23 februari 2022
Nee, het was niet de bedoeling om vandaag deze route te lopen. De planning was om van Oldeberkoop naar Wolvega te lopen. Helaas was half Weststellingwerf, zo leek het wel, onder water gelopen en zelfs een gedeelte van de Twiede Pieter Boslaene in Oldeberkoop stond gisteren nog blank. In ieder geval kon je zo wel een beeld krijgen van de grote overstromingsramp van 1825 toen maar liefst tweederde van Weststellingwerf onder water stond. Je had echt het idee dat de Vinkeveenseplassen nu ineens in Weststellingwerf lagen. En hoewel ik best wel van zwemmen houd, leek het me dus geen goed idee om mij te wagen aan de tocht door West en heb ik gisteravond maar besloten om het wat hogerop te zoeken en naar de Eese te lopen.
Dus start ik om tien over negen bij Lunia in Oldeberkoop voor mijn tocht zuidwaarts. En omdat ik jullie in mijn wandelverhalen bij mijn weten nog nooit iets verteld heb over Lunia, hier even een zeer beknopte geschiedenis: Lunia is in 1851 gebouwd door Sebald Godfried Manger Cats, die toen griffier was bij het gerecht in Oldeberkoop. Hij trouwde in 1852 met Riemkje Lunia Mulier, die in 1854 beviel van een tweeling. Helaas overleefde Riemkje Lunia dit niet. Een paar weken na de bevalling stierf ze. Sebald Godfried gaf het huis toen de naam Lunia, waarschijnlijk een koosnaam voor Riemkje. In 1855 verhuisde hij naar Wolvega naar Lindenoord, trouwde opnieuw en kreeg nog een paar kinderen. Toen Sebald stierf werd hij begraven naast zijn eerste vrouw en beiden liggen nu in een graf dat aan de noordkant tegen de kerkmuur van de kerk in Oldeberkoop ligt. Piet Willinge Prins heeft in 1895 het pand gekocht en er een verdieping bovenop gezet. Het aardige is dat hij de naam Lunia heeft gehandhaafd. Natuurlijk is er nog veel meer over te vertellen, maar dat past niet in dit wandelverslag.
Nadat ik in de Biezejaegersbrink (een biesjaeger is een jachtopziener, c.q. veldwachter), ook wel de Eerste Koepel genoemd de vijver heb overleefd (het bruggetje kon nog net ‘het hoofd boven water houden’) kom ik al snel in de Koepelbos. Hier en daar is het pad wat blubberig, maar met een paar waterdichte schoenen is dat geen probleem. Eigenlijk is het wel een mooi gezicht dat het water zo hoog staat, waardoor de vijver net iets breder dan normaal is. Als ik bij het fietspad ben langs de Noordwolderweg stel ik tevreden vast dat mijn besluit om vandaag naar Eesveen te lopen met een beetje goede wil geen al te grote waterhindernissen zal opleveren.
Bij De Lende zie ik dat bij de vispassage de schuimkoppen op het water staan, maar ik heb niet de indruk dat De Lende z’n water niet kwijt kan, althans bij Oldeberkoop. In de lagere gebieden in Weststellingwerf zal dat vast anders zijn. Vooral langs het nieuwe fietspad van De Hoeve naar De Blessebrug zal het water ongetwijfeld tegen de zandbulten aan staan die daar voor het nieuwe fietspad (een gebed zonder eind zo langzamerhand, want het kan nog maanden duren voor het klaar is) zijn neergelegd. Benieuwd of daar niet een gedeelte van is weggespoeld. Gelukkig is dat mijn zorg niet en ik vervolg mijn weg langs het koeienrusthuis en langs De Leemweg. Bij de IJkenweg moet ik even naar links en kom dan op de Vrijheidsweg. Dat is een zandpad die helemaal over de Miente loopt. Ja De Miente en niet de Meenthe. In sommige oude atlassen staat het nog wel goed, maar de een of andere onverlaat heeft gemeend de naam te moeten vernederlandsen. Als nazaat van een Mienteger, mijn opa Hinkema heeft zijn jeugd doorgebracht vlakbij de Braandpoele, kan ik mij daar mateloos aan ergeren. Mijn opa kwam niet van de Meenthe maar van De Miente. In ieder geval wordt er op de Miente druk gezaagd. Iemand is in een bosje druk bezig. Ik zie hem niet, maar hoor duidelijk dat hij aan het werk is. De dames moeten het mij maar niet kwalijk nemen, maar ik ga er van uit dat het een man is, al weet ik dat natuurlijk niet helemaal zeker. Maar om nu i.p.v. hem het woordje mens te gebruiken staat me ook tegen. Klinkt ook niet: ik zie het mens niet, maar hoor duidelijk dat het mens aan het werk is.
