07 De Ster van Berkoop: Oldeberkoop – Oosterwolde

07 De Ster van Berkoop: Oldeberkoop – Oosterwolde

31 januari 2022

Oei, oei, oei. Eigenlijk had ik met dikke letters het woord eigen-wijsheid bovenaan dit verhaal moeten zetten. Normaal gesproken schrijf je dat woord zonder streepje in het midden, maar ik wil er een dubbele betekenis mee aangeven. Want het woord eigenwijs heeft als betekenis (Van Dale) dat je óvermatig vertrouwd op eigen kennis, maar als je het op mijn manier schrijft kan het ook de betekenis hebben van mijn eigen wijsheid. Ik weet niet of een Neerlandicus het met deze redenering eens is, maar ik geef er vandaag die betekenis aan. Maar laat ik bij het begin beginnen.

Als ik om kwart voor elf vanaf Lunia in Oldeberkoop de Molenhoek in loop, belooft het een mooie wandeldag te worden. Zo nu en dan piekt de zon achter de wolken vandaan en met een goed gevulde rugzak en een blij gemoed zet ik mijn eerste stappen richting Oosterwolde. Bij het Molenaarshuisje in Oldeberkoop (et Meulehusien) moet ik altijd even naar het jaartal kijken dat op de voorgevel te vinden is. 1759 Staat er op en daarmee is het op de Kerk (ongeveer 1125) en het gebouw De Zwaan (het huis met de trap 1720) na, het oudste gebouw van Oldeberkoop. Toegegeven, de molen was al rond 1830 verdwenen, maar het huisje heeft het al bijna 260 jaar volgehouden en dat is toch een respectabele leeftijd. Ik kom langs het Open Stalhuisje waarvoor het beeld Land, Lucht en water van Peter Hiemstra staat. Peter Hiemstra schreef daar zelf ooit over in het Stellingwerfs: “Bi’j de onthulling mos Hans Wiegel een stok textiel in de fik stikken dat om et beeld henne zet was. Mar et geut van de regen, zodat et vuur in et waeter vul.” (Hans Wiegel was in 1991 de commissaris van de koningin in Friesland). Het beeld stond toen voor ‘t Kamphuus, een ouderen woonvoorziening in Oldeberkoop, maar staat nu al weer jaren voor het huisje in de Molenhoek. Ik zie het dan voor me ( ik was er zelf niet bij) hoe de mensen in de stromende regen om het ingepakte beeld stonden en Wiegel wanhopige pogingen doet het beeld in de fik te steken. Maar Wiegel een heel klein beetje kennende, zal hij er zich met een kwinkslag doorheen geslagen hebben.


Ik neem de afslag naar de Molenbos en loop op een afstandje langs de slingervijver, waarvan men blijft volhouden dat die door de beroemde tuinarchitect Roodbaard is aangelegd. Hoewel bij mijn weten de Roodbaarddeskundige, mevrouw Radetzky daar nog nooit een sluitend bewijs voor heeft gevonden, houd ik het maar op een bos dat sowieso in navolging van Roodbaard in de Engelse landschapsstijl is aangelegd. En daar mogen we als Oldeberkoop best trots op zijn. Als ik bij het beeld van Hein Mader langs kom, kan ik het niet laten het beeld even aan te raken. Dat is namelijk meer dan genoeg om het beeld te laten draaien. Bij een dorpswandeling weet ik elke keer weer de meelopers te verrassen met dat onverwachte aspect van het beeld. Daarna ga ik het fietspad op en loop achter houthandel Robben langs even later parallel aan de Prinsenwijk die tegenwoordig officieel de Preenzewiek heet (in Oldeberkoop gewoon de Wiek). Als ik bij de brug over de De Kuunder /Tsjonger kom heb ik al 1,8 km op de teller staan en moet ik rechtsaf langs De Kuunder. Op dit punt moet ik echter even wat opbiechten. Omdat ik voor ik aan de wandeling begon eerst naar mijn moeder in de verzorging in Jubbega ben geweest is het al even na 11 uur als ik bovenop de brug bij Saak uit de auto stap. En omdat ik de weg vanaf Lunia naar de brug wel kan dromen, heb ik voor het verhaal maar even net gedaan of ik dat stuk ook gelopen heb. Mijn oprechte excuses hiervoor.


Na een paar honderd meter verandert het betonnen fietspad langs De Kuunder in een graspad en loop je de rust van de Delleboeren (aan de andere kant van het kanaal) tegemoet. Nee ik ben niet helemaal alleen, want in de verte komen mij een paar mensen tegemoet en als ik achter me kijk zie ik een paar dames met een hond. Maar ik heb er geen last van en vrolijk fluitend stap ik langs het ruisende riet van De Kuunder en de schommelende takken van de nog bladerloze boompjes. Wat opvalt is dat de Wilgen al volop katjes hebben en ik kan het niet laten om er een foto van te maken. Een kleine 600 meter voor de brug in de Alberdalaan (de Betonweg) kom ik weer op een fietspad. Het gaat heerlijk vlot, want ik heb de wind schuin in de rug en het zonnetje laat zich steeds vaker zien. 

