15 maart
Om eerlijk te zijn waren mijn verwachtingen niet al te hoog gespannen toen Saakje mij de route naar Donkerbroek overhandigde. Ik was immers al naar Beetsterzwaag gelopen en van Oosterwolde naar Oldeberkoop was ik al via Donkerbroek gelopen. Maar toen ik gisteravond de route bestudeerde, viel het me op dat er paden in zaten die ik nog niet kende.
Kortom, vanmorgen stap ik om even voor negen uur voor Lunia uit de auto met een gevoel van ‘ben benieuwd wat de dag van vandaag me brengt’. De eerste vijf kilometer ken ik op mijn duimpje: via de Molenhoek, achter het oude CAV-gebouw langs en dan bij de Tsjongerbrug rechtsaf. Vlak voor de brug loop ik met mijn hoofd door wat overhangende takken. Een man met een hondje in een mandje voor op de fiets ziet het en zegt ; “had je ruzie met de takken?” “Nou, dat niet,” antwoord ik, “maar ik liep er wel met mijn kop doorheen. Ze hangen over het fietspad.” DE man steekt de hand op en gaat net als ik even later over de brug rechtsaf. Als ik de afdaling bij de brug voltooid heb, is de man al bijna uit het zicht verdwenen. Fietsen gaat toch heel wat sneller dan wandelen. Ik ken de route en na het fietspad kom ik op een graspad. De man met het hondje is het graspad opgefietst, want ik zie hem lopen en even later de fiets omdraaien. Niet lang daarna komen we elkaar tegen en we groeten elkaar als oude bekenden. Als ik ter hoogte van De Hoorn (De Delleboeren aan de andere kant van de Tsjonger) ben, valt het me op dat daar nog een gemetselde uitwatering zit. Het was me eigenlijk nog nooit zo opgevallen en ik heb niet de indruk dat hij nog (veel) water uitlaat. Thuisgekomen kan ik het dan ook niet laten om te proberen die uitwatering via Google Earth te vinden, maar dat is me niet gelukt. Wel is duidelijk dat er op De Hoorn (zie foto) landbouwactiviteit heeft plaatsgevonden. Als je de foto goed bekijkt zie je lijnen lopen die van midden op de foto van linksonder naar linksboven lopen. (De streepjes helemaal linksonder zijn van een gebied dat later bij De Hoorn gevoegd is.) Kortom op wat nu een woest natuurgebied is, werd vroeger geboerd. En de uitwatering zou zomaar kunnen zijn aangelegd om het water uit de oude meander van de Tsjonger af te voeren. Voor de liefhebber: Om de foto nog even nader te verklaren: linksboven zien we nog een stukje van de gekanaliseerd Tsjonger (1886 – 1888), rechtsonder nog een heel klein stukje van een oude meander en rechtsboven de oude pingoruïne waar men tijdens de Tweede Wereldoorlog nog turf uitgehaald heeft in ruil voor tabaksbonnen. Maar genoeg over dit stukje Delleboeren. Per slot van rekening loop ik aan de noordkant van de Tsjonger en daar is ook genoeg te zien. Ik passeer de zwaai en het valt me op dat die precies op een plaats ligt waar de Tsjonger vroeger naar het noorden meanderde. Daar zullen ze ongetwijfeld gebruik van gemaakt hebben.
Als ik bij de afslag ben (het fietspad naar de Tjongervallei) drink ik mijn eerst kop koffie. Ik ben bijna een uur onderweg en heb 5,03 km op de teller staan. Dat is met al mijn gefotografeer geen slecht gemiddelde. Veel tijd verdoe ik niet met koffiedrinken. Ik loop al een poosje in de regen en omdat de bank daar nat is heb ik mijn regenjas uitgetrokken om er op te kunnen zitten. Zo houd ik een droge kont, maar wordt mijn wandeltrui nat. De bekende uitdrukking ‘elk voordeel heb z’n nadeel’ is in dit geval zeker waar. Even rustig zitten is er niet bij en dus zet ik de benenwagen weer vlot in werking en loop via de Tjongervallei naar een alleraardigst pad met bijna alleen maar berkenbomen. (Ik wil het pad al het Berkenpad noemen als ik thuis gekomen tot de ontdekking kom dat het pad (in ieder geval verderop) De Hulstreed heet. Reken ik ook goed.)