Enfin al vrij snel na de bocht in de Vrijheidsweg moet ik linksaf. En ja dan duik ik toch nog de blubber in. Maar door op het randje van het pad te lopen, is het te doen. Als ik even later bij een heideveldje een bankje zie staan, weet ik dat ik vlakbij een laagte ben waarvan men het vermoeden heeft dat dat ook wel eens een oude pingo kan zijn. Ik heb daar nog over geschreven in mijn boek Wat West Is toen ik van Staatsbosbeheer de opdracht kreeg de cultuurhistorie van de natuurgebieden van Weststellingwerf te beschrijven. Hoewel dat van die pingo niet zeker is (ik heb daar mijn twijfels over) is het wel prachtig dat ik met dank aan Bertus Wapstra alle poelen van De Miente toen een naam heb kunnen geven. De namen zijn dankzij Bertus aan de vergetelheid ontrukt en hebben nu namen als ‘De poele van Liesje, De Jan Annespoele, de Freerk van Veenspoele en zo nog een aantal namen. Ik moet er aan denken als ik op het bankje mijn eerste kopje koffie nuttig. En wat was het mooi om met Bertus over de Miente te rijden en hem te horen vertellen over de geschiedenis van dat gebied. Wat dat betreft was dat ook maar net op tijd, want een paar maanden later is Bertus plotseling overleden en was er veel kennis verloren gegaan. In het kader van de ruilverkaveling Linde Zuid (1965 – ±1970) werd een groot gedeelte van de Miente bebost en veel ‘huisjes’ werden afgebroken. Nu probeert men de heide weer terug te krijgen.
Als ik even later mijn rugzak weer opdoe en richting de Noordwolderweg loop, blijkt dat De Miente misschien wel hoog ligt, maar beslist niet helemaal droog. Mijn weg wordt versperd door minstens veertig meter water en ik word gedwongen een alternatieve route door de bramenstruiken te zoeken. Die zijn gelukkig nog niet zo hoog en zonder kleerscheuren (letterlijk en figuurlijk) bereik ik even later de Noordwolderweg waar een fietser op een bankje heeft plaatsgenomen en zichzelf ook een kopje koffie in schenkt. “Dat heb ik net ook gedaan,” zeg ik en wijs naar de koffie. De man glimlacht en steekt de hand op. Nee, niet iedereen begint een heel verhaal tegen je te houden als je iets zegt. In de bocht van de Noordwolderweg moet ik de Schapendrift op en kom even later langs Het rooie dorp, waar in het kader van de volkshuisvesting in1920/1921 een twintigtal woningen zijn gebouwd. Tijdens graafwerkzaamheden vond men daar de resten van een kerk en een begraafplaats. In de Franker Courant van 24 februari staat: wetenschappelijk is thans uitgemaakt dat de ontdekte begraafplaats uit de tiende eeuw van onze jaartelling dateert. (Ook van latere datum zijn er vondsten gedaan) Ik weet niet of het ‘wetenschappelijk allemaal waar is’, maar oud is het zeker en dat er een kapel gestaan heeft ook. De kapel is verwoest of gewoon verlaten omdat de boeren door de verbeterde waterhuishouding meer naar het zuiden gingen wonen. In ieder geval is de kerk van Noordwolde op dezelfde kavel gebouwd als de oude kapel.
Bijna tegenover de ingang van het rooie dorp vinden we het Joods kerkhof. De laatste begrafenis vond hier tussen 1885 en 1890 plaats. Een kleine joodse gemeenschap woonde tussen 1770 en 1870 in Noordwolde. Ze hadden daar toen ook een eigen synagoge. Doden krijgen volgens joodse gebruiken eeuwige rust en hoewel er bijna geen steen meer te vinden is, is het mooi dat de begraafplaats behouden blijft.
Ik vervolg mijn weg over de Schapendrift (de naam doet vermoeden dat dit pad vroeger gebruikt werd om de schapen naar de heide te brengen) en kom via de minirotonde op de Jokweg. Ik maak hier een foto van de weg en de bomen. Die bomen stonden er ook al toen ik als kind van elf zwemles kreeg in Noordwolde. Dat begon volgens mij al in mei en dat was dus bibberen en beven. Niet in de laatste plaats door de manier waarop we zwemles kregen. Je kreeg een band om je middel die was verbonden met een soort hengel. Als je hoestend en proestend dreigde kopje onder te gaan haalde de badmeester je weer boven water. In ieder geval stonden we soms van de kou op de Jokweg te dansen om nog een beetje warm te worden voordat we weer naar school fietsten: de lessen waren toen voor schooltijd.
Na nog een poosje gelopen te hebben op de Jokweg (de weg was zo breed dat een span ossen in een juk er naast elkaar kon lopen)moet ik linksaf over een prachtig fietspad: het molenbuursterlaantje. Op de hoek staat uitnodigend een bank en ik maak dankbaar gebruik van deze mogelijkheid om zittend mijn tweede kopje koffie te drinken. Het zit er prachtig. De zon schijnt mij recht in het gezicht en je kijkt daar schitterend de laagte is. De Jokweg ligt duidelijk een paar meter hoger. Wat ik erg leuk vind, is dat iemand daar een stokoude vuilnisbak heeft neergezet voor de passant die wat rommel kwijt moet. Het zijn van die bakken waarin men in het allereerste begin van de vuilnisophaaldienst de rommel kwijt kon. In mijn ogen is zo’n bak nu ontzettend klein, maar de mensen waren er vroeger blij mee en ik nu ook, want het lege kuipje koffiemelk verdwijnt netjes in de bak.