En ja, dan kom ik bij de brug in de Alberdalaan. Foeterend op mijn vrouw Saak, die de route heeft uitgezet en de knooppuntennummers heeft opgeschreven kom ik daar tot de ontdekking dat er van de nummering niks meer klopt. Ik weet zeker dat ik rechtuit moet, want ik ben er immers al tig keer langs gekomen. Maar volgens de nummering moet ik daar rechtsaf. Ik kijk nog even op mijn kaartje en zie daar toch duidelijk dat het pad rechtuit loopt. Trouwens, ik ben er heilig van overtuigd dat ik naar de brug bij de Prikkedam moet lopen en dus blijf ik hardnekkig de noordelijke oever volgen. Ik passeer een zwaai (de tweede al) en denk ’wat is het toch mooi dat men die oude elementen van de gekanaliseerd Tsjonger (laat ik vanaf nu die naam maar gebruiken) nog steeds open houdt. Het zijn de plaatsen waar vroeger de schepen konden keren (zwaaien) en herinneren mij elke keer als ik er langs loop dat vroeger de Tsjonger vooral gebruikt werd voor de vrachtvaart. Ik loop stevig door maar omdat de brug van de Prikkedam nog steeds niet te zien is, begin ik mij wel af te vragen, waarom Saak mij zo ellenlang langs de Tsjonger laat lopen. Toegegeven, het verveelt niet zo snel, maar als ik zie dat ik straks langs de andere kant van de Tsjonger nog wel een kilometer terug moet lopen, begint het me toch te vervelen.

Voor de brug zie ik diverse plaatstalen kronkels met de naam Tjonger (zonder s) langs het kanaal staan. Ik maak er maar een foto van, zodat ik jullie beste lezers kan uitleggen dat er op die plaats een bocht (een meander) in de vroegere Tsjonger zat. Eenmaal bij de brug met de prachtige rechtopstaande kano, die moet aangeven dat er hier duizenden jaren eerder mensen woonden ( een bordje met informatie daarover vind je op een goede honderd meter oostelijk van de brug), moet ik weer constateren dat de nummering nog steeds niet klopt. Wel weet ik dat ik weer terug moet lopen, omdat ik zeker weet dat de route op de weg Egyte uit moet komen. (Dat laatste had ik opgezocht). Als ik na een kilometer eindelijk bij het stap ben, zie ik dat ik de juiste nummers weer te pakken heb. Hè, hè. Ik heb haast de neiging om Saak te bellen dat ze me raar te pakken heeft met die nummering en dat een tocht van 1 uur en 25 minuten langs de Tsjonger toch echt wat te veel van het goede is. Maar ik doe het niet en neem om mijn sacherijn wat weg te werken maar een broodje met hagelslag en dat smaakt (het is half een) me na al dat geTjonger gelukkig prima.

Nadat ik de boerderij gepasseerd ben, het is de voormalige boerderij van de familie Sierk Wouters die hier in de oorlog aan maar liefst 25 onderduikers onderdak bood, loop ik het lange zandpad op naar de weg Egypte. En ik kan het niet helpen, maar plotseling zie ik in gedachten de twee onderduikers die door verraad opgepakt en in doodsangst in een wagen gepropt zijn. Een heeft het niet overleefd, maar 24 anderen. dus wel dankzij de familie Wouters. Hun naam wordt hier met ere genoemd. En als je hen gevraagd had waarom ze dat deden hadden ze misschien wel hetzelfde antwoord gegeven als die boer bij Eernewoude die ook een twintigtal onderduikers op zijn boerderij had. “Dat moesten wij doen.”


Eenmaal op de weg Egypte loopt het als een tierelier. Met de wind mee ‘stuif’ ík langs het crossterrein de Prikkedam, waar het op dat moment helemaal stil is. En ook op de Kuinderweg richting Makkinga kom ik geen mens tegen. Wel krijg ik een appje van Saak of ik haast bij het punt ben waarop ik zou bellen. ‘Nee, natuurlijk niet’ denk ik als ik dat zie. Als je me bijna anderhalf uur langs de Tsjonger laat lopen met daarbij ook nog een kilometer terug, dan schiet het niet op. Even later krijg ik haar aan de telefoon en doe mijn beklag over de foute nummers. “Nou, dan is het toch maar goed dat je de route controleert,” is het ontnuchterende antwoord. “Ik vertrek nu en loop je vanuit Oosterwolde wel op de Duistereweg tegemoet.”