In ieder geval is het op het heideveldje, dat halverwege ligt, bepaald niet rustig. Ik zie daar wel 8 of 9 mensen van It Fryske Gea aan het werk. Aan de kleur van het haar te zien zijn dit vooral vrijwilligers die zich hier bezig houden met hout verzamelen en boompjes uitsteken, terwijl zo te zien een medewerker van It Fryske Gea zich over de motorzaag ontfermd heeft. Normaal gesproken kom je er geen mens tegen, maar nu is het er dus een drukte van belang. Het onderhoud is noodzakelijk, want als je de heide wilt behouden, zul je de opslag van boompjes moeten verwijderen. Anders houd je geen heide over. En helaas kan Hilde de schaapherder ook niet overal met haar kudde zijn, dus moet het maar op deze manier.
Bij de Schoterlandseweg moet ik even een paar honderd meter naar rechts en sla dan linksaf. Nu wordt het voor mij interessant, want hier ben ik nog nooit geweest. Het pad loopt langs een boswal en twee bosjes. Als ik over een dam kom, zie ik een man die bij een stuw in een brede wijk wat oefeningen doet. Hij heeft zijn fiets tegen een boom gezet en Ik raak even met hem in gesprek. Ik vertel hem van mijn wandelingen en hij vertelt mij dat hij dat vaker doet om fit te blijven, maar ook om de hond uit te laten. Daar is dus over nagedacht. Als ik hem vraag hoe het bosje heet waar ik straks bij langs moet, blijkt dat het bosje geen naam heeft. “Maar”, vertelt de man mij, “Je kunt er omheen lopen maar ook door het Muddepad. Dat is vernoemd naar de familie die voor aan de weg woonde. Ik groet hem vriendelijk en bedank hem voor de tip. Ik volg het Muddepad een poosje en die komt inderdaad weer uit op het bredere pad dat om het bosje heen loopt. Als ik bijna bij de Leidijk ben, komt de man op de fiets en met hond mij achterop. Ik vraag hem nog even of het nu de familie Mud was waarnaar het pad is vernoemd of de familie Mudde. Het blijkt Mudde te zijn. Als ik hem naroep dat ik het bosje voortaan dan maar het Muddebosje noem, steekt hij de hand op. Een vriendelijke meneer en wie weet krijgt het bosje nu die naam.
Op de Leidijk mag ik over een bekend stukje weg. Dat zit ook in de route Beetsterzwaag – Oldeberkoop. Met zoveel routes is het niet te voorkomen dat iets er zo nu en dan dubbel in zit. Ik vind dat niet erg, vooalr niet omdat ik nu de andere kant op loop en dan ziet de wereld er altijd anders uit. En ik moet even denken aan mijn ervaring in Zweden, toen ik van Hammerfest naar Gibraltar fietste in 2002 en diezelfde weg in 2006 met de auto reed op weg naar de Noordkaap. Plotseling herkende ik op die ellenlange route een stukje weg, omdat ik toen op de fiets achterom gekeken heb. Het gekke is dat dat piepkleine detail mij nog helder voor de geest staat, terwijl ik aan de andere kant heel veel ‘grotere’ dingen gewoon vergeten ben. Het menselijk brein zit soms raar, maar soms ook verrassend in elkaar. Ik passeer het sportveld van de korfbalclub en als ik even later in de regen plaats neem op een stang bij de ingang van het zwembad ( ik heb geen zin om mijn regenjas weer uit te trekken) en van mijn tweede kopje koffie probeer te genieten, voel ik dat ik daar niet te lang moet blijven zitten. Mijn wandeltrui voelt nog steeds klam aan en dan krijg je het als je gaat zitten ook snel koud merk ik. Mijn koffiepauzes vallen deze dag dus in het water, maar gelukkig smaakte de koffie mij goed.
Nadat ik ook It Heidefjild van de voetbalclub uit Jubbega ben gepasseerd (de club viert in 2025 al haar 80 jarig jubileum) kom ik na de kruising op de weg Luxemburg. Ik zou niet weten wanneer ik hier ooit langs gekomen ben. In ieder geval heb je hier de ijsbaan: Winterwille staat er met grote letters op de gevel van de kantine. Twee mannen zijn druk bezig de boel daar op te knappen. IK heb daar grote bewondering voor, want zoveel wille zal de ijsclub de afgelopen winter niet gehad hebben, met maar een paar dagen lichte vorst. Ik wijk af van de knooppuntenroute, maar moet volgens de instructies bij de vijfde wijk rechtsaf. En inderdaad vind ik daar een smal bospad die mij naar It Tsjerkepaed brengt. Dit is vermoedelijk al een stokoude weg, want ik kom er tot mijn verrassing geen mijlpaal, maar een stenen kilometerpaal tegen met 29 km er op. Ik maak er een foto van, want zoveel stenen kilometerpalen hebben we niet meer volgens mij. En dat het pad sowieso al een paar honderd jaar oud is, mag blijken uit het feit dat de oude pastorie (d’âlde pastorije) daar van 1832 tot 1920 gestaan heeft. Daarna werd het een boerderij en sinds 1980 is het een woonboerderij met Bêd & Brochje. (Logies met ontbijt staat er onder, omdat natuurlijk niet elke toerist weet dat Brochje staat voor Breakfast, maar in gewoon Nederlands een ontbijt is en in de Stellingwarven ‘een stokkien brood’. In Ierland hebben ze hun eigen variant. Want toen we daar een keer aan de wandel waren, kregen we er zelfs grote hompen bloedworst bij. Het lag me als een steen op de maag, maar ik kon er wel op lopen.
