaring van Lucht’ langs dat door het boek van Rink van der Velde met dezelfde titel enorm bekend geworden is. (Het is een schelmenroman met de prachtige figuur van Durk Snoad.) Na de brug gaan wij al snel linksaf en lopend door de fraaie bossen van Beetsterzwaag en later door de achtertuin van het gemeentehuis en de dorpsstraat maak ik her en der nog foto’s van prachtige lanen, een mooie spreuk op een balkje (Vriendschap is een vreemd iets, als een dameszadel op een herenfiets) en het prachtige pand van bakker Verloop en het imposante Lyndenstein. En dan zijn we om exact twee uur bij de Carolina Hoeve. Dat is mijn eindpunt en daar staat ook Saak haar auto. En ondanks de lange stukken langs een paar wegen is de eindconclusie toch dat het weer een prachtige tocht was door een schitterend stukje Zuidoost Friesland. ‘A’j et mar zien willen’. Op naar de volgende.