Het is een lust voor het oog als ik de afdaling inzet naar de Noordwoldervaart die hier prachtig door het landschap slingert. Via een pittoresk bruggetje, kom ik alweer langs een bankje dat duidelijk zijn beste tijd heeft gehad. Iets nieuws plaatsen is blijkbaar een heel stuk gemakkelijker dan iets onderhouden. Ik kom op de Molenburen en moet even naar rechts. Ik blijf het een apart idee vinden dan een van mijn voorvaderen hier boer geweest is en de naam Berkenbosch heeft aangenomen in 1812 omdat zijn vrouw die achternaam al had. Met de wijsheid van nu zou je kunnen zeggen dat mijn voorvader toen al een zeer geëmancipeerde man was. En het spijt me voor mijn over en over en nog wat grootvader, maar de zweetdruppels van toen vind je niet meer terug en (om eerlijk te zijn) doet het me emotioneel weinig.
Daarna kom ik vrij snel op een graspad dat naar de Noordwolderweg loopt. Dit is al de zoveelste Noordwolderweg. Maar goed alles beter dan namen als de Distelvlinder, de Dagpauwoog, Landkaartjee en Dambordje. De mensen die dat voor een nieuwbouwwijk in Wolvega bedacht hebben mogen wel een dambord voor hun kop gehad hebben toen ze dit bedachten. De originaliteit spat er van af. Enfin, ik loop langs de Noordwolderweg richting Vinkega (heeft niets met vogeltjes te maken, maar vink is een lichte veensoort) en loop via de Schoollaan naar de Westvierdeparten. Kijk dat vind ik nu wel een mooie naam, omdat die gebaseerd is op de geschiedenis. De veenbazen kochten een vierde part van de landerijen van de boeren om die te vervenen. Van zo’n naam spat de geschiedenis af.
Lopend over de Westvierdeparten (je loopt daar echt op de grens tussen Friesland en Drenthe) kom ik langs het kerkje waar ooit de kunstschilder Rinny Siemonsma heeft gewoond. Ik vind het nog steeds prachtig dat ik over hem een boek heb mogen schrijven; De iene is de aandere niet. Hoogtepunt was zondermeer dat ik samen met Jenny, een oud-vriendin van Rinny, naar mensen in Locorotondo (in het zuiden van italië) ben geweest. Toen we bij kennissen van haar en Rinny aanbelden, bleken de mensen Jenny en Rinny niet te zijn vergeten. Eén minuut later zaten we daar in de pronkkamer en twee tellen later stonden de afgetrapte klompen van Rinny, met de verfspatten er nog op, op de glimmend gepoetste salontafel. Ik kon het nauwelijks geloven, maar het gaf wel aan dat Rinny daar in Locorotondo indruk gemaakt had. Ik maak een foto van het keurig onderhouden kerkje. Een sieraad dat gekoesterd moet worden.
Tsja en dan gaat het na de afslag bij de Karnebeeklaan helemaal mis. Ik moet direct daarna rechtsaf volgens mijn kaartje maar vind alleen maar wat gekleurde pijlen. En als ik eindelijk een paaltje vind met een B-nummer blijkt er geen verwijzing op te staan naar een ander B-nummer, zodat ik er niets mee opschiet. Om kort te gaan, ik verdwaal volkomen. Plotseling lijken alle lanen op elkaar en op goed geluk volg ik maar een groen pijltje. Nadat ik contact gekregen heb met Saak, die mij tegemoet zou lopen, besluit ik mijn koers te wijzigen, omdat ik niet het idee heb dat ik goed loop. Ik loop daarna prompt naar het noorden (de zon schijnt gelukkig) terwijl ik toch echt naar het zuiden moet. In arren moede besluit ik gebruik te maken van Google Maps. Je kunt dan aan een blauw bolletje in ieder geval zien waar je bent en hoe je loopt. Nadat we nog even met elkaar gebeld hebben besluiten we maar los van elkaar naar het Fletcher Hotel Restaurant te lopen. Haar pogingen om mij nog wat wegwijs te maken stranden volledig omdat op haar kaart een heideveld duidelijk te zien is, maar op die van mij niet. Kortom verwarring troef. Wonder boven wonder komen we elkaar bij een prachtige woning met een rond voorhuis toch nog tegen en gezamenlijk lopen we mopperend op de routeaanwijzingen in Overijssel ( met dank aan Roelie. Zie opmerkingen) de laatste kilometer naar het hotel. We zijn het in ieder geval eens: zo moet het dus niet. We zullen ons nog met het laatste gedeelte van de route moeten bezig houden. Het is al tegen twee uur als we in de auto stappen. Ik vind het na meer dan 22 km voor vandaag ook wel welletjes. Het was een prachtige route alleen die Eese………….