Na het Tsjerkepaed mag ik weer linksaf en loop voor de tweede maal onder de hoogspanningskabels door die hier als een liniaal over honderden masten kaarsrecht door het landschap lopen. Na de tocht langs een bos kom ik bij een hagelnieuw complex ( op Google Earth was het nog niet te vinden) waar men paarden houdt. Het ziet er in ieder geval gelikt uit en dat zal ook wel de bedoeling zijn. Daarna loop ik en een paar honderd meter over de Dominee Ten Cate weg. (Dominee Ten Cate was de eerste dominee die werd benoemd bij de in 1832 opgerichte Hervormde Gemeente Hoornsterzwaag – Jubbega. Hij heeft het tot 1864 vol gehouden en is in 1900 overleden. Waarvan acte.)
Ik ben hier nog nooit geweest en kom daarna op een pad dat ik enige kilometers mag volgen. Eerst heet het Wykein en later het Jelle Heidapad. Ik loop wel een paar kilometer door rul zand en dat valt niet echt mee. Al blijf ik het mooi vinden dat zulke paden nog bestaan. Daarna kom ik op de Kapellewei. Prompt begin ik het liedje ‘Op de Step’ van Wim Sonneveld te zingen:……. “Jazeker wel”, zei de pastoor, Je gaat rechtuit en als maar door, Kijk zie je die kapel, Die ken je ongetwijfeld wel, En als je daar dan bent, Vraag dan de weg naar Purmerend, dag vent. Op de step, op de step, Ik ben zo blij dat ik hem heb… enz.
Maar vandaag geen kapel gezien. Wel zie ik op deze weg mijn vrouw Saakje die mij hier tegemoet loopt. Samen lopen we na de Kapelweg en Het West over de Luitzen Oetsesweg, Het Hoogezand en een stukje Balkweg naar de ingang van Ontwijk. Bij een klein, maar wel pittoresk plasje, het wordt de Baggelpetten genoemd, omdat men er vroeger turf uitgehaald heeft, ontbreekt nog steeds het pijltje van de knooppuntenroute. (Had ik doorgegeven.) Je komt er namelijk op een splitsing en het is niet duidelijk hoe je dan moet lopen. Ik weet het nu gelukkig wel. Overigens is dit plasje niet de oude pingo, die ook in het bos aanwezig is. Het leuke van Ontwijk is dat je er naast bos en waterpartijen ook nog heide kunt aantreffen en een oud doolhof. (Vroeger had het zelfs een heuse wielerbaan. ) En hoewel we niet langs het oude doolhof lopen, zien we wel tussen de bomen door de Faunatoren, die op dat oude doolhof staat. In de toren is plaats voor verschillende dieren. Het is er als kunstwerk geplaatst en kun je vinden in mijn laatste boek Kunstwerken aan de Weg.
Bij de uitgang van Ontwijk aan de Vaart Westzijde maak ik nog een foto van de steen met daarop de namen van de notabelen, die het bos in 1928 gered hebben. Zij kochten toen voor maar liefst 40.000 gulden het bos, het huis en een boerderijtje aan, om de verkoop in delen te voorkomen en daarmee waarschijnlijk ook de kap. Na Ontwijk maak ik nog een foto van het nieuwste beeld Samenwerking en lopen we langs de vaart het dorp in. Bij het Witte Huis staat het roze autootje en daar zie ik dat ik er bijna 23 kilometer op heb zitten. Het was ondanks de lage verwachtingen een prachtige tocht met paden die ik nog nooit had betreden. En zo blijkt maar weer dat zelfs dicht bij huis de wereld nog vol verrassingen zit.