Gelukkig hebben de knooppunten op mijn papier geen nieuwe verrassingen en het duurt dan ook niet lang of ik loop door het centrum van Makkinga. Ik blijf het mooi vinden met die dorpspomp en het doet mij goed dat een nieuw huis vlakbij het centrum een uitstraling krijgt die past bij de omgeving. Het is moeilijk voor te stellen dat vroeger de schapen hier verzameld werden voor ze naar de heidevelden werden gebracht. Nadat ik het nieuwe kunstwerk De Pijp (ter herinnering aan de oude zuivelfabriek) even heb bewonderd, loop ik even later door de Grote Singel, waar de schapen vroeger ook langs liepen voor ze bij de heide waren. Een paar jongens zijn aan het crossen op een oud maisveld en zo nu en dan kom ik in de geur van de uitlaatgassen terecht. Dat is gelukkig steeds maar even en ik kijk het tafereeltje naast mij met een glimlach aan. Toen ik zestien was deden we wel eens sla-olie door de benzine en knalden met ons brommertje door Oldeberkoop. Het aardige is dat je de brommer dan niet alleen kon zien en horen maar ook nog een hele poos kon ruiken. Kortom ik gun die jongens hun plezier op het maisveld.


Op de Harken kom ik langs de plaats waarvan men vermoedde dat daar een schans gelegen heeft. Conclusie van Karst: Die heeft er nooit gelegen. Hooguit een post tussen wat natuurlijke heuveltjes, zoals ook bij de Tsjongerbrug bij Oldeberkoop. Mooier kan ik het niet maken. Nadat ik op De Harken bij het Robiniabos ben gekomen, merk ik dat de route wel honderd meter terug loopt parallel aan de weg. Wel constateer ik tot mijn plezier dat in het bos diverse paaltjes zijn geplaatst die precies aangeven waar je langs moet. (Dat was een half jaar eerder niet het geval). Vlakbij de plas van Laagduurswoude kom ik een bekende achterop en raak met hem in gesprek. Ik vertel hem dat ik vandaag naar Oosterwolde loop en dat dat een onderdeel is van de Ster van Berkoop. “Weet ik,” zegt Jan. “Roelie leest jow verhaelties en vertelt me wel es wat over jow waandelingen.” Mijn dag kan al niet meer stuk en nadat ik Jan met zijn hondje gegroet heb, zet ik de stap er weer in. De route voert mij helemaal buiten om en ik zie niet al te veel van de prachtige plas. Wel kom ik nog even langs een visser die op mijn vraag of er wel vis in zit antwoord: “Ja, dat weet ik niet. Ik heb in ieder geval nog niks gevangen.” Ach, het is mooi weer’ denk ik al is het wel wat frisjes.

Eenmaal bij de parkeerplaats zie ik tot mijn verbazing Jan al aankomen. Die heeft duidelijk een kortere route genomen en waarschijnlijk minstens zo mooi. Ik ga dat doorgeven. Eenmaal op de Duistere weg zie ik Saak en gezamenlijk lopen wij onder het viaduct door naar Oosterwolde. De route voert ons door een bosje en (ik had dat al eens eerder gedaan) ik vraag aan drie mensen, die ik toevallig tegen kom of ze ook weten hoe dit bosje heet. Ze halen de schouders op. Het bosje blijkt ook vandaag geen naam te hebben en dat is vreemd. Daarom noem ik het bos nu maar het Zuiveringsbosje, omdat midden in het bos een rioolwaterzuiveringsinstallatie is aangelegd. Is dat in ieder geval duidelijk. Daarna is het niet ver meer voor we vlakbij Hotel De Zon weer in de auto stappen. Helaas moeten we voor dat we dat doen constateren dat er in Oosterwolde aan de knooppunten nog wel mankeert. Maar daar zal ik jullie nu niet mee vermoeien.


Maar voor ik eindig, moet ik op één ding toch nog even terug komen en dat is mijn eigen-wijsheid. Want achteraf blijkt dat ik zo voorgeprogrammeerd was wat mijn routebeeld betreft (ik ken de streek immers van haver tot gort), dat ik een juist aangegeven knooppunt bij de brug in de Alberdalaan totaal niet heb willen zien. Ik had daar gewoon over de brug moeten lopen en dan direct linksaf (en ja dat kende ik niet). Het had mij twee kilometer gescheeld. Met het schaamrood op de kaken heb ik mijn ongelijk bij Saak moeten bekennen. En ik kan jullie wel bekennen, dat viel nog niet mee. Op naar route acht.

One thought on “07 De Ster van Berkoop: Oldeberkoop – Oosterwolde

  1. Hoi, Karst.

    Het Robina bosje is gedeeltelijk van een afrastering voorzien. Er loopt een kudde schapen. De dieren hebben deze week bezoek gehad van waarschijnlijk een wolf.
    Enkele dode en gewonde dieren. De rest liep verdwaasd door de buurt.
    Onderzoek moet uitwijzen of het echt een wolf was.
    Je kunt nog wel in het bosje wandelen maar dan moet je over de draad stappen..

Geef gerust je reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Back